Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Beperkende maatregelen voor het openbaar streekvervoer

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Beperkende maatregelen voor het openbaar streekvervoer

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

door de heer Van Rossum

EEN GOED BEGIN IS HET HALVE WERK

Onze fractie moet constateren, meer met een gevoel van verdriet dan van blijdschap, dat er onzerzijds geen bezwaren bestonden uit sociale overwegingen het openbaar vervoer te subsidieren, doch dat afdekken van tekorten altijd gepaard zal moeten gaan met zeer stringente eisen aan de bedrijfsvoering op de weg en in de garages. Dat is vele malen in schriftelijke stukken, in commissievergaderingen en in openbare debatten naar voren gebracht.

Het was jarenlang een geroep aan dovemansoren. Nu komt er een norm en ontstaat er een volksoproer van mensen, die nooit in een streekbus zitten, omdat bij het wijzen naar het openbaar vervoer als het ware op de heiligheid van hun afgod wordt afgedongen. Velen schreeuwen mee, als destijds met Demetrius in Efeze: , , Groot is de Diana der Efeziers", maar velen weten nauwelijks wat zij roepen. Is het tekort op het openbaar vervoer niet één van de sterkst stijgende posten op de rijksbegroting? Kan de Minister nog eens de cijfers geven? Is het niet logisch dat er ernstige wildgroei ontstaat op deze manier, als alle verliezen zonder restrictie door het Rijk worden afgedekt? Is het juist om staads maar ach en wee te roepen over de onderbezetting van de particuliere auto's, als de bezetting gemiddeld 1, 5 persoon is? Dit is altijd nog één bezettingsgraad van 30%, terwijl de nu getroffen maatregel van de Minister bij streekbussen - uitsluitend 's avonds, zaterdagen en zondagen van toepassing - om minder dan 5 passagiers plus 1 chauffeur gaat. Dat is nog altijd een bezettingsgraad van minder dan 10%.

Is het in een tijd, dat men spreekt over beperking van ruimtebeslag en besparing op energiekosten, niet volkomen voor de hand liggend, dat de voordelen van het openbaar vervoer beneden gemiddeld 4, 5 inzittenden in een nadeel omslaan en dus maatschappelijk eigenlijk niet meer aanvaardbaar zijn? Het eindrapport van het Nederlands Economisch Instituut heeft duidelijk aangetoond, dat een bus driemaal zoveel ruimte vraagt als een auto en in orde van grootte ook driemaal zoveel energie verbruikt. Driemaal 1, 5 is 4, 5; beneden de 4, 5 is geen bus meer te accepteren. In congestiegebieden kan openbaar vervoer een nuttige funktie vervullen, maar slecht bezette bussen vervullen die funktie bepaald niet.

Naar wij uit de pers vernamen, hebben de samenwerkende streekvervoermaatschappijen, weliswaar al enigszins contre-coeur, ingestemd met de 5 personennorm van de Minister, omdat zij de lexica daarvan kennelijk hebben ingezien. Hoe moeten wij overigens het manco in het jaarverslag 1975 van Managementteam Exploitatie Samenwerkende Openbaar Vervoerbedrijven - het ESO - verstaan, waarin niets te vinden is over de bezettingsgraden van de streekbussen? Had men iets te verbergen of is de prachtige foto op de omslag van het jaarverslag, van een bus met één passagier, bedoeld om te wijzen op deze lage bezettingsgraad? Een roep om uitstel om de zaak nader te bestuderen, lijkt onze fractie moeilijk aanvaardbaar. Er is een kast vol onderzoekingsrapporten van Volmulier, Nederlandse Economisch Instituut, Vervoerwetenschappen, EBW, enz. enz.. Er had al jaren geleden ingegrepen kunnen worden. Daarom is ieder uitstel uiterst kostbaar en naar onze mening onverantwoord. De fout is dat men denkt dat groter aanbod meer passagiers geeft, hoewel alle rapporten tot nu toe aantonen dat dit onjuist is. Er zitten - en dat is voor ons niet het minst belangrijk - ook principiële kanten aan het vraagstuk.

Gedeputeerde staten van Zuid-Holland verdedigen het handhaven van lijnen en lijngedeelten in hun brief van 4 augustus j.l. onder andere met het argument dat er mensen in onze samenleving zijn die om principiële redenen van het gebruik van een eigen auto afzien. Het zal de Minister en de Kamer toch bekend zijn - gelukkig - dat er ook vele Nederlanders zijn die om principiële redenen op zondag geen gebruik maken van het openbaar vervoer. Op zondag is er geen woon-werk-verkeer, zijn er geen schoolgaande kinderen, is er geen winkelend publiek enz. Is het dan wonder dat er 's zondags geen passagiers zijn voor het streekvervoer? Is het een wonder dat gedeputeerde staten van Friesland in hun brief van 13 juli jl. schrijven dat er niet minder dan 270 zondagsritten zijn die onder de door de Minister gestelde norm van , , 5" blijven? Is het èn principieel én maatschappelijk niet noodzakelijk om de zondagsdiensten in het streekvervoer te staken, in ieder geval nog rigoureuzer aan te pakken dan nu al het voornemen is?

De heer Van der Doef (PvdA): Ik begrijp niet dat de heer Van Rossum in zijn bijna uitputtende reeks van soorten vervoer op zondag uitgerekend kerkdiensten en het ziekenhuisbezoek overslaat, om over de sport nog maar te zwijgen. Ik vind dat hij erg selectief is vandaag.

De heer Van Rossum (SGP): Vele kerken hebben een onderling geregelde ophaaldienst, hetgeen de heer Van der Doef bekend zal zijn. Leden rijden meestal met elkaar mee. Ook op dat punt is er niet zo'n behoefte aan streekvervoer.

Hetzelfde geldt vaak bij ziekenhuisbezoek. Als de heer Van der Doef en de Minister hier nader op willen ingaan, wil ik nog wijzen op de grote solidariteit die er soms tussen dorpsbewoners is en die hierdoor nog wordt bevorderd. Ik wil dan wijzen op een uiterst reëel en zeer menselijk geschreven artikel in , , Het Parool", een blad dat niet direct op mijn lichaam is geschreven, maar dat misschien de heer Van der Doef wel iets zegt. Ik doel op , , Het Parool" van 28 augustus 1976, waarin duidelijk staat dat er een aantal busloze dorpen in Noord-Holland zijn die zich hierdoor bepaald niet gekweld voelen en dat het de onderlinge hulpvaardigheid verhoogt als er geen bus rijdt op bepaalde, uren en dagen.

Is dat ook niet de ervaring van de Minister in gesprekken met vele dorpelingen in ons land die minder hard roepen dan degenen die soms in politieke fora optreden? Geeft het gebruik maken van een lege bus ook niet dikwijls een zeker frustrerend gevoel, van op andermans zak te lopen of profiteur van gemeenschapsvoorzieningen te zijn? Wat onze fractie betreft, heeft deze Minister een goed startschot gegeven met het stellen van een norm. Er zijn echter nog meer dingen nodig, zoals betere efticientie, het opheffen vanparallelhj.en enz. Een goed begin is in - Ji geval het halve werk en dat wil, en we graag steunen.

TER AFRONDING

In tegenstelling tot onze fractie was de meerderheid van de Kamer weinig gelukkig met het voornemen van minister Wester terp omlijnen met minder dan vijf passagiers per trajectgedeelte in de avond- en in de weekeinduren te kappen. Dit bleek na stemming over de motie van de socialist Van der Doef c.s. om de aanpassing van het frequentieniveau in het openbaar vervoer nader te overwegen. Vóór stemden de aanwezige leden van de fracties van de PvdA, D'66, de PPR, de CPN, de PSP, DS'70 en de WD, alsmede het lid Huijsen. Tevens werd een motie van de christendemocraat P. A. M. Cornelissen c.s. over opstelling van normen voor het voorzieningsniveau van het streekvervoer aangenomen. Gelukkig heeft minister Westerterp namens het kabinet inmiddels de Kamer laten weten dat hij geen uitvoering zal geven aan de motie- Van der Doef. De vijf-personsnorm zal dus gehandhaafd blijven. Budgettaire overwegingen gaven de doorslag. Ter afsluiting nog enkele illustratieve cijfers over de tekorten in het openbaar streekvervoer de afgelopen jaren. We tilden het uit het antwoord van de minister:

, , Ik kan er niet omheen, dat het budgettaire kader ook een randvoorwaarde vormt voor de bevordering van het gebruik van het openbaar vervoer. Cijfers zeggen niet alles, maar ook daarmee moeten wij rekening houden. In 1973 bedroeg het tekort van het streekvervoer f106 min. in 1974 stelde het Rijk f188 min. beschikbaar. Voor 1975 gold een bedrag van f244 nün. en voor 1976 f307 nün., inclusief de vergoeding voor het gebruik van de Pas-65. In het komende jaar zal het bedrag verder toenemen tot f336 min.

In 1972 was de rijksbijdrage ongeveer 25% van de kosten; de reiziger betaalde toen nog 75%. In 1975 gold de verhouding 50-55%. Thans betaalt de reiziger nog gemiddeld 45% van de kosten. Als wij niet komen tot een aanpassing van het aanbod aan de vraag leidt dit tot snel groeiende tekorten."

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 4 november 1976

De Banier | 8 Pagina's

Beperkende maatregelen voor het openbaar streekvervoer

Bekijk de hele uitgave van donderdag 4 november 1976

De Banier | 8 Pagina's