Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Een belofte voor overwinnaars

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Een belofte voor overwinnaars

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

"Die overwint. Ik zal hem geven te eten van het manna, dat verborgen is, en Ik zal hem geven een witte keursteen, en op de keursteen een nieuwe naam geschreven, welke niemand kent, dan die hem ontvangt". Openbaring 2 : 17b.

"Die overwint", zo staat er. Dat veronderstelt strijd. De gemeente van Pergamus had te strijden tegen de Nikolaïeten, die God en de wereld samen wilden dienen en daar zelfs een leer van hadden gemaakt.

Maar al Gods kinderen hebben te strijden tegen een driehoofdige vijand, duivel, wereld en eigen vlees. En de grootste vijand zit van binnen. Dat is het eigen ik.

Die Nikolaïeten treffen Gods kinderen in hun eigen hart aan. Wat hebben ze te strijden tegen die verraders van binnen. Probeer ze niet in eigen kracht onder te brengen. Welzalig hij, die al zijn kracht en hulp alleen van de Heere verwacht! Het moet van boven komen. In eigen kracht kunnen we niet tegen de vijanden op. Als dat beleefd wordt, dan komen we op de knieën terecht met de bede: Twist Gij met mijn twisters, Hemelheer!

Gods Kerk op aarde is een strijdende kerk. Maar het zijn wonderlijke strijders. Zij hebben geen kracht. Zij leren strijden als machteloze strijders met gevouwen handen. Daar is de duivel bang voor. Voor die gebogen knieën en die gevouwen handen. Zo wordt geleerd: Als ik zwak ben, dan ben ik machtig, door Christus, Die mij krachten geeft. Alleen zo worden hulpeloze strijders toch overwinnaars door Christus' kracht. En zij zullen eten van het marma dat verborgen is. Dat doet denken aan het manna in de woestijn. Dat manna wees heen naar Christus. Hij heeft gezegd: Ik ben dat levende Brood, dat uit de hemel is neergedaald. Eten van dat manna wil zeggen: gemeenschap hebben met Christus, genieten van de weldaden, die Hij verwierf.

Zijn vlees is waarlijk spijs. Zijn bloed is waarlijk drank. Israël at het manna in de woestijn. Zo is Gods volk ook vandaag een woestijnvolk. Een volk van vreemdelingen. En vreemdelingen zijn hier niet thuis. Zij zijn wel in de wereld, maar niet van de wereld.

Waarom beleven Gods kinderen dat vreemdelingschap zo weinig? Omdat zij zo ver van de Koning leven.

Om manna te eten, moest Israël in de woestijn eerst bukken. Waar wordt de gemeenschap met Christus ervaren? Waar wij bukken! Waar wij in het stof komen. Waar wij al onze eigenwaarde zijn kwijtgeraakt. Daar krijgt Christus waarde. Van dit manna zegt de tekst, dat het verborgen is. Het doet ons denken aan de gouden kruik met manna, verborgen in de ark. Zo is het leven met Christus een verborgen leven. Verborgen voor de wereld. Verborgen in de binnenkamer: Gods verborgen omgang vinden zielen waar Zijn vrees in woont. Maar dat verborgen leven komt wel naar buiten open­ baar. Als iemand dicht bij de Heere leeft, dan is dat te zien en te merken. De vruchten van dat leven komen openbaar.

Verborgen manna. Een verborgen Christus. Al hebben we Hem nog zo vaak horen prediken, wat is Hij verborgen als de Heere Zelf er geen licht over geeft. Gods Kerk ervaart, dat Christus een verborgen Persoon is en de weg der zaligheid een verborgen weg. De Heere moet er licht over geven. En daar wil Hij in het bijzonder de prediking van het Evangelie voor gebruiken. Daarom moet Christus in de prediking worden uitgestald in Zijn Middelaarsheerlijkheid. Opdat er hongerige zielen komen, die gaan uitzien naar dat verborgen manna. Opdat Christus een gestalte zou krijgen in zondaarsharten.

Is in uw leven ooit het licht gevallen op de Persoon van Christus? Dan was Hij op dat ogenblik niet langer verborgen. Het licht viel op Hem. Dan is alles aan Hem gans begeerlijk. Dan is Hij de Schoonste der mensenkinderen, op Wiens lippen genade is uitgestort. En van genade alleen moet de diepschuldige zondaar het hebben. Die zwakke en hulpeloze strijders, die in eigen kracht niet één ogenblik kurmen bestaan, maar die in de kracht van Christus overwinnaars worden; zij zullen eten van het manna, dat verborgen is. Hun ziel zal zich eeuwig in de Koning verblijden. Er wordt hier echter ook gesproken over een witte keursteen. Oudtijds werd er voor de rechtbank wel uitspraak gedaan door middel van een witte en zwarte keursteen. Als de rechter de zwarte steen uit een vaas haalde, dan was de beklaagde veroordeeld. Haalde hij echter de witte steen uit de vaas, dan was men vrijgesproken. De witte keursteen is dus een beeld van de vrijspraak, van de rechtvaardigmaking. Gods volk ontvangt de witte steen.

Hoe is dat mogelijk? Het is mogelijk omdat Christus de zwarte steen kreeg. Hij die geen zonde had gekend noch gedaan, wilde de zwarte steen aanvaarden. Hij heeft de schuld van Zijn volk overgenomen en daarom kreeg Hij de zwarte steen. Hij kreeg die zwarte steen, toen Hij kroop in de hof van Gethsémané, toen Hij stond voor Pilatus, toen Hij bloedend hing aan het kruis van Golgotha.

En omdat Christus die zwarte steen wilde aanvaarden in de plaats van Zijn volk - want zij hadden die steen verdiend - ontvangen zij de witte steen.

"Ik zal hem geven een witte keursteen". Dan ziet de Heere geen zonde in Zijn Jacob en geen overtreding in Zijn Israël. Wat een zalige ruil: Christus de zwarte steen, opdat Zijn volk de witte zou ontvangen. Christus veroordeeld, opdat Zijn volk, gereinigd door Zijn bloed, vrijgesproken zou worden. Daar zien bekommerde harten naar uit. Hun schuld staat open. Zij vinden geen betaling van hun hemelhoge schuld. Zijn er zulken onder degenen, die dit lezen?

Waaraan is de ware bekommering te kennen? Hieraan, dat men niet rusten kan buiten Christus. Wat een eeuwig wonder als die witte steen ons wordt uitgereikt. Daar gaat iets aan vooraf. Wat? Dat ik van harte ga onderschrijven, dat ik de zwarte steen waardig ben. Als de Heere hen de zwarte steen zou uitreiken, dan zouden zij amen moeten zeggen, het zou rechtvaardig zijn. Ze leren vallen onder het recht van God. Ze leren dat recht van harte omhelzen. Ze kunnen niet anders meer verwachten dan de zwarte steen, de hel. En dan het wonder, toegepast en verklaard aan het hart: "Ik zal hem geven een witte keursteen". Met die witte steen zijn we in Christus Jezus heilig en volmaakt voor God.

Er speelt hier nog een beeld mee: De overwinnaar bij de Olympische Spelen kreeg vaak een lauwerkrans, maar soms ook een steen, met zijn eigen naam daarin gegrift. Zo zal het zijn met Gods kinderen aan het eind van de strijd, aan het eind van de aardse loopbaan: Zij zullen ontvangen een steen met een nieuwe naam.

Aan het einde van de baan staat Christus te wachten om die uit te reiken. Een nieuwe naam, dat is de naam van kind van God, van verloste zondaar. Kinderen des tooms aangenomen tot kinderen van God. Maar dan hebben we eerst met Jakob in Pniël voor Gods aangezicht onze oude naam leren spellen. Mijn naam is Jakob, hielelichter, bedrieger, Adamskind. Maar toen kreeg Jakob een nieuwe naam, namelijk Israël. Die nieuwe naam spreekt van de onverdiende genade Gods aan onwaardigen bewezen.

Een nieuwe naam, die niemand kent, dan die hem ontvangt. Niemand begrijpt het, dan de ontvanger alleen. Het is iets eigens, iets persoonlijks. Genade is een persoonlijke zaak. Met een ander kunnen we het nooit doen. Wat zal dat voor Gods volk zijn, als ze aan het einde van de baan die keursteen zullen ontvangen met de nieuwe naam. Zeker, het woestijnvolk komt in Kanaan, de strijdende Kerk komt in de triomferende Kerk. Daar zullen geen vijanden meer zijn, die hen benauwen.

Daar zullen ze eeuwig delen in de overwinning van Christus. Maar het is een persoonlijke zaak. Maar nu lezen we ook van die keursteen, dat deze gegeven wordt. "Ik zal hem geven", zegt Christus. Gegeven, dat wil zeggen dat het alleen genade is, alleen vrije gunst. En daarom kan het ook nog voor u, wie u dan ook bent. Daarin ligt de ruimte, zelfs voor de grootste der zondaren.

Zeist,

ds. J.J. van Eckeveld.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 23 november 1995

De Saambinder | 12 Pagina's

Een belofte voor overwinnaars

Bekijk de hele uitgave van donderdag 23 november 1995

De Saambinder | 12 Pagina's