Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

PREEKBESPREKING OP DE KERKENRAAD

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

PREEKBESPREKING OP DE KERKENRAAD

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Met de regelmaat van de klok verschijnen er boeken en boekjes over de prediking. Geen wonder, want de prediking van het Evangelie is immers het heilsmiddel bij uitstek. ‘Het geloof is uit het gehoor en het gehoor door het Woord van God’ (Rom. 10:17). ‘Het heeft Gode behaagd door de dwaasheid van de prediking zalig te maken hen die geloven’ (1 Cor. 1:21). De Heilige Geest bewerkt het geloof in onze harten door de verkondiging van het heilig Evangelie (HC vraag en antwoord 65). Opmerkelijk dat er in de titels van allerlei boeken over de prediking een crisisachtige sfeer wordt opgeroepen. Om een paar voorbeelden te geven: ‘Wat mankeert er tegenwoordig aan de prediking?’, ‘Prediking in de crisis’, ‘De boodschap en de brug’, ‘Gebeurt er nog iets? Over prediking en hoorcrisis’, ‘Heeft preken nog zin?’ Nu gaat het mij in dit artikel niet om de vraag of deze sfeer terecht is — daar zou veel over te zeggen zijn. Het gaat ons om de vraag: is er, gehoord allerlei geluiden over de prediking, geen reden te over om binnen onze kerkenraden tijd en ruimte te scheppen voor het gesprek over de prediking?

BELANG

Binnen de PKN verscheen een poos geleden het vierjaarlijkse verslag van het Generale college voor de visitatie. Daaruit blijkt dat een regelmatig evaluerend gesprek over de prediking in de kerkenraden weinig gevoerd wordt.

Uiteraard is dat een constatering die plaatsvindt binnen het verband van de PKN. Het zou interessant zijn om dat eens met betrekking tot het verband van de CGK in beeld te krijgen. Is de aandacht die door kerkenraden aan de prediking gegeven wordt evenredig aan het belang dat de Schrift aan de prediking toekent? Vanuit de enkele gegevens die bij wijze van voorbeeld uit Schrift en belijdenis boven vermeld zijn, hoeft dat belang niet onduidelijk te zijn.

Bij de bevestiging van de ouderlingen wordt onderstreept dat het mede tot hun taak behoort om toezicht te houden op de leer van de dienaar van het Woord, omdat ze daar mede verantwoordelijkheid voor dragen. Nu zouden zij zich er wel gemakkelijk vanaf maken, als ze zouden redeneren: ‘Zolang we geen ketterijen horen, praten we niet over de prediking’. Dat is zeker niet de bedoeling van het formulier.

Het reglement op de kerkvisitatie geeft een nadere invulling van de lijn waarlangs het gesprek over de prediking binnen de kerkenraad zich dient te bewegen. Het is niet toevallig dat de prediking in dit reglement voorop staat. Er wordt gevraagd of de predikant zowel uit het Oude als uit het Nieuwe Testament preekt en samen met de kerkenraad waakt voor een eenzijdige tekstkeuze; en of doorgaans elke zondag uit de catechismus (of eventueel een ander belijdenisgeschrift) wordt gepreekt. Verder wordt geïnformeerd of de predikant bij de bediening van Woord en sacrament getrouw te werk gaat volgens Gods Woord, de formulieren van enigheid en de kerkorde; of hij met stichting de diensten leidt en in zijn prediking de sleutels van het Koninkrijk der hemelen bedient.

Die vragen lijken mij moeilijk te beantwoorden als er niet eerst op de kerkenraad over gesproken is. Daarom vragen visitatoren ook: ‘Komt de prediking regelmatig aan de orde op de vergadering van de kerkenraad?’

Dat is van groot belang. Daarvoor is een aantal redenen te noemen.

1. Het is van groot belang uoor de kerkenraad zelf.

Er kunnen bij de broeders vragen leven die het waard zijn breder besproken te worden. Waarom zegt de predikant deze dingen en waarom zegt hij ze zó? Er kunnen vanuit de praktijk van het huisbezoek onderwerpen worden aangedragen, die bepreekt kunnen worden. Omgekeerd kunnen de ouderlingen vanuit hun kennis over de diepste intenties van de prediking op huisbezoek gerichter vragen naar de vrucht op de prediking (een belangrijke doelstelling van het huisbezoek!).

Wanneer het gesprek over de prediking op de kerkenraad goed gevoerd wordt, heeft dat ook betekenis voor de onderlinge verbondenheid tussen de broeders: men leert daardoor elkaar ook geestelijk beter kennen. En dat heeft weer zijn uitwerking op de manier waarop de ambtsdragers de gemeente dienen.

2. Het is van belang voor de gemeente.

Het gaat er toch om hoe in gehoorzaamheid aan de goede Herder zijn Woord in de gemeente het best tot spreken komt; dat de kudde wordt gediend met een prediking die rekent met haar noden en behoeften.

Wanneer bijvoorbeeld via huisbezoekverslagen soms ook kritische noties over de prediking doorklinken, moet dat niet negatief benaderd worden, maar kan dat aangeven waar mensen ‘gelegerd’ zijn en wat soms in de komende tijd vanuit Gods Woord meer accent dient te krijgen. Dat wil niet zeggen dat zonder meer voor kritiek gebogen moet worden, maar wel dat deze geestelijk verwerkt wordt door kerkenraad en predikant.

5. Het is van belang voor de predikant.

Elk mens heeft iets eenzijdigs en beperkts in zich. Hoe veelzijdig je als predikant ook probeert te preken (en je bent er van Godswege toe verplicht om daar naar te streven!), het blijft altijd ‘ten dele’. Een oudere collega hoorde ik eens zeggen: ‘Elke preek is maar stukwerk’. Waarvan akte.

Daarom is het goed om als broeders samen dit ‘zaaiwerk’ te dragen en te ondersteunen; om de predikant de helpende hand te bieden, op een positief-kri-tische, opbouwende manier.

Persoonlijk ben ik altijd dankbaar geweest voor wijze broeders in een kerkenraad die in een geest van liefde en verbondenheid opmerkingen wisten te maken die hout snijden. Zulke broeders zijn met hun inzichten van onschatbare waarde!

KNELPUNTEN

Nu zullen er lezers zijn die het bovenstaande graag onderschrijven. Toch blijkt het in de praktijk in veel kerkenraden niet gemakkelijk te zijn om uitvoering te geven aan het goede voornemen om regelmatig over de prediking te spreken. Er kunnen belemmeringen of zelfs knelpunten zijn om er als kerkenraad en/of als predikant werk van te maken. Ik noem de volgende.

1. Het agendaprobleem.

Het is een bekende klacht: er ligt zoveel op het bordje van de kerkenraad, dat het er gewoon niet van komt om de prediking op de agenda te plaatsen. En als het onderwerp wel op de agenda staat, zijn er soms dingen die al zóveel tijd vroegen dat het in de verdrukking komt.

Toch: wat het zwaarst is moet het zwaarste wegen. Geloven we werkelijk dat dat de prediking is? Dat daarmee voor de gemeente (en voor onszelf!) eeuwigheidsbelangen gemoeid zijn? Zouden we aan de bezinning daarop dan geen prioriteit geven?

2. Gebrek aan behoefte bij de predikant.

Je bent als predikant kwetsbaar. Je preken gaan, als het goed is, door jezelf heen en zijn in die zin ook een stuk van jezelf.

Toch mag van de predikant een open houding worden verwacht. Hij is niet onaantastbaar, is verantwoordelijk voor wat hij zegt en niet zegt, is een volwassen mens van wie verwacht mag worden dat hij kritische noties biddend verwerkt. En bij een preekbespreking heeft ook hij de gelegenheid om zijn diepste intenties toe te lichten aan de broeders. Zo kan het tot een echt gesprek komen.

3. Gebrek aan behoefte bij de kerkenraad.

Dat kan voortkomen uit een houding van: de dominee heeft ervoor geleerd, die zal het wel weten. Of er kan gemakzucht zijn: als ik in het gesprek over de prediking echt iets te zeggen wil hebben, zal ik me er wèl in moeten verdiepen. Zelfs kan er bij een kerkenraad sprake zijn van een gebrek aan geestelijke betrokkenheid. ‘Verzakelijking’ van kerkenraadsvergaderingen is een reëel gevaar.

Het zal duidelijk zijn dat al dit soort argumenten geen steek houden. Juist als ze zich voordoen, zou bezinning op de prediking wel eens extra nodig kunnen zijn.

HOE?

EI zijn verschillende mogelijkheden om het gesprek over de predking vorm te geven. 1. Het is allereerst goed om meteen na de dienst als kerkenraad en voorganger nog even na te praten over het verkondigde woord. Dat heeft als voordeel dat er op een concrete preek gereageerd wordt. Soms met een vraag, soms met een opmerking over iets dat een broeder getroffen heeft. Wat een zegen als er op een fijnzinnige manier opmerkingen worden gemaakt die de voorganger weer verder aan het denken zetten.

2. Bij de huisbezoekverslagen kan de prediking aan de orde komen. De broeders hebben immers gevraagd naar de vrucht op de prediking?

3. Het is aan te bevelen om er met een zekere regelmaat een apart agendapunt van te maken. Eenmaal per jaar lijkt mij wel het minimale. Dan kan gesproken worden onder andere over de tekstkeuze, over de aanpak, over het bevindelijke en het praktische element in de prediking.

4. Een aparte themamiddag of — avond, gewijd aan de prediking. Het is bijvoorbeeld mogelijk om een artikel uit het boek ‘Priesterlijke prediking’ van wijlen prof. Kremer te bespreken, of hoofdstukken uit het boekje van ds. J. Van Amstel: ‘Zit het in de prediking’?

5. Last but not least: een recent gehouden preek kan ter hand worden genomen om eens uitgebreid met elkaar te bespreken aan de hand van enkele concrete vragen.

Kortom: mogelijkheden te over om zo samen de geestelijke opbouw van de gemeente te dienen!

Dit artikel werd u aangeboden door: Christelijk Gereformeerde Kerken

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 september 2008

Ambtelijk Contact | 16 Pagina's

PREEKBESPREKING OP DE KERKENRAAD

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 september 2008

Ambtelijk Contact | 16 Pagina's