Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Kerkgeschiedenis

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Kerkgeschiedenis

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

In ons laatste artikel maakten wij een begin met de zaak Gruet (1547) en vermeldden een papier gehecht aan de kansel van de St. Pieter, waarop allerei schandelijks aan het adres van Calvijn c.s. stond benevens een bedreiging. Dit was waarlijk een ongehoord feit. De Baad meende dit niet te mogen tolereren. Er kon meer achter zitten. Hij benoemde een commissie, om de dader op te sporen. Al spoedig viel de verdenking op een zekere Jacques Gruet bij de familie Favre niet onbekend. Huiszoeking bij de verdachte bracht zeer bezwarend materiaal aan 't licht, wat neerkwam op een poging tot samenzwering. Ook vond men een opstel in het Latijn, waarin op verschrikkelijke wijze met de Heilige Schrift en Christus de spot werd gedreven.

Gruet weigerde echter te bekennen. Toen legde men hem op de pijnbank en bekende hij het schandelijke stuk opgesteld te hebben. Maar dit was voor de rechters niet genoeg. Zij wilden hem door nieuwe folteringen ook dwingen zijn medeplichtigen te noemen. Maar te midden van de hevigste pijnen en smeken om genade deed hij dit niet.

Bij dit afschuwelijk toneel was ook de oude Favre aanwezig. In zijn verbolgenheid zei deze: „Indien de bisschoppen uit vroeger dagen waren opgetreden

als de huidige predikanten, zouden wij het nimmer verdragen hebben. „En zich tot Gruet wendend, zei hij: „Ik zal weggaan en niet terugkeren, zolang Genève onder de predikanten blijft."

Gruet werd veroordeeld om onthoofd te worden. Vóór zijn dood schijnt hij tot bekering gekomen te zijn. Althans dit schrijft Calvijn aan Viret: „Wonderlijk was de bekering van deze man, wonderlijk de vastheid, waarmee hij de dood inging."

Op ons kon deze wijze van rechtspleging niet anders dan een smartelijke indruk maken. Let wel, ik roep hier niet het medelijden voor het goddeloze libertinisme van Genève in. Het ging inderdaad om Christus' zaak. Daarvoor streed de hervormer; al zou het hem ook het leven gekost hebben.

4. Nieuwe verwikkelingen.

Hevige stormen zouden in de komende jaren over Genève gaan. Maar Calvijn week niet, hoe vejrmoeiend het vaak voor de man was.

Men mene niet hieruit te moeten besluiten, dat de Reformatie in de stad geen voortgang maakte. Integendeel. Zeer velen waren het, of werden het, met Calvijn en zijn kerkelijke ordeningen eens.

In de nu volgende periode zijn het weer Perrin, verder een zekere Barthelier en een voormalige karmelieter monnik, Bolsec, die van zich doen spreken, waarbij we gerust ook de Raad (1) mogen noemen.

Perrin is ons reeds bekend. Scheen hij aanvankelijk wat rustiger geworden, meer en meer ontpopt hij zich als leider der oppositie. „Ondanks herhaalde verzoening met Calvijn probeert hij hem het voetje te lichten."

Feitelijk ligt er in al zijn handelingen, hoe onschuldig schijnbaar, een aan de kant zetten van de Kerkorde; en daarmee verbonden een verzet tegen de kerkelijke tucht.

In de zaak Bolsec stond de Raad geheel aan de zijde van Calvijn. Het ging over het leerstuk der praedestinatie. Bolsec had tegenover Calvijn uitdrukkingen gebezigd, alsof deze God beschouwde als Juppiter tonans (de dondergod). De Raad hoorde de ernstige kwestie aan, maar besloot zeer voorzichtig te werk te gaan en vroeg de genabuurde kerken om advies. De adviezen kwamen binnen. Het bleek echter maar al te duidelijk, dat er in het Zwitserse onder de broederen nog ver van overeenstemming bestond over genoemd leerstuk en dat dus Genève (Calvijn) in de calvinistische formulering alleen stond.

Bazels opinie was: Er is een verkiezing, maar — het geloof is een voorwaarde voor de zaligheid en het ongeloof is de oorzaak van de verdoemenis. Het beste was maar zo weinig mogelijk te disputeren en te blijven bij de eenvoudigheid van het evangelie.

Zurich was wel voor de praedestinatie, maar de partijen moesten in dezen niet zo overmatig ijverig zijn. En Bern sprak alleen maar over verzoening. Al dat gedisputeer zou de zaak van het evangelie maar schade doen. Men kreeg er maar een slechte naam door! Neuchatel (waar Farel stond) gaf ongevraagd advies en noemde Bolsec een Judas Iscarioth. De tijd zou 't leren!

Had Calvijn geen reden om ongerust te zijn bij het lezen van zulke slappe, onbelijnde adviezen?

De geneefse predikanten besloten dan ook een schrijven aan Zurich te richten tot verduidelijking van hun standpunt. Kort en goed, het einde van de zaak was, dat de Raad Bolsec strafte met verbanning.

Maar men was er nog niet met den veroordeelde. Kon hij Calvijn bij zijn leven niet treffen, hij zou het doen als de hervormer gestorven was en een echte Judas blijken. Hij was na zijn verbanning weer teruggekeerd tot de roomse kerk en stond zelfs onder bescherming van de aartsbisschop van Lyon, die hem met een jaargeld bedacht.

In 1577 verscheen van het heerschap, dus na de dood van Calvijn, een levensbeschrijving over de hervormer, zó intens gemeen, zó lasterlijk, zó vuil, dat het meer dan erg was; waarin hij Calvijn ook in zijn zedelijk leven op de gruwzaamste wijze aantastte.

Al zijn haat was in dat boek opgetast. Het is dan ook later een kostelijke bron voor vele vijanden geweest om er uit te putten.

Eerlijkheidshalvei moet ik echter vermelden dat niet alle roomse schrijvers dit gedaan hebben.

Integendeel. Er waren er onder hen, al waren ze het dan niet met Calvijn eens, die dat bedrijf verafschuwden en hun geloofsgenoten waarschuwden en raadden zich van dat boek te distantiëren. Maar, gelijk het meer gaat, het kwaad gerucht vindt gemakkelijk ingang, vooral bij de bevooroordeelde tegenstanders, die glunderden en genoten van al dat vuil, over Calvijn nog na zijn dood uitgestort.

Dit artikel werd u aangeboden door: Jeugdbond Gereformeerde Gemeenten

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 14 oktober 1955

Daniel | 8 Pagina's

Kerkgeschiedenis

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 14 oktober 1955

Daniel | 8 Pagina's