Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

In kwade reuk?

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

In kwade reuk?

17 minuten leestijd Arcering uitzetten

De kubus van het compromis

In het compromis ligt een afschaduwing van Gods lankmoedigheid met de zondige mens. Toch staat het compromis in kwade reuk bij veel SGP'ers. Maar als niet elk compromis bij voorbaat onacceptabel is, waar liggen dan de grenzen? Drs. P.C. den Uil belicht de kubus van het compromis van meer dan één kant.

Het fenomeen compromis roept in mijn gedachten drie beelden op: een man met een baard, een meisje met een gitaar en aan een conservatoriumstudent orgel die in zijn kerkelijke gemeente voorstelt om voortaan de samenzang ritmisch te gaan doen. Ogenschijnlijk zaken die niets in zich hebben dat verbindt.

Ik zie de verbinding wel. In het aspect van associatie. In de Gereformeerde Kerken wordt al jaren ritmisch gezongen, een nieuwe psalmberijming is ingevoerd en uiteindelijk klinkt van de kansel de bevrijdingstheologie. Toch valt uit de kerkgeschiedenis gemakkelijk te bewijzen dat ritmisch zingen goede papieren heeft. Het meisje met de gitaar leidt de gedachten heen naar Youth for Christ-groepssentiment, 'hallelujah'-geloof of hoe men het ook duiden mag. Toch heeft een snaarinstrument ter ondersteuning van de zang mter aanknopingspunten in de Bijbel dan het pijporgel. De man met de baard doet denken aan provo, revolutionair. Maar niemand kan ontkennen dat de baard als scheppingsgegeven typisch mannelijk is. Verschijnselen krijgen dus hun duiding, hun communicatieve betekenis, door associatie.

Nu de stap naar de politiek. Laten we het maar onverbloemd zeggen: compromis associeert men met het CDA, praktisch ontdaan van beginselgehalte, middenvelder van consensus-noties als respect, fatsoen, samen leven, samen werken. Het is zogezegd een riskante opgave om in SGP-kring over compromis te spreken. Is dit spreken-over al niet de eerste stap op het hellend vlak? In de loop van mijn persoonlijke ontwikkelingsgang ben ik ervan overtuigd geraakt dat in principe de man echt zijn baard mag hebben, het meisje gerust haar gitaar en de gemeentezang natuurlijk haar ritmiek. Maar niet minder dat het wel zo verstandig is om enig begrip op te brengen voor associatieve duidingen. Ook bij het com-

Drs. P.C. den Uil, ALG. DIRECTEUR PROT. CHR. WOONZORGORGANISA­ TIE SABINA VAN EGMONT TE OUD-BEIJERLAND

promis. Daarmee is de toon van mijn bijdrage gezet.

Compromis: een eerste duiding Het woord compromis is afkomstig van het Latijnse woord compromittere, dat betekent: een schikking treffen, een overeenkomst sluiten. Water bij de wijn doen. Kiezen voor het minste kwaad. Het doel heiligt de middelen. Deze trits van vervangende termen is niet equivalent. De bruidegom wilde graag in de absolute stilte van de polder gaan wonen, de bruid dicht bij school en winkels. Het huis aan de rand van de plattelandsgemeente is hun compromis. Maar deze schikking is van ander gehalte dan kiezen voor het minste kwaad. In de zojuist geïllustreerde betekenis van het woord - niet overal je zin in kunnen krijgen - komt het compromis in de politiek veelvuldig voor, zonder dat we dat als een ethisch probleem duiden. Ethisch probleem wordt het als ons geweten in het geding komt, omdat het aan de orde zijnde vraagstuk het verwerpelijke raakt, de strijdigheid met het gebod van God. In navolging van prof. dr. J. Douma in diens Verantwoord handelen, zou ik het compromis willen omschrijven als de noodzakelijke aanvaarding van minder dan iemand op grond van Gods gebod mag en moet nastreven.

Een voorbeeld. In een gemeente wordt voluit door de jeugd gegokt met automaten, zich manifesterend in verslavingsproblematiek. Er kan niet rechtsgeldig ingegrepen worden omdat er geen verordening is. De verordening blijkt politiek slechts haalbaar in de vorm van een regeling waarbij toch, doch op slechts twee plaatsen, automaten opgesteld mogen worden. Verwacht wordt dat het gokken zal verminderen. Gaat ons SGP-raadslid deze verordening aannemen of verwerpen? En ook meteen maar een doorstoot naar een vergelijkbare: de verplaatsing van prostitutie in meerdere straten of wijken naar slechts die ene zone.

‘Compromis’ versus ‘botsing van plichten

Douma verheldert het verschil tussen deze twee begrippen uit de ethiek als volgt. In bepaalde situaties kan het mij zo voorkomen dat ik aan twee geboden moet gehoorzamen die elkaar niet lijken te verdragen. Zo leidt het gebod tot naastenliefde tot de overtuiging dat ik vervolgden moet herbergen, maar ik heb tevens te maken met het gebod de waarheid te spreken als mij gevraagd wordt of er onderduikers in mijn huis zijn. Het probleem ligt dan, om zo te zeggen, bij mijzelf: ik heb voor mijzelf niet helder wat nu geboden is in zo'n situatie. Liegen mag niet. Verraden ook niet.

Bij het compromis is de situatie van andere orde: ik meen zelf wel een helder begrip van het eenduidige gebod te hebben, maar mijn omgeving wil er niet in mee, terwijl ik die omgeving toch ook niet ontlopen kan. Het is als het intrappen van een open deur als wij hieraan meteen de stelling verbinden dat de kwestie van het compromis zich frequenter en intensiever voordoet naarmate (de meerderheid van) de maatschappij zich verder vervreemdt van Gods geboden.

Bij een botsing van plichten moet men kiezen uit twee kwaden. Het compromis wordt verwoord met: kiezen voor het mindere kwaad.

Compromis in kwade reuk

Zoals in de inleiding op deze bijdrage al is aangegeven staat het compromis in kwade reuk. Men denke aan de ontwikkeling na de abortuswetgeving, om maar een politieke actualiteit te noemen.

Dit gegeven - compromis in kwade reuk - moet ons hoeden voor twee uitglijders. De ene is een zodanig compromis te sluiten dat de kwade reuk daardoor inderdaad wordt bevorderd. De andere uitglijder is

om, vanwege de kwade reuk, vooral de onontkoombaarheid van het vraagstuk van het compromis niet te willen zien en personen die zich wel aan die realiteit willen wagen vervolgens te plaatsen in kwade reuk. Er is toch niets mis mee - ja, alles pleit ervóór om het vraagstuk van het compromis te ijken aan wat de Schrift zegt. Om daar vervolgens ook consequenties aan te verbinden.

Zuivere discussie vergt zuivere analyse

Wie de ontwikkeling van de dis­ cussie in protestants-christelijke kring rond homoseksualiteit heeft gevolgd, bemerkt dat deze in twee perioden in te delen is. In de eerste periode staat het gezag van de Schrift niet (expliciet) ter discussie en beweert men dat de exegese altijd verkeerd is geweest: immers, hoe konden Mozes en Paulus spreken over genetische effecten waarvan ze het bestaan niet eens konden vermoeden? Vervolgens ging op grond van methodologische argumenten de overtuiging groeien dat juist omdat Mozes en Paulus onze wetenschappelijke kennis misten, zij geen onderscheid konden maken en dus alle homoseksualiteit moeten hebben verboden. Toen verplaatste de discussie zich: laten de uitspraken van Mozes en Paulus helder zijn, wat zijn hun uitspraken van toen ons nu eigenlijk nog waard? Een discussie over homoseksualiteit is daarmee in feite een discussie over schriftgezag en hermeneutiek. Hetzelfde geldt voor huwen of samenwonen. Of voor het debat over de plaats van de vrouw in huwelijk, kerk of maatschappij. Dergelijke discussies zijn met zodanige helderheid intussen wel gediend: het eigenlijke discussiepunt komt scherp in beeld.

Evenzo kunnen de kwestie van de plaatsing van vrouwen op een gemeenschappelijke kieslijst en de kwestie van de eed van dezelfde basisorde zijn, namelijk die van het compromis. Ogenschijnlijk geef ik mijn mening over de plaats van de vrouw of over de onderschikking van Gods wet aan die van de mens. Maar bij nader inzien betreft het een heel ander vraagstuk, namelijk dat van het compromis. Het is toch volstrekt voorstelbaar dat mijn instemming met een gemeenschappelijke lijst geenszins betekent dat ik het er inhoudelijk mee eens ben dat de vrouw , Bijbels gezien, passief kiesrecht heeft? Ik kan echter zoveel goede effecten van gezamenlijk optrekken van SGP en Christenunie zien, dat ik het aanvaardbaar vind genoegen te nemen met het mindere. Tot de zuiverheid van de gedachtewisseling behoort dan dat voorstanders van samenwerking niet verketterd worden op

titel van vrouwenemancipatie, maar dat een zorgvuldige samenspraak plaatsvindt over de aanvaardbaarheid van het compromis.

Eed

Een tweede voorbeeld betreft de eed. We hebben het voorrecht dat we in de Redelijke Godsdienst van W. a Brakel" een passage over de kwestie van de eed aantreffen die goed aansluit op de binnen de SGP gevoerde discussie. Hoe kan men nu Gods hulp inroepen bij het trouw willen blijven aan goede èn goddeloze wetten? Men lost dat voor zichzelf op door in het hart te denken: voor zover het om goede wetten gaat, helpe mij God Almachtig.

Men maakt dan gebruik van een aequivocatie of zinsbehouding, hetgeen door a Brakel stellig verworpen wordt. Immers, iedereen weet dat men juist door een eed geacht wordt onvoorwaardelijk in te gaan op de kenbare bedoeling van de eedvrager.

De eed zou gemakkelijker liggen als tot de kenbare staatsrechtelijke bedoeling van de eed zou behoren dat men om des gewetenswil zich vrij mag voelen hier of daar uitdrukkelijk geen boodschap aan de (grond) wet(ten) te hebben. Maar als die rek er niet in zit, moet men niet rommelen aan de begripsinhoud van de eed, doch durven stellen dat de eedaflegging een kwestie is die in de ethiek 'compromis' wordt genoemd. Alweer: we discussiëren over het compromis.

De eedaflegging is er slechts aanleiding toe en uiting van. In de pu­blieke betekenis ervan wordt de eed er betrouwbaarder op.

De geboden en het interpretatievraagstuk

Het lijkt zo eenvoudig als aanduiding: genoegen nemen met minder dan het gebod eist. Het gebod is duidelijk. Alleen, we hebben het over het mindere. Toch leren publicaties van onder ons gerespecteerde theologen dat zaken niet altijd zo duidelijk liggen. Waar gaan we op af: op de letter van het gebod of ook en vooral op de geest van het gebod? Niet onbelangrijk, want hiermee hangt bijvoorbeeld tussen de hoogleraren Douma en Velema een verschil in visie op de noodleugen samen. En is godslastering erger dan roddel, abortus erger dan homoseksuele promiscuïteit? Is er, met andere woorden, sprake van onderschikking of van nevenschikking van de geboden? Bekend is dat tegen de vijfdaagse werkweek als bezwaar is ingevoerd dat deze strijdig is met het gebod: zes dagen zult gij arbeiden. Het staat er toch letterlijk in onvervalst Nederlands? Zes is niet vijf. Het is de exegese die vervolgens leidt tot noties als dat het in de context van dit gebod niet om de werkdagen, maar om de zevende dag als rustdag gaat. Nog afgezien van het gegeven dat 'arbeiden' in het Oude Testament veel meer omvat dan het verengde contractbegrip sinds de industriële revolutie.

Sprekend over exegese wil ik kort drie illustraties noemen in de context van het compromis. Het bekende Bijbelse voorbeeld is de scheldbrief van Mozes en het spre­ken van Jezus daarover (Deut. 24, Matth. 19). Verder II Koningen 5. Naaman gelooft in de God van Elisa. Maar straks moet hij weer terug naar zijn heer en hem begeleiden bij het knielen in het huis van Rimmon. Hij zit daar mee! Maar Elisa zegt: ga in vrede. In Prediker 7 worden we vermaand niet al te rechtvaardig te zijn. Is dit een raadgeving om water bij de wijn te durven doen? De exegese dat we niet boven ons menselijk vermogen uit moeten willen stijgen, lijkt mij overtuigender. De mens is immers niet God. De les van deze voorbeelden is dat zowel de fundering van het geoorloofde van het compromis alsook de vraag of in een concreet geval wel sprake is van een compromis, nauw samenhangt met verschillen in exegese. Ook tussen beslist orthodoxe christenen.

Compromis en blikvernauwing

Dit artikel over het compromis in de politiek draagt wellicht bij aan een beeld dat nu juist relativering behoeft: het positioneren van het compromis in uitsluitend de politiek. Vervolgens, in de waan zelf schone handen te houden, kiest men de positie van toeschouwer en op zijn best constateert men probleem-invoelend dat politici in de weinig begerenswaardige situatie verkeren vuile handen te maken door het sluiten van compromissen. Alsof wij in ons niet-politieke beroep of in onze privé-situatie ons niet regelmatig voor de noodzaak gesteld zien 'water bij de wijn' te doen in de hoop tot betere uitkomsten te komen dan door niets te

doen of door 100% gebodsgehoorzaamheid te eisen.

De geloofsbelijdenis van de SGPstemmer zegt dat de roomse mis volstrekt verwerpelijk is. Kan een SGP'er daarom geen directeur van een algemeen ziekenhuis zijn waarin naast de protestantse dienst ook ruimte is voor de mis, voor welke gelegenheid hij overigens wel eindverantwoordelijkheid draagt? Op elk pakje sigaretten staat dat roken de gezondheid schaadt. Maar wat doen we als we erger kwaad te vrezen hebben bij het onthouden van sigaretten aan bijvoorbeeld ernstig onrustige psychiatrische patiënten die naar het rustgevende rokertje snakken kunnen? Het compromis ligt veel dichter bij huis dan wij (willen? ) denken.

Manifestatie van het compromis in de politiek

Als we het erover eens zijn dat kenmerkend voor het compromis het aanvaarden van het mindere ten opzichte van Gods gebod is, moet ook de vraag aan de orde komen of het compromis in de volle breedte van de politieke stof wordt herkend. Als ik mij niet vergis, mogen we ons de vraag stellen of de vanzelfsprekendheid van de inper­king van het vraagstuk van het compromis tot zaken als abortus, zondagsrust e.d. wel zo vanzelfsprekend is. We raken hier de vraag naar de 'even-gewichtigheid' van de geboden. Scherper: we raken hier de vraag naar het object van zondebesef.

Met zondebesef bedoel ik nu niet het besef van persoonlijke zonden. Maar wel het besef van wat wij, maatschappelijk gezien, categoriseren als zonde, als strijdigheid met Gods wet. Voor SGP'ers zijn daarbij zaken als abortus, euthanasie, zondagsontheiliging evident. Maar verbinden wij ook andere probleemstellingen met de categorie 'zonde' waaraan we door middel van besluitvorming meewerken of deze juist helpen matigen en waarbij dus evenzeer de gewichtigheid van het vraagstuk van het compromis om de hoek komt kijken? Er is niet alleen medische ethiek. Er is ook economische ethiek.

De nationale of internationale inkomensverdeling is volstrekt scheef. Het milieu wordt geschaad. Kunnen we ook dit type vraagstukken herkennen in de ethische sfeer die we met de term compromis hebben aangeduid? Of zijn deze kwesties ons daar te gewoon, te zakelijk voor?

In de zijlijn

SGP’ers kunnen gemakkelijk in de positie verkeren dat de meerderheid van de politieke partijen zich vinden kan in een voorstel dat het kwade heeft afgezwakt, doch niet geheel heeft verboden. In zodanige positie kan een SGP'er gemakkelijk principieel tegenstemmen. Men houdt het onverkorte beginsel in brandschone handen protestant omhoog. Het compromis is door anderen gesloten. En heimelijk kan men de uitkomst nog toejuichen ook. Hierbij zou ik drie opmerkingen willen plaatsen.

Ten eerste kan het een oorbare overweging zijn om, zich de luwte van de meerderheid permitterend, een des te scheller protestsignaal af te geven door een volle tegenstem. Ten tweede past desalniettemin de overweging dat, gegeven de realiteit, er wel een besluit moet worden genomen door het betreffende politieke orgaan (de Kamer, de Staten, de gemeenteraad). Dit pleit voor de opvatting dat de SGP'er een standpunt in moet durven nemen alsof de beslissing getalsmatig van de SGP-stem afhankelijk zou zijn. Het gaat niet aan om het compromis volledig 'uit te besteden' aan anderen. In de derde plaats spreekt het voor zich dat het een tegenstemmende SGP'er, indien hij best wel tevreden is over de bereikte inperking van het kwade via de compromisstem van anderen, niet betaamt om afstandnemend of mogelijk zelfs denigrerend te spreken - als zat men puur in de toeschouwersrol - over hen die zich van het compromis meenden te mogen bedienen.

Getuigende politiek? Woorden daad

Men kan de vergaderzaal alleen maar willen benutten als mogelijkheid om het gebod van God te proclameren. Het spreekgestoelte wordt dan bestegen als ware het niet minder, doch ook niet meer dan een preekgestoelte. Men kan zich zelfs aan stemming onttrekken. Het komt mij voor dat de term 'getuigende politiek' of 'getuigenispolitiek' dan een contradictio in terminis is. Politiek is immers naar haar eigen aard meer dan getuigen. Er moet geordend, besloten, geregeerd worden. Maar er is meer over te zeggen. De Schrift verbindt getuigen - mensen de wet lezen - aan doen. Op tal van plaatsen. Er moet gehandeld, opgetreden, geregeld worden. Hier betreft het de opname van een neergeslagen medemens (Lukas 10), daar het plaatsen van een hek op een plat dak als preventie voor dodelijke ongevallen (Deut. 22).

Functionele legitimatie

Niet ten onrechte kunnen mensen verschil beleven tussen het nemen van een besluit door anderen en het in eigen persoon uitvoeren daarvan. De voorbeelden zijn talloos. Je werkt bij een drukker die een advertentie over jazz op zondag in het dorpshuis heeft aangenomen. Jij voert alleen maar uit met je zetwerk. Je bent gynaecoloog en je cliënt heeft besloten tot abortus over te gaan. In je rol van gynaecoloog voer je alleen maar uit. Of je bent burgemeester. Binnen de kaders van wellicht door anderen reeds gemaakte verorde­ ningen houd je de burgerij veilig en vredig. Met legitimatie door terug te grijpen op een rol of taak kan men heel ver komen. Anderen voetballen op zondag of slaan elkaar daar de hersens in, ik voer slechts de administratie van die profclub. De wezenlijke vraag is natuurlijk van basaler orde: wie vraagt van mij dat ik die rol op mij neem? Het land moet bestuurd worden. En christenen hebben een taak in de samenleving. Het is allemaal waar. Maar de geschiedenis van Daniël en het teken van het beest uit Openbaring leren dat de christen niet onbegrensd kan participeren. Sommige rollen kan hij niet aan.

Wat is noodzakelijk?

In mijn definitie van compromis is het begrip noodzaak verwerkt: we nemen met minder genoegen omdat en voor zover zulks noodzakelijk is. Het noodzakelijke is uitdrukkelijk het rechtvaardigende element voor het genoegen nemen met het mindere. Nader beschouwd zijn twee noodzakelijkheden aan de orde.

Wie aan het overheidsbestuur wil deelnemen zonder in de gelegenheid gesteld te worden een minderheidsstandpunt in te mogen nemen, moet genoegen nemen met het mindere, wil men mee kunnen spelen. Noem dit een noodzakelijkheid van spelregel-orde. Maar daarmee is de zaak natuurlijk niet af! Want wat maakt het spelen van het spel eigenlijk zo noodzakelijk? Is het noodzakelijk om ons op een gebied te begeven waarvan men weet dat daar de kwestie van het compromis zich onontkoombaar aan ons zal opdringen? Om nog eens in beeld te krijgen dat het 'lot' van het compromis niet voorbehouden is aan politici kiezen we twee voorbeelden uit andere beroepssferen. Stel voor dat in de ouderenzorg op zeker - niet denkbeeldig - moment euthanasie evenzeer tot het reguliere, collectief gefinancierde pakket behoort als toediening van medicijnen of hulp bij de toiletgang. Men zal dan alleen maar instellingsdirecteur kunnen zijn als men bereid is verantwoordelijkheid te nemen voor het totale zorgaanbod, inclusief doden op uitdrukkelijk verzoek. Maar is het een noodzakelijkheid, een onontkoombaarheid dat een christen verpleeghuisdirecteur wordt? Een tweede, actueel voorbeeld laat zich raden: is het werkelijk noodzakelijk dat een christen ambtenaar van de burgerlijke stand wordt en daarmee voltrekker van een verbintenis tussen twee personen van hetzelfde geslacht? Het lijkt te dwaas voor woorden om in een studieblad van een politieke partij de vraag te stellen of deelname aan de politiek wel zo nodig is! Toch behoort die vraagstelling tot het onvermijdelijke van een eerlijke en zo volledig mogelijke 'weging' van het compromis in de politiek. Als een SGP'er de balans opmaakt van al zijn voor - en tegenstemmen en daarvan vervolgens alle onderwerpen aftrekt die gemeenschappelijk waren met meerderheden die ook zonder SG-P'ers al meerderheden waren, kan dan gesteld worden dat in ethische zin de prijs van het compromis een

batig saldo heeft opgeleverd? Wat de SGP wil proclameren als zijnde tot eer van God en dus goed voor het volk, kan op tal van andere wijzen ook verkondigd worden en tot beïnvloeding leiden, zonder dat er sprake hoeft te zijn van genoegen nemen met het mindere.

Dat kan vanuit de kerk, via infor-matiedragers, via mediatheken, via stille tochten of hoe dan ook. Voor alle duidelijkheid: deze vraagstelling óf het zo is, is per definitie niet gelijk aan de bewering dat het zo is. Deze afweging is aan een ieder die zo nodig (let wel, zo nodig) de politiek in wil. En, niet te vergeten, ook aan een ieder die zijn of haar stemrecht in daden omzet. Want de kiezer staat evenmin aan de zijlijn.

Noten

1. De auteur is ook penningmeester van de Guido de Brès-Stichting. Verder was hij docent ethiek voor de Cursus Godsdienst Onderwijs van de Gereformeerde Gemeenten, gemeenteraadslid in Hendrik Ido Amhacht en medewerker van de SGP-fractie in de Tweede Kamer

2. Uitgave De Banier, Utrecht 1979, deel II, pp. 107-108.

Dit artikel werd u aangeboden door: Wetenschappelijk Instituut voor de Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 april 2007

Zicht | 56 Pagina's

In kwade reuk?

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 april 2007

Zicht | 56 Pagina's