Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Onze jongeren in deze tijd*

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Onze jongeren in deze tijd*

Bezinning

34 minuten leestijd Arcering uitzetten

Onze jongeren

Onze jongeren. Wanneer we dat zeggen, dan gaan we daarbij al direct uil van een uitzondering en een afzondering. Het zijn ónze jongeren. Dan gaat het niet zozeer over alle jongeren, maar onze jongeren afgezonderd van de rest.

Ten tweede betekent "onze jongeren" ooK dat we daarmee uitdrukking geven aan onze betrokkenheid, onze belangstelling en onze aansprakelijkheid ten aanzien van die jongeren. Dat geldt ook ons, als docenten, schoolleiders en allen die bij de school betrokken zijn. Ten derde is dan de vraag: wie zonderde die jongeren af? Hoe zijn ze afgezonderd? Door de ouders, door de kerk of zijn ze ook afgezonderd door de Heere...? Afgezonderd door de God van hemel en van aarde! Afgezonderd, omdat ze leven onder de bediening van het verbond en de bediening van het verbond is weer een andere zaak dan het wezen van het verbond.

Onze jongeren. In de tweede plaats: ze zijn géén uitzondering. Ten eerste zijn ze net als wij in Adam begrepen en alle consequenties die daaraan verbonden zijn, gelden voor ons én onze jongeren ten volle, zoals ze voor het ganse mensdom gelden.

Ten tweede zijn ze niet afgezonderd, omdat ze dezelfde zaken meemaken die alle jongeren meemaken en die alle jongeren ervaren in de ontwikkelingsfase van kind naar volwassenheid ten aanzien van het lichamelijke en geestelijke rijpingsproces naar de volwassenheid toe.

En voorts zijn ze niet uitgezonderd, omdat de geest van deze tijd hen en hun ouders en hun docenten en scholen ook doortrekt, en wij kunnen die geest des tijds niet buiten onze deur houden.

Onze jongeren. Ook naar het uiterlijke tóch een uitzondering. Ik denk alleen maar even aan kleding en haardracht naar de Schrift en wat andere gedragspatronen. Ik denk ook aan de uitzondering van het gezin, kerk en school die anders zijn dan de grote massa. Ik denk daarbij ook ten aanzien van een aantal zaken in deze wereld waar onze jongeren van huis uit nog niet direct mee te maken krijgen, zoals t.v. en video. Toch een uitzondering, omdat ze andere zaken meekrijgen. Welke andere zaken dat zijn, dat is dan nog een tweede.

Onze jongeren. Dat betekent: "Wij zijn de vaderen", om met de titel van een boek van dr. Rijnsdorp te spreken en dat impliceert heel wat. Want dat betekent, dat, wanneer we klagen over onze jeugd, dat ook een klacht over onszelf is, ja zelfs een aanklacht tegen onszelf, wanneer we het goed verstaan. Een aanklacht tegen ons als ouders, ouderen, docenten, ambtsdragers en predikanten. We hebben ons namelijk af te vragen: hoe leven wij mét onze jongeren? In welk levensklimaat groeien ze op en wat krijgen ze in dat levensklimaat mee, naar het uiterlijke en ook met name naar het innerlijke?

Daarbij komt de vraag of wij als ouderen ook hun levenssituatie en levensproblematiek kennen en of het nog mogelijk is, van ons als ouderen uit, dat we een gesprek hebben mét onze jongeren. En voor het gesprek met onze jongeren is het nodig dat we Gods Woord

' Tekst van een lezing op de Udemans SG te Hoevelaken.

kennen, maar dat we ook hun levenssituatie kennen, zoals Christus in Johannes 3 anders sprak dan in Johannes 4 en tóch eender spraK maar wel de levenssituatie van de één en de ander in Zijn gesprek heeft meegenomen. Dat waren verschillende gesprekken, ware ontmoetingen waarin de wezenlijke zaken aan de orde kwamen. Is dat er nog bij ons als ouders in betrekking tot de jongeren? Daarbij is de zaak van groot belang, dat er inderdaad geluisterd wordt. En luisteren impliceert liefde, belangstelling, geduld, dienen, begrip, ontmoeting.

Luisteren, dat is niet meteen in de defensie of in de aanval gaan om onszelf als ouderen te verdedigen, maar luisteren, dat is, als het recht ligt, vanuit het luisteren naar Gods Woord, ook luisteren naar wat er in onze jongeren omgaat. En dan zou ik willen pleiten voor een pastorale wijze van optreden ten aanzien van onze jeugd in alle verbanden waarin we met onze jeugd te maken hebben. En pastor zijn, dat is herder zijn. Dat is de schapen kennen, weten wat de schapen nodig hebben, dat is weten van weidegronden en van wateren en bronnen waar ze gelaafd kunnen worden, weten van vijanden, hanteren van stok en slinger, persoonlijk inspringen waar direct gevaar dreigt en geen huurling zijn, of een onderherder, die het op een lopen zet wanneer het gaat spannen. Niet zichzelf weiden, maar de schapen bedoelen en liefhebben! Luisteren en spreken is pastor zijn. Zijn we dat op school en thuis? We zullen dus onze jongeren niet alléén mogen laten staan, want veelal staan ze alleen, in eenzaamheid en onbegrip voor hun leven, moeite, strijd en zonden.

Ik las een boek over jongeren met de titel Anders dan wij denken. Onze jeugd is weleens anders, dan wij, als ouderen, denken. We mogen hen niet alleen laten staan in het proces naar de volwassenheid, het proces naar de zelfstandigheid, het proces ook van losweking van de ouderlijke patronen en het ouderlijk huis. En als het mag zijn, dat het proces onder de gunste Gods in de vreze des Heeren begeleid mag worden, dan kan het proces van losweking van het ouderlijk gezin óók betekenen een proces van dichter naar elkaar toe groeien.

Dan moet wel aan de voorwaarden voldaan worden, zoals we net gezegd hebben. Dan ontstaat er een geestelijke band met de ouders. Dat is wat anders dan een gefrustreerde vader- of moederbinding, soms door ouders onbewust aangekweekt...

Voor ieder kind en ieder kind is trouwens een uniek kind. Daarom moeten we ook voorzichtig zijn met allerlei zaken als oudertrots, ouderschaamte, die beiden niet veel te maken hebben met ouderliefde, maar wel voortvloeisel zijn van een vleselijk egoïsme bij de ouders en ouderen.

Er zijn vele problemen voor de jeugd. Onze jeugd, en dan gaan we ongeveer uit van de jeugd van twaalf, dertien, veertien jaar en ouder. De jeugd waar zoveel lichamelijke en psychische rijpingen en processen in plaatsvinden. Die jeugd, die ziet, dat de poorten opengaan nAar een wijdere en grotere wereld waarin ze komen te staan. Andere relaties, die gelegd kunnen worden, waar ze zien dat de wereld toch groter is, dan het kringetje, dat ze thuis meekrijgen. Een hele wereld gaat open, juist in die jeugdjaren. Die jaren, waarin hun ogen ook open gaan voor de wereld en de tijd waarin ze leven. En die tijd waarin ze leven, die dienen we te kennen, met zijn verleidingen, mogelijkheden, huiveringwekkendheden en afgoden. Het is nodig daar een zekere analyse van te geven, want die tijd heeft zijn invloed op ons als ouderen en docenten, maar die heeft ook zijn invloed op onze jongeren en ze staan in deze tijd, ze groeien daarin op en hebben daarin straks - en nu al reeds - hun roeping! Ik zou echter liever venwijzen naar onze vaderen. Koelman, Fruytier, De Swaef en anderen, maar ik moet me aan mijn opgegeven thema houden.

Gezag

Deze tijd bepaalt hun levensgedrag, hun vrijetijdsbesteding, hun belangstelling, hun besteding van hun geld en financiën. Ze zijn, net als wij, allen deel van deze tijd. En wat is dat voor

een tijd? Dat is een tijd, waarvan we moeten zeggen, dat het gezag inboet. Dat is de tijd, waarin de Parijs-revolutie van het eind van de 18e eeuw zijn sporen diep getrokken heeft in onze Westeuropese samenleving. Die Parijs-revolutie, die in feite alleen maar een brute uitleving was van de Paradijs-revolutie van Genesis 3.

En dan, dan ben ik niet meer in Frankrijk en in de 18e eeuw. Dan ben iK als Gods Geest het mij geeft hier thuis, bij mezelf, in mijn eigen hart. En dan moet ik zeggen: "Deze tijd, gezagsloos, deze tijd leeft in mijn hart en daarom in het hart van mijn kinderen." "De jeugd, de jeugd heeft een toekomst, of zelfs dé toekomst, " zegt men. Alles werpt zich op de jeugd, stort zich op de jeugd. Die jeugd, die geld heeft en tijd heeft. Een vroegere kerkvoogd van mij zei: "Dominee, waar zou ik geweest zijn, wanneer ik in mijn jeugd vrije tijd had gehad, een brommer had gehad en geld had gehad? " Inderdaad, nu hebben ze het: die brommer of een auto, vrije tijd volop, enzovoorts.

Onze tijd, de tijd van gezagsloosheid. Openbaring 13 tegenover Romeinen 13.

Vroeger werd de uitleving nog ingetoomd, maar het gezag schijnt in te boeten aan ontzag. En in hoeverre ligt daarvan ook de schuld bij u en mij, zoals wij hier tesamen zijn, omdat wij geen inhoud hebben weten te geven, naar onze verantwoording, aan dat gezag, hetwelk een afgeleid gezag is? Dat gezag, dat alleen maar gezag kan zijn, wanneer we weten dat er een ander Gezag óver ons gesteld is. Want wie kan leraar zijn, wanneer die zelf geen leerling is, wie kan bevelen, die niet weet te gehoorzamen? Want wie beveelt zonder zelf te weten van gehoorzamen, is een dictator. Dat is één, die het zelf voor het zeggen heeft, die geen afgeleid gezag kent.

Onze tijd kenmerkt zich ook door gezagsdragers in gezin, school, kerk en staat, die geen inhoud weten te geven aan hun gezag; ze ondergraven het ontzag voor het gezag; ze weten van geen Goddelijke lastbrief en die hebben ook wij allen als docenten!

Materialisme en toeltomst

Onze tijd is ook een tijd van grenzeloos materialisme. Onze jeugd heeft kapitalen te besteden en wie de cijfers leest, die schrikt daarvan. Dat betekent ooK dat die tijd een tijd is, waarin de genotscultuur geweldig opgang doet, ook onder jongeren. Men leeft en men plukt de dag, carpe diem, we leven maar eenmaal hier en nu. Laten we toch consumerend leven in de consumptiemaatschappij, waarin ook wij zijn. Het hedonisme ovenwint het doemdenken onder de jeugd...

Een tijd van een mondiaal denken. Een denken, hetwelk wereldwijd is. Het eenheidsstreven in Europa. Eén groot vrederijk schijnt er aan te komen. Het jaar 2000 is toch niet zo schrikwekkend meer. Atoomdreiging

en milieuproblemen, die gaan we overwinnen. Grenzen vervagen. Pacifisme, dat breekt zich verder baan. De tijd van het "gebroken geweertje" uit de historie breekt weer aan. Het jaar 2000 geeft weer een toekomst, ook voor onze jeugd. We leren verder zien. We reizen met interkerkelijke reizen op gereformeerde grondslag en hebben gastarbeiders en etnische minderheden, die gevestigde normen en waarden betrekkelijk maken en grenzeloos relativeren...

Een toekomst van secularisatie, van venwereldlijking, van vermenging van kerk en wereld. Een toekomst waarin het humanisme uiteindelijk de toon aangeeft. De Europese Gemeenschap ontwikkelt zich tot een humaan Europa, een paradijs op aarde...

Een toekomst, waarin de afgoden gediend worden, maar waarin de God des levens, de God der Schrift en de God der schepping niet meer erkend wordt.

En in deze grote wereld leeft onze jeugd. Onze jeugd, in onze kerken, in onze denominaties, in onze groeperingen. Veelal zegt het hen niet zo veel meer, het spreekt hen niet meer zo direct aan. Wat zeggen al die kerken en wat zeggen al die dogma's en wat zeggen al die leerverschillen? "Wat moeten we daar toch mee doen, " zegt de jeugd. Ze ervaren de verdorring van de leerstrijd en de vervlakking van het leven en de splijtzwam der twist...

Kerkverlating

Zo komt daar het moderne woord en het spookbeeld van de kerkverlating op als een mist en onweerswolk in onze dagen, over onze kerken, gezinnen, scholen. Het blijkt, dat de kerkelijke betrokkenheid van de jeugd vaak gering is, hoewel je van kerkjeugd dan toch wel weer eens venwonderd staat, hoezeer dat ze zich soms betrokken weten en toch menen gelovig te zijn. Dat ze toch voor zichzelf zeggen: "Bidden, da's toch wel nuttig voor mezelf." Ik heb pas in mijn eigen gemeente getracht om daar iets van te peilen. Men verlaat de kerk men distantieert zich van kerkelijke en maatschappelijke instituten. Men acht die verstard. Daar kun je niet meer mee leven. De kranten zeggen: "De kerken worstelen om de jeugd vast te houden." Wat moeten we eraan doen? Hoe komt dat? Is er een gebrek, een schrijnend gebrek aan opwekking? Wordt er nog gebeden om vernieuwing? Of denken we dat het alles afgelopen is? Zeggen we: "De toekomst is de toekomst van de sekten! De toekomst is de toekomst van de Oosterse religies, die in allerlei bonte kleuren, schakeringen en mengelingen zich uitstorten over West-Europa, omdat ze die lege dop van West-Europa, een ontkerstenend West-Europa, opvullen met iets wat warmte geeft, liefde geeft, samenbinding geeft"

Een soort mystieK daar snakt de jeugd naar, daar verlangt ze naar warmte, liefde, samenbinding, aandacht voor elkaar. Emotionele en subjectieve beleving van geloof en wat dan de inhoud van dat geloof is, ach, dat doet er niet zoveel toe. Als het maar beleefd wordt, als het maar warm is.

Eénheidsstreven in subjectivisme, boven de waarheidsvraag uit... In emotionele betrokkenheid, samen dit belevend...

En dan is er een aantal, dat inderdaad wordt aangetrokken door al deze sekten, mede omdat vaak kerken geen antwoord weten op hun vragen, op hun problemen, op hetgeen, waar zij mee lopen.

Dan blijkt, dat die sekten niet alleen maar van Oosterse komaf behoeven te zijn, want datzelfde emotionele vinden we ook in de charismatische groeperingen in onze dagen en in ons land van christelijke origine. We zien, dat vele jongeren op jongerendagen iets van die warmte, van die liefde, van dat enthousiasme, van dat "samengesmeed zijn" gevoelen. De waarheidsvraag, die laten we buiten de deur. Natuurlijk, daar praten we niet over, dat is irrelevant. Wie praat er nou over dogmatiek? Wie daarover praat, wie zegt "In de dogmatiek, daar ruist het loflied, " die moet toch wel bijzonder verstard zijn. En zo komt men op jongerendagen waar werfkracht vanuit gaat Ik dacht dat er gewaarschuwd moest worden, ernstig gewaarschuwd moest worden, tegen deze vorm van religieuze thieving en ervaring.

Dat betekent ooK dat, wanneer we de waarschuwing naar buiten toe doen uitgaan, we onmiddellijk ook de hand in eigen boezem moeten steken, want dan noem ik een woord, dat van groot belang is voor ons, ook als docenten: het woord "identificatie".

Identificatie

Jongeren voelen vaak geen werfkracht van de kerken en van de ouderen uitgaan en ouderen klagen vaak over jongeren, in plaats van voor hen te bidden. Charismatische groepen en evangelische bewegingen trekken hen aan, daar voegen ze zich bij, daar voelen ze zich één mee. Ik betreur dat ten zeerste en stel een vraag: zijn er identificatiefiguren, zoals men dat dan wetenschappelijk uitdrukt?

Zijn er ouderen waar de jeugd zich aan op kan trekken? Is het, dat de jeugd zegt: "Dat, zoals mijn vader het beleeft, dat, dat is het." Wanneer ik één van mijn catechisanten vraag, en ze mochten allen het antwoord op papier zetten zonder hun naam erop te schrijven: "Ken je mensen van wie je denkt, dat ze veel bidden." En ze schrijft dan: "Ja, mijn vader." En als je dan de volgende vraag stelt: "Waarom denk je dat van die mensen? " En ze schrijft dan: "Omdat hij zoveel bezig is met de dingen van de Heere." Kijk, dan hebben we daarmee in te keren tot onszelf. Want wat voor antwoord geven mijn kinderen van hun vader, die predikant is, die docent is, die schoolleider is, die bestuurslid is? Zijn er nog die de Heere mogen vrezen, waar, onder Gods voorzienigheid en gunst, wat van uit mag gaan, zodat daar middellijkenwijze bij de Heere vandaan nog een beslag op onze jeugd moet uitgaan? Of zeggen ze: "Och ja, mijn vader die is echt principieel, maar als het erop aankomt, dan sluit hij de compromissen met de geest van deze tijd. Hij is bang voor compromissen omtrent de belijdenis, maar als het zijn financiën en zijn zaak, zijn bedrijf en zijn werk aangaat, dan neemt mijn vader het niet zo nauw."

Ontzettend, ontzettend, want dan zegt Nehemia: "De klacht over de jeugd is de aanklacht tegen de ouders." NamelijK wanneer niet blijkt in het leven der ouders, dat ze de Heere mogen vrezen en wanneer niet blijkt uit het leven van de ouders, dat ze in de weg der

heiligmaking wandelen (leer en leven zullen één moeten zijn). Wee ons, wanneer er geen voorbeelden meer zijn, die "inspireren en stimuleren", die jaloers maken en die er niet een steriele gedragscode op na houden zonder levende en wezenlijke band met de Heere door Christus' Geest en bloed toegepast aan het hart! Bedenk toch dat de jeugd door formalisme, zondagschristendom en holheid heenprikt...

Ik las van ds. P. Blok, dat hij schreef: "De eigen identiteit van onze gezindte moet duidelijker bewaard worden, terwijl de leer van Gods vrije genade sterker naar voren moet komen. Het getuigenis, dat in het verleden uitging van de gezelschappen na de kerkdiensten wordt minder en de wereldgelijkvormigheid neemt toe." En dan schrijft hij daarbij, dat Calvijn gesproken heeft van een tweeërlei vrucht op de prediking, dat ook kerkverlating een vrucht kan zijn. Dat is de andere kant. Zeker, onze tijd denkt daar anders over. U hebt mij het onderwerp gevraagd: "Onze jongeren in deze tijd". Nogmaals, misschien was het beter om de oudvaders Fruytier, Koelman, De Swaef het woord te geven.

Evangelisch

Deze tijd. Wel, professor H. Kühn, een modern Rooms-Katholiek geleerde, die zeer in de problemen zit, omdat de visie van de paus en zijn visie niet direct met elkaar stroken, venwoordt wat bij velen leeft. Hij spreekt in een lezing over het ondenwerp: Godsdienst in de kentering van de tijd. En dan noemt hij "de oerdegelijke protestanten met hun ziekelijke nadruk op het zondebesef, waar geen plaats voor is in de moderne oecumene." Hij noemt

het fundamentalistische en piëtistische protestantisme een "folkloristisch overblijfsel in deze wereld, hetwelk een gevaarlijk overblijfsel is." En daarbij noemt hij, als Duitser, vanzelf de Duitse beweging "Kein anderes Evangelium", geen ander Evangelie. Leeft dat ook niet in ons land? En leeft dat misschien ook niet in onze kringen, gemeenten, gezinnen en scholen? Willen wij ook niet graag wat "evangelischer"? Het woord "evangelisch" is een kostelijk woord, maar de zaak, die het dekt (naar de inhoud, die dit woord in de praktijk in onze dagen krijgt), daar meen ik vanuit volle overtuigingskracht tegen te moeten waarschuwen!

In onze dagen meent men, dat het gereformeerd protestantisme en de evangelische christenen elkaar bevruchtend moeten bewerken en tot een eenheid moeten komen. Ik deel die mening niet! Ik acht het een groot gevaar, ook voor onze jeugd, vanwege het remonstrantse, het algemeen religieuze, het subjectivistische, het emotionele, hetwelk ook de jeugd opzweept, tenwijl de ruggegraat, de leer der Schrift, van het geopenbaarde Woord Gods, gemist wordt.

Het Woord Gods zal in zijn volle kracht weer naar voren moeten komen, de eeuwige en blijvende waarde van het Woord Gods, terug naar dat Woord des Heeren. Een jeugdpredikant schrijft: "Inderdaad, terug naar dat Woord, maar, " zegt hij dan, "dan moeten we dat Woord wel actualiseren door middel van het aan de orde stellen van concrete thema's en dan moeten we ten tweede de jongeren betrekken bij de aan de orde zijnde zaken, via projecten en hen betrekken bij, bijvoorbeeld, ethische zaken."

Ik ben wel wat beducht voor deze gang van zaken. Ik pleit niet direct voor een tijdloze prediking, maar ik ben wel beducht voor een actualiseren en verethiseren van de prediking, waarin de vragen van het zedelijke leven centraal komen te staan en de wezenlijke zaken van het geloofsleven achtenwege blijven en waar die zaken niet meer aan de orde komen. Al ben ik tegen abortus en euthanasie, tegen homofilie enzovoorts, dan ben ik nog niet in Christus! Dat dienen onze jongeren ook te weten. Zeker, de prediking is van groot belang, 's zondags en 's maandags in de gezinnen en dinsdags op de scholen. En dan vraag ik niet of er prekende vaders en moeders, docenten zijn, prekend in de negatieve zin des woords. Toch hoop ik dat er mogen zijn, die vanuit een profetisch ambt, vanuit de bediening van de Geest van Christus, in ware zin mogen preken.

Al is het dan maar d.m.v. één opmerking, maar het kan ook weleens zijn in een gespreK dat mag plaatsvinden en een uur duurt, een uur van onze kostbare tijd. Een uur, dat we wel beter kunnen gebruiken, dan met onze kinderen te praten. Of denken we zo niet? Als we zo denken, zitten we wel op een verkeerd spoor! En dan beschuldig ik u niet. Ik weet ook wat van eigen praktijk en eigen leven, het volle, het jachtige en het opgaan in secundaire zaken en de kostbare zielen en levens van onze dierbare jeugd vergeten, die achterstellen. Ontzettend! Wee ons!

Het schema van deze tijd, het schema van deze wereld. We zitten er vaak zo ingepast, als in een pasvorm, als in een maatvorm ingegoten en vaak hebben we daar geen erg in. We voelen ons er ook wél bij. En wat te denken van de venwereldlijking in de gezinnen! Wat te denken over holle preken met moderne of met oude termen! De venwarring, die bij de jeugd ontstaat. Paulus waarschuwt om niet in het schema van de wereld te gaan...

Problemen

En zo komt de jeugd steeds meer in de problemen. Een doemdenken, een zinloosheid, die ook bij de jeugd wordt gevonden; ik benadruk dat, ondanks het bovengenoemde. Een jeugd in eenzaamheid, een probleemjeugd. Zelfmoord bij de jeugd die toeneemt, u hebt dat deze dagen weer in de krant kunnen lezen. Zelfmoord, ook juist onder die jeugd van twaalf, dertien, veertien jaar, die naar de volwassenheid groeit en die alle vastheid, normen en waarden gaat missen en geen begeleiding, geen begrip vindt.

Die daar maar drijft op de kolkende wateren van deze tijd, die God verlaat en die God vergeet. Een tijd, waarin ze vaak alleen staan. Een tijd van individualisering, tenwijl het socialisme in feite hoogtij viert. Een tijd, waarin allerlei ideologieën naar voren komen en vaste waarden wankelen. Vaste waarden, ook op zedelijk vlak. Het komt vaak het eerst op de jongeren aan. Vaste waarden wankelen daarin, dat de overheid als een neutrale overheid de zonde niet meer bestraft, wanneer het heilige niet meer heilig en het onreine niet meer onrein is. Daar leven ze in, midden in die tijd. Daar staan ze vaak alleen in. Ze kunnen ook alleen staan door de uiterlijke levensvoorwaarden. Economische onafhankelijkheid. Men kan zelfstandig gaan wonen. En toch... Hoevelen zijn niet depressief? En hoe proberen ze die depressiviteit te verdrijven? Wel, dat proberen ze via het cassettebandje of de radio. Dat proberen ze via allerlei muzieK om zichzelf wat op te vrolijken. Ze zoeken het in de beleving van de seksualiteit en dat kan ook via kranten en blaadjes.

Geen geborgenheid meer in de gezinnen. Geen aansluiting vaak meer bij ouders. Een tijd, die voor hen apocalyptisch, eschatologisch overkomt, alsof het einde der tijden aanstaande is en aan de andere kant toch weer een nieuw wenkend perspectief van een nieuwe

toekomst, waarin vrede zal heersen. De techniek met haar hoge vlucht brengt toch ook geweldige zegeningen en mogelijkheden; zie maar naar de genetica. Een tijd, waarin we moeten zeggen: "Gods oordelen, ook over ons vaderland, ook over onze jeugd." Onze jeugd, die ook in deze visuele tijd met video en t.v. en kranten en tijdschriften en illustraties opgroeit. En vele van deze zaken hebben zonder meer direct meegewerkt aan de verwording en aan het secularisatieproces. Ik denk met name aan zaken als t.v. en video menigmaal. En dan een kerk, die hen in de steek laat. Dr. Oppenheimer schreef: "De kerk bij de tijd, buiten de tijd en tegen de tijd". Zijn wij, als ouderen, als docenten, bij de tijd? Staan wij ook door genade buiten de tijd? En mogen we dan ook door de Geest van Christus tegenover die tijd staan? En zo in die atheïstische tijd toch spreken van een God, Die regeert, ook al zie ik het niet, ook al geloof ik het niet, ook al word ik er duizendmaal door aangevochten?

Nochtans, God de Heere regeert, in die geestelijke, kerkelijke malaise. In die tijd, waarin we te weinig geestelijke volwassenheid hebben. Dat blijkt, want we zijn niet weerbaar tegen de vijanden en machten, die ons aanvallen en zijn verlegen met de problemen en met name met de vragen van onze jongeren. In die tijd, waarin vaak alleen maar gedragscodes worden overgedragen, waarin de secundaire zaken van primair belang worden geacht en de wezenlijke zaken des geloofs niet meer aan de orde komen. Een tijd, waarin de buitenkant verabsoluteerd wordt.

En in die tijd staan onze jongeren. De invloed van de moderne cultuur, de moderne literatuur. De tijd van sport en verering van idolen; een tijd van zang en muzieK die de stilte verjaagt en de binnenkamer vult. Een tijd van welvaart en recreatie. Een tijd, waarin de gereformeerde gezindte gedoogd wordt en getolereerd wordt, waarin we ons opsluiten in een refo-cultuur, zoals men dat uitdrukt en waarin men strijdt, niet meer om te leven, maar om te overleven en waarin men in zelfgenoegzaamheid dreigt onder te gaan. Is er nog een biddend volk om de vernieuwing des Geestes, om doonwerking in het hart; een volK dat de jeugd opdraagt of richten we ons vanuit nostalgie op het oude en vroegere? Religieuze nostalgie...?

Kinderitis

Wat is onze tijd voor een tijd? Mijne geliefden, ik las een artikel in een liberale krant en daar schreef iemand: "Onze tijd lijdt aan kinderitis". Een overdreven aandacht voor het kind. De rechten van het kind staan centraal. Begrip voor het kind. Als het kind wat doet, och, dan mag daar al geen kritiek meer op zijn. Ook die kant is er wel. Ook dat gevaar is er, dacht ik, ook bij ons, dat het kind van zóveel belang en zóveel waarde wordt geacht, dat we, voor alles wat het kind doet, begrip hebben. En ondertussen in het onzichtbare proces, in de weg van opvoeding afglijden van de beginselen van het Woord des Heeren HEEREN. Zeker, ik pleit niet voor verwaarlozing van onze kinderen en van onze jongeren. Zeker de Reformatie heeft dat benadrukt. De Reformatie heeft juist de catechese ingesteld, tegenover de Roomse kerK die alleen maar de jongeren gedragspatronen bijbracht. Reformatie en catechese horen samen; het Woord, kennis vanuit de Schrift. En juist, wanneer de takken nog twijgjes zijn, dienen ze onder inwachting van de bediening van Boven gebogen te worden. En dan moge het zijn, dat gezin, kerk en school, daarbij een functie mogen hebben en mogen dienen, door de Heere als middelen daartoe gebruikt.

Verder moeten we oog hebben voor de wortels van de onkerkelijkheid, die ook te vinden zijn in historische ontwikkelingen. We noemen slechts de namen van enkele - ismen: liberalisme, atheïsme, socialisme, modernisme, pantheïsme. Het heeft alles zijn invloed, want ons hart is in Adam van God afgevallen...

Onze jeugd

Onze jeugd in deze tijd. We keren terug naar "onze jeugd". Hoe spreken we over die jeugd? Uit angst, om hen te beschermen, om hen op te voeden, belerend, ons eigen gezag handhavende? Ze zullen luisteren, want ik ben de docent die voor de klas staat. Of mag er een andere achtergrond en ondergrond zijn, waarom we ons gezag, dat dan niet meer ons gezag is, trachten te handhaven?

Onze jeugd, alleen maar negatief? Ik dacht, dat we dat ook niet mochten zeggen. MiddellijK menselijk. Ik kan niet over harten oordelen, maar daar is ook een ander, ook een groot gedeelte van de jeugd, dat wél ter catechisatie gaat, dat wél een aantal van de dingen, die we als ouderen trachten vanuit het Woord hen mee te geven, meeneemt en dat er niet mee breekt. We zijn ook weleens geneigd om al te zeer de jeugd helemaal te zien in de groep van de luidruchtige recalcitrante jeugd, die het alleen maar verkeerd doet en die alleen maar tegen alle gevestigde orde ingaat, zoals het in heel deze maatschappij is, omdat de grootste schreeuwers nu eenmaal de meeste invloed hebben. Er is ook een grote groep jongeren, die niet opvallen, maar wel meeleven, wel op catechisatie komen... Dat is niet onze verdienste, ook niet de verdiensten van onze gereformeerde gezindte of van onze standvastigheid!

Er zijn jongeren die bij de kerk blijven. Waarom blijven ze bij de kerk? Ik antwoord met een collega van mij: "Ten eerste, Gods werk gaat door. Ten tweede, Gods verbond gaat door. Ten derde, Gods Kerk gaat door tot het einde van deze bedeling. Ten vierde, er zijn jongeren, die toch tot waarachtig geloof zullen komen, omdat de Heere doorgaat in de lijn der geslachten. Ten vijfde zijn er tal van secundaire redenen, die we nu niet op zullen sommen."

Zeker, er zijn er ook, die alleen maar meelopen in de patronen tenwille van hun ouders, terwille van relaties, terwille van het feit, dat ze, ook in onze reformatorische kerken en onze gereformeerde kerken en gemeenten, iets ervaren van transcendente Godservaring in hun leven. Een opvoeding waar ze niet van los kunnen komen. Zeker, er is ook een andere jeugd: God bekere ze; gedenkt ze in uw gebeden!

Roeping

Wat is onze roeping? Wat is onze roeping, wanneer we het hebben over "onze jongeren in deze tijd"? Wat is onze roeping? Ik denk, dat het onderwerp, de titel, eigenlijk een verwoording is van onze verlegenheid waar we in zitten. De problematiek, waar we eigenlijk niet uit kunnen komen. Misschien ook van onze schuld, waar we mee worstelen. En dan hoop IK dat we er niet alleen hier mee worstelen, tijdens vergaderingen, discussies en lezingen, artikelen en betweterijen. Ik hoop, dat we er ook mee worstelen mogen (ik weet wel, dat is genade, maar de verantwoording blijft!) in de binnenkamer voor de Heere. Daartoe verwaardigd te worden, die nood opgebonden te krijgen.

Genesis 3

Hoe komt het, dat er veel jeugd is, die afhaakt? Ik denK dat we toch eerst terug moeten naar Genesis 3. Dat we daar toch eerst naar terug moeten en het is een verwaardiging om terug te mógen, hoezeer het ook tegen vlees en bloed ingaat. Ik denK dat er ook schuld zal liggen bij ouders, vaders, moeders, leraren, docenten, ook bij kerken en gemeenten en ambtsdragers en gemeenteleden. Dat er ook schuld ligt bij een overheid, die meer en meer de trekken gaat aannemen, niet alleen van een neutrale, maar van een antichristelijke overheid. Schuld bij een ontkerstende maatschappij, die multicultureel en multi-ethisch is ingesteld en tolereert en relativeert

Gods soevereiniteit

Ik denk, wanneer we hierover nadenken, dat we ook moeten nadenken over, en gebracht moeten worden onder het soevereine welbehagen Gods. Die Jakob heeft liefgehad en Die Ezau heeft gehaat. Dat is geen verklaring, dat is alleen maar een erkenning. Dat is bukken. Gij zijt de Heere, en dan zwijg ik. Heere, dat is Uw weg.

Ik denK dat we ook de schuld bij de jongeren zélf mogen en moeten zoeken, want de schuld wordt vaak overal gezocht, behalve bij de jongeren. Die jongeren, die de natuur van hun vader en hun moeder hebben. En dan kom ik bij een stuk schuld. Ouderschuld en ouderpijn, die liggen onderscheiden, maar de Heere geve, dat we er toch iets wezenlijks van mogen verstaan. Wij en onze vaderen. Wij voorop en dan onze kinderen. Naar het verleden en naar de toekomst wij (u en ik) voorop... Dat is Psalm 106 vs 4, Daniël 9 en Ezra 9!

Wat moeten we daar dan aan doen? Een vijfjarenplan, geweldige activiteiten opzetten? Ik denK dat het nodig is, dat we komen tot een persoonlijke bekering. Een persoonlijk reveil. Een persoonlijke reformatie. En dan zal het zijn, dat onze kinderen gaan bemerken, dat ze een oudere generatie voor zich hebben, die schuldenaar vóór God is geworden, ónder God is geworden.

Een generatie, die haar schuld gaat erkennen en belijden, en die in het uiterlijke een nieuwe houding tracht aan te nemen, vanuit een innerlijke vernieuwing, die geschonken is van Boven; zulk een Reformatie is een eenzijdig Godswerk alleen! En wanneer dat er mag zijn, dan zullen we ook ten aanzien van de jeugd liefdevol, in geduld en in zelfverloochening de deur openhouden. Dat is nodig.

Noodzal(elijl(

Laat ik dan een aantal zaken noemen, zoals ze genoemd worden door ds. G.C. Geluk "De Bijbel presenteren als het unieke en gezaghebbende Woord van God. Het onderscheiden van primaire en secundaire zaken. Als gemeente een gemeenschap vormen. Een positieve

plaats innemen als ouderen in de kerk. Oog hebben voor het werk van de Heilige Geest. Voor de jongeren bidden. Hen leiden. Geestelijk leiderschap beoefenen vanuit de vreze des Heeren vandaan. Oog hebben voor hun relaties. Hun vragen ernstig nemen. Onze belangstelling tonen. Hen de ruimte geven. Hun kritiek serieus nemen. Goede methoden gebruiken. Hen inzetten waar dat mogelijk is."

Daarbij dienen we alert te zijn op gevaren, die ons als ouderen bedreigen en die via ons een bedreiging zijn voor de jeugd: onze hoogmoed, onze populariteit, onze jaloezie, onze onmisbaarheid, ons gezagsloos-zijn, ons verkeerd omgaan met kritiek en ons egoïsme, ons doemdenken en met name ons ongeloof... Wellicht herkennen we zulke zaken als docenten bij onszelf door ontdekkende bediening!

Onze jongeren, ze zijn deel van onze gemeenten, onze kerken. Ze leven onder de bediening van het genadeverbond met het teken der Heilige Doop. Dat betekent: aandacht, liefde, belangstelling, verantwoordelijkheid en gebed voor hen te hebben. Niet als een object om over hen te heersen, niet in de confrontatie, maar in de acceptatie. Dat betekent niet: alles goedkeuren. Dat betekent niet: alles zomaar onder een zogenaamde mantel der liefde bedekken. Juist niet.

Accepteren, dat kan betekenen: tegenspreken, maar de houding van waaruit is zo belangrijk Innerlijke kennis van de Heilige Doop betekent, dat we een vrije opvoeding afwijzen, maar ook duidelijk onszelf moeten afvragen, of we de jeugd niet demotiveren.

We hebben een taak en we hebben een roeping. Een roeping in de huisgodsdienst en in de godsdienst op school. De Godsvreze thuis en de Godsvreze op school, in de klas, bij hun docenten en schoolleiders. Vele gezinnen verliezen hun functie door allerlei ontwikkelingen in onze dagen. De koesterende vluchtheuvelfunctie van het gezin verdwijnt meer en meer. De maaltijden moeten vlug geschieden. Er is geen tijd meer om met elkaar te spreken en met elkaar tot een gesprek te komen over allerlei zaken. De emancipatiegolf slaat toe, slaat hard toe, ook binnen onze gezindte. Ook onze jeugd is meerderjarig. Dat wil nog niet zeggen volwassen. En als dan de kerncellen van kerk en samenleving niet meer functioneren, ach, wat doen we dan op onze reformatorische scholen? Dan zijn het nog wat resterende bolwerken, die we krampachtig vasthouden, totdat ook deze laatste bolwerken gaan verdwij-

nen in de golf van de oordelen Gods, die over deze wereld gaan en over de zonde van deze wereld, waar u en ik niet buiten staan!

Gesprek

We hebben een roeping, het gesprek met onze jeugd. En een gesprek met onze jeugd, dat betekent, dat er voorafgaat een gesprek met elkaar, want als vader en moeder niet met elkaar spreken, hoe zullen ze dan met hun kinderen spreken. Denk aan Manoach en zijn vrouw, en aan Zacharias en Elisabeth. Het gesprek aan tafel, open en eerlijK 's zondags en door-de-weeks.

Maar bovenal het gesprek met God, door de Geest der gebeden.

Ook de scholen hebben de roeping om kweekplaatsen te zijn van Godsvrucht Docenten dienen niet alleen maar te zien op carrière maken, promotie verkrijgen en met vakantie gaan. Welk een slecht voorbeeld. Dat er docenten mogen zijn, die:

Ie. voorzeggers zijn van de voorzeide leer in Schrift en belijdenisgeschriften en formulieren; 2e. voorlevers zijn van de Godsvrucht en die niet alleen maar principieel zijn op een benoemingsgesprek met het bestuur en die daarna in kleding, haardracht veranderen, t.v. aanschaffen enzovoorts als tekenen van een innerlijke venwereldlijking; 3e. voorgangers en voorbeelden zijn, die de kinderen in heilige zin en in de middellijke weg "aan moeders hand tot Jezus" mogen leiden, naar de titel van een bekend boek van een pedagoog; 4e. voorbidders in de klas en in de binnenkamer zijn, die ook op deze wijze met hun jeugd bezig mogen zijn.

Prediking

Daarbij blijft, dat het nodig is, dat de prediking recht is. Iemand noemde de rechte Evangelieprediking "het grote tegenoffensief tegen welvaart en kerkverlating ook onder de jeugd." En dan denken we ook aan de getrouwe Heidelberger. Denk aan Kohlbrugge! Geen aanpassing van het Woord! De Heere behoede ons daarvoor.

Europa

Onze jeugd leeft in een ontkerstenend Europa, dat gekozen heeft in de historie (en dat nog kiest!) en de wrange vruchten plukt van de keus in Adam. De keus van Europa is de keus van:

1 e. de renaissance die zich opstelt tegenover de regeneratie en de reformatie. Hoewel regeneratie en renaissance dezelfde betekenis hebben, toch liggen cultuur en cultus in de praktijk mijlen ver uiteen; 2e. de revolutie is gekozen in plaats van de bekering; in het Nieuwe Testament genoemd metanoia en epistrofe! 3e. het rationalisme is belangrijker geworden dan de leer van de Logos, van het Woord, Dat vlees geworden is. De logica heeft ons in de macht en Hij, Die de Logos, het Woord is, wordt in ongeloof versmaad.

Zal de kandelaar van het Woord verplaatst worden uit Europa? We weten het niet; we wagen ons niet aan profetie in dezen. In Klein-Azië was eenmaal een Kerk des Heeren, in Noord- Afrika waren bloeiende gemeenten en was er een biddende moeder Monica voor haar kind, dat zo door en door werelds was, zo reddeloos verloren, maar dat kind werd op het gebed van een biddende ouder gered door een Drieënig eenzijdig Godswerk

Ik hoop, dat er niet alleen in onze gezinnen, maar ook op de scholen geestelijke vaders en moeders mogen zijn; vader en moeder is men, doordat er kinderen verwekt en geboren mogen worden. Geve de Heere dit ten aanzien van de zielen van onze jongeren in deze tijd.

Deze tijd

Is ze werkelijk anders dan alle andere tijden? Cicero zei ook al: "O tempora, o mores". O tijden, o zeden. En wat zegt de wijze Prediker in de Schrift? Alle tijd en tijden zijn tijd en tijden na Genesis 3. Daarbij kunnen de zaken weleens scherper naar voren komen in ons tijdsbestek geen evolutie, maar degradatie, toename van zonde en de uitleving ervan. Is er een toekomst voor de jongeren? Was er een toekomst voor Mozes, Simson, Samuel, Obadja, Daniël, Timotheüs? Ja, die is er alleen in het Woord, in God, in Christus, door de Geest der wedergeboorte. Die God leeft nog! De God van Jonathan Edwards! De God van de Bijbel. Dat we onze jeugd in Gods hand mochten geven.

Besluit

Ik wens en bid u toe in de omgang met onze jeugd, door de Heilige Geest te kennen en te beoefenen;

- waar, levend geloof in de God der geslachten, de God des Verbonds, de God van Ps. 105, Ps. 72 en Handelingen 2; - gegronde hoop op deze God en Vader van de Heere Jezus Christus en een zien op Zijn beloften ten aanzien van Zijn KerK ook voor de toekomst en voor het laatste der dagen, hoop op de God van Openbaring 12; - een leven vanuit de Geest Gods en de Geest van Christus en een geïnspireerd en verlicht mogen worden en zo recreatief in de creatie uw roeping te mogen vervullen; - een gebedsleven tot de God van Daniël 9, Die Zijn volk uit de ballingschap terug kan en zal brengen, zoals Hij eens een "jongere generatie" onder leiding van Jozua uit de woestijn door de Jordaan in Kanaan bracht; - vurige liefde tot de Heere, tot Zijn Woord en volK tot Zijn inzettingen en tot de jongere generatie, de kinderen des verbonds.

Dan is er geen doemdenken over onze jongeren in deze tijd, want dan weet onze ziel, wat voor ons geldt dat het niet gaat om ons en onze verdiensten, maar dat het alles des Heeren eenzijdig Godswerk is. Een Frans koning zei eens in onverschilligheid: "Après nous Ie deluge." Na ons de zondvloed. Ach, dat we ziende op de jeugd, dat niet in moedeloosheid en wanhoop zouden uitspreken. We kunnen zeggen en denken: "Wij zijn de laatste generatie en na ons is het uit." Wat schuilt daar vaak een hoogmoed, doemdenken en ongeloof in... Geve de Heere in ons hart, dat onze mond de geloofsuitspraak mag doen, ziende op onze jeugd, niet: "Après nous Ie deluge", maar Gode tot eer "Après nous réglise!"

Tj. de Jong vdm.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Reformatorische School

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 april 1990

De Reformatorische School | 76 Pagina's

Onze jongeren in deze tijd*

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 april 1990

De Reformatorische School | 76 Pagina's