Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

EEN ALLERBELANGRIJKSTE VRAAG

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

EEN ALLERBELANGRIJKSTE VRAAG

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

(3)

Ben lk zo lange tijd met ulieden. en hebt gij Mij niet gekend, Filippus? Joh. 14 : 9a.

De vraag van de Heere Jezus, tot Filippus gericht, is een allerbelangrijkste vraag. Wij mogen deze vraag dus niet naast ons neerleggen. Dat doen wij van nature. Er zijn zo vele andere vragen, waarvoor wij meer aandacht en belangstelling hebben. Voor de vraag: l , , Ben Ik zo lange tijd met ulieden, en hebt gij Mij niet gekend, Filippus? " hebben wij van en uit onszelf geen hart en dus ook geen tijd. Dwazen, die wij zijn, dat wij onze tijd en onze kracht vertobben aan zovele vragen van minder belang, of die zelfs schadelijk voor ons zijn. Zal het wel zijn, dan moet ons deze allerbelangrijkste vraag van de Heere Jezus op de ziel gebonden liggen. Ook hier geldt het woord van de Heiland: „Martha, Martha! gij bekommert en ontrust u over vele dingen, maar één ding is nodig."

Bij het éne nodige bepaalt ons de allerbelangrijkste vraag van onze overdenking. Het is het kennen van de Heere Jezus als onze Verlosser en Zaligmaker, als onze Middelaar. Hij vraagt het ons Zelf: „Ben Ik zo lange tijd met ulieden, en hebt gij Mij niet gekend, Filippus? " Deze gewichtige vraag moet ons dringen, zal het wel zijn, tot zelfonderzoek, en ons dan ook opwekken tot gebed. Gelukkig hij of zij, die er zo werkzaam mee mag worden! O, dat wij leren zoeken de Heere Jezus te kennen. Nog is het de welaangename tijd. Nog is het de dag der zaligheid. Wie weet, hoe spoedig niet meer!

De kennis, waarvan deze allerbelangrijkste vraag spreekt, kan niet verkregen worden op de scholen dezer aarde. De meest vertrouwde oude schrijvers kunnen ons niet geven deze kennis van de Heere Jezus. De diepst ingeleide kinderen Gods kunnen haar niet overdragen. Er is maar één school, waarop zondaren de Heere Jezus leren kennen. Het is de school van de Heilige Geest. En dus moeten wij leren vragen om de ontdekking door die Geest. Wii moeten ontledigd worden van onszelf en van al het onze, zal er plaats zijn in ons hart voor de Heere Jezus en yoor Zijn schatten en gaven.

Wij moeten ook leren vragen om het gebed door de Heilige Geest. De ware, geestelijke kennis van de Zaligmaker wordt alleen verkregen in de weg des gebeds. De Heere wil er om verzocht worden. Hoe nodig en goed is het dus de knieën te buigen en de Heere te smeken om de Geest der genade en der gebeden, Die verlorenen leert roepen om een Redder, zondaren om een Zaligmaker.

Wij moeten leren vragen ook om het geloof door de Heilige Geest. Door dat geloof is het, dat wij tot Christus komen, op Hem neerzinken, en onszelf naar lichaam en ziel, voor leven en sterven, aan Hem toevertrouwen.

„Ben Ik zo lange tijd met ulieden, en hebt gij Mij niet gekend? " Die vraag moet u vooral opwekken tot het gebed, u, die toch met de toestand uwer ziel te doen hebt gekregen. Menig ogenblik van onrust hebt gij doorleefd. Telkens gevoeldet gij u gedrongen de eenzaamheid te zoeken. In de wereld kunt gij het niet meer vinden. Vele beloften hebt gij van de Heere ontvangen. Veel hebt gij naar de ziel mogen genieten. Maar nog staat gij voor de grote zaak. Nog zijt gij niet in de Borg overgegaan en door Hem met God de Vader verzoend.

En nu zijn er juist voor u twee grote gevaren. Het ene is, dat gij gaat twijfelen aan alles, wat gij hebt doorleefd. Gij vraagt: zou het wel waarlijk Gods werk geweest zijn? Er kan zo veel schijnen te zijn, terwijl het tenslotte toch nog niets is. Als 't werkelijk waar bij mij was, dan zou mijn toestand toch niet zo steeds dezelfde blijven. O, ik zal nog voor eeuwig bedrogen uitkomen! — Is het niet een groot gevaar voor menige ziel, dat zij gaat verdenken, wat toch wel waarlijk is het werk des Heiligen Geestes?

Maar er is nog een groot gevaar voor zoekende zielen. Het is dit, dat zij van al hun ervaringen en bevindingen een grond gaan maken, om daarop te rusten. Gebeurt het u niet, dat gij aan het optellen zijt, en dat ge dan heimelijk gaat vertrouwen op al die schone parelen? - — Zo is er wel eens weinig een ernstig zoeken naar de parel van grote waarde. Rust toch niet, voordat gij in Christus geborgen zijt, voordat gij zijt neergezonken op het enige fundament, dat gelegd is, hetwelk is Christus Jezus. Veilig voor de bloedwreker zijt gij eerst, als gij in de ware vrijstad zijt binnengekomen. O, smeek dan met aandrang, volhardend, om de Heere Jezus te mogen leren kennen!

„Ben Ik zo lange tijd met ulieden, en hebt gij Mij niet gekend? " — Deze vraag moet ook bij voortduring opwekken tot het gebed. Diepere inleiding blijft nodig zelfs voor de verstgevorderde van Gods kinderen. Het kennen is aan deze zijde van het graf nog zo ten dele. Er is zoveel, dat uw hoofd vervult en uw hart in beslag neemt. Gods volk moet een biddend volk zijn en blijven, een volk van armen en ellendigen, die op de naam des Heeren vertrouwen. Als gij dan ziet, dat gij de Heere Jezus nog zo weinig kent in Zijn onnaspeurlijke rijkdom, buig dan ootmoedig de knieën en vraag ootmoedig om die Geest, Die van Christus getuigt, Hem verheerlijkt, het uit het Zijne neemt, om het de Zijnen te verkondigen.

„Ben Ik zo lange tijd met ulieden, en hebt gij Mij niet gekend? " — Een persoonlijke vraag is tot u gekomen. Zet haar niet van u af. Daar zijn wij zo toe geneigd. Wij willen rust hebben. Wij worden niet gaarne wakker gestoten. Wij trachten de lastige vrager het zwijgen op te leggen met ons: „Voor ditmaal ga heen."

Wordt ons gevraagd naar onze kennis van de Heere Jezus, dan hebben wij geen tijd om daarover na te denken. Het tijdelijk leven heeft zoveel eisen. Het vraagt al onze tijd, onze aandacht en onze kracht. Van nature laten wij alles voorgaan.

Met nadruk moeten wij er elkander op wijzen, dat het zo uiterst gevaarlijk is ons niet te bekommeren om een zaak zo belangrijk als het kennen van de Heere Jezus. „Hoe zullen wij ontvlieden, indien wij op zo grote zaligheid geen acht nemen? " (Hebr. 2:3a). Is het niet ontzettend Hem te verwerpen, Die de hemel

heeft verlaten, Die Zijn Goddelijke majesteit heeft afgelegd, om hier te lijden en te sterven voor zondaren? — Zonder die Borg kunnen wij niet bestaan voor een heilig en rechtvaardig God. Het is niet te zeggen, wat het zal zijn God te ontmoeten als een Wreker en zeer grimmig. Dan wacht ons het eeuewig verderf van voor Zijn aangezicht. Het zal ondervonden worden, dat Hij Zijn wetten niet straffeloos laat overtreden en dat de toorn Gods blijft op een iegelijk, die de Zoon ongehoorzaam is. Vergeet het toch niet. dat wij door en om onze eigen schuld verloren zullen gaan. Nog wordt ons aangeboden de genade Gods in Christus Jezus. Veracht haar toch niet. Leer als een arm bedelaar de ledige hand er naar uitstrekken. Geen zondaar wordt verstoten, die als een tollenaar bidt: „O God! wees mij zondaar genadig!"

„Ben Ik zo lange tijd met ulieden, en hebt gij Mij niet gekend? " — Als gij, mijn lezer, uzelf enigermate hebt leren kennen, dan kunt gij niet rusten voordat gij ook de Heere Jezus heht leren kennen als uw Borg en Zaligmaker. Er is bij u wel eens een begeren en een vragen. Gij acht het volk des Heeren zeer gelukkig. Gij hebt ogenblikken gehad, waarin het u zo onuitsprekelijk goed was. Toen zaagt gij de nietigheid en de ijdelheid van de dingen der wereld. Gij gevoeldet iets van de heerlijkheid der onzienlijke, geestelijke dingen. Er was begeerte om Gods Woord te onderzoeken, om in de eenzaamheid uw hart uit te storten, om over de hogere dingen te spreken. Gij dacht toen misschien wel, dat uw leven voortaan anders zou zijn.

Maar ach, zo langzamerhand is er verflauwing gekomen. De lust om bezig te zijn in de dingen van het Koninkrijk Gods verslapte. De wereld kreeg weer meer bekoring voor u. En toch, toch durft gij u er niet aan over te geven. Gij weet het te goed: dat is zeker de dood. En nu is er nog wel eens enige verlevendiging, maar toch niet zo vaak. En het is weer zo spoedig weg. Zo blijft de toestand dezelfde, weken, maanden, misschien zelfs jaren lang. Och, dat gij er maar hoe langer hoe minder vrede mee mocht hebben, en er hoe langer hoe meer onrustig onder mocht worden! De Heere Jezus komt tot u, om u wakker te schudden, om u te beschamen met Zijn vraag: , , Ben Ik zo lange tijd met u, en hebt gij Mij niet gekend? " Uw gemis is zo groot, zolang gij Hem nog niet kent. Gods Geest geve u dat zó te gevoelen, dat gij in de nood uwer ziel schreit om vervulling van het ledig binnen in u. De barmhartige Hogepriester heeft het Zelf in Zijn gebed uitgesproken: , , Dit is het eeuwige leven, dat zij U kennen, de enige waarachtige God, en Jezus Christus, Die Gij gezonden hebt."

Ben Ik zo lange tijd met ulieden, en hebt gij Mij niet gekend? "

Gij, die door genade weten moogt, dat gij het eigendom zijt van Jezus Christus, gekocht met Zijn dierbaar bloed, welk een kostelijk voorrecht is het de Heere Jezus enigermate te leren kennen! In Hem is het leven. In Hem is het licht. In Hem is de vrede. In Hem geeft de Vader Zelf Zich aan verloren zonen en dochteren.

Maar nu stelt gij uw voorrecht dikwijls zo weinig op prijs. Dat blijkt wel duidelijk hieruit, dat gij er zo zelden naar staat de Heiland meer en beter te leren kennen. Uw hart haakt naar zovele andere dingen. Het goed dezer wereld, de ere van mensen, ja zelfs de zonde heeft voor u gedurig weer zoveel bekoorlijks. Het kan u zo koud laten, dat de Heiland zo telkens reden heeft tot de vraag: „Ben Ik zo lange tijd met u, en hebt gij Mij niet gekend? " Moge het u maar meer en meer tot een oorzaak van smart en van schaamte en van gebed worden!

Doch, al kent gij Hem maar weinig, gij zijt van Hem volkomen gekend, in al uw aardsgezindheid, in al uw twijfelingen en ongeloof, in al uw nood, in al uw strijd, in één woord: in al uw zonde en ellende. Hij verzekert het aan al Zijn arme en ellendige volk: „Ik ken de Mijnen." Dat is een rijke vertroosting, waarmede ook Simon Petrus nog vertroost werd, toen de Heere Jezus ten derde male tot hem zei: „Hebt gij Mij lief? " Toen mocht de diep gevallen discipel bedroefd antwoorden: „Heere, Gij weet alle dingen. Gij weet, dat Ik u liefheb." En dan is het toch ook waar, wat de grote Profeet toevoegt aan Zijn: „Ik ken de Mijnen", n.1.: „En word van de Mijnen gekend." Gij die in Hem door de kracht des Heiligen Geesetes hebt leren geloven, gij kent Hem, bij alle gebrek, toch enigszins als uw Zaligmaker, als uw Borg, als uw Herder, als uw grote Profeet, als uw enige Hogepriester, als uw eeuwige Koning. En dat weinige is u toch zo rijk en zo kostelijk, dat gij het voor de gehele wereld niet zoudt willen missen.

En bovendien, er is voor allen, die Zijn verschijning hebben liefgehad, een blij vooruitzicht. Eens zal u nooit meer gevraagd behoeven te worden: „Ben Ik zo lange tijd met u, en hebt gij Mij niet gekend? " Alles wat ten dele is, wordt teniet gedaan bij het ingaan in de rust, die er overblijft voor het volk van God. In de hemel zult gij Hem kennen, gelijk ook gij gekend zijt. Daar zult gij met een volmaakte liefde verbonden zijn aan de Vader, aan de Zoon, en aan de Heilige Geest. Daar zal God zijn alles, en in allen. Dan kan er niets meer tussen komen tussen u en tussen Hem. Het is een ongebroken, een ongestoorde, een eeuwige gemeenschap en verborgen omgang. Het is de volkomen vervulling van dit woord van de voorbiddende Hogepriester: „Dit is het eeuwige leven, dat zij U kennen, de enige waarachtige God, en Jezus Christus, Die Gij gezonden hebt." Dat is het volbrachte werk van Immanuël, God met ons:

z.

S. V. D.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 4 augustus 1956

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

EEN ALLERBELANGRIJKSTE VRAAG

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 4 augustus 1956

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's