Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De Nederlandsche belijdenisschriften

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Nederlandsche belijdenisschriften

B. De Nederlandsche Geloofsbelijdenis

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

DE INHOUD DIER BELIJDENIS

Elke natuur behoudt hare onderscheidene eigenschappen, zegt de belijdenis. Niet zonder oorzaak spreekt zij alzoo. Hoeveel strijd is gevoerd over de vereeniging der twee naturen in Christus. Men heeft willen begrijpen, wat door menschelijk verstand niet te begrijpen is. Maar het oprechte geloof redeneert niet, maar omhelst de Waarheid en verlustigt zich in de heerlijkheid van Christus, zooals Hij is God en mensch, één Persoon met twee naturen, en waarvan de oude kerk heeft beleden, dat ze onvermengd en onveranderlijk, ongedeeld en ongescheiden zijn. Hoeveel strijd is er gevoerd, om de heerlijkheid van Christus te verduisteren. Zoo in de oude Christelijke kerk de Ebionieten, die de Godheid van Christus loochenden. En daartegenover de Doceten, die Zijne ware menschheid loochenden. Daarna in 428 was het Nestarius, bisschop te Constantinopel, die de twee naturen in Christus zoodanig afscheidde van elkander, dat hij komen moest tot de valsche leer, dat er twee personen waren in den Middelaar. Er was maar een zekere betrekking tusschen de Goddelijke en menschelijke natuur. Maar daardoor werd de oneindige waardij en kracht van het Verlossingswerk van Christus verloochend. Op de Synode van Ephese in 431 werd dan ook de leer van Nestorius verworpen en veroordeeld en vastgesteld, dat de vereeniging der beide naturen in Christus was geschied ongedeeld en ongescheiden.
Daarna trad Eutyches op, een archimandriet te Constantinopel. (Een archimandriet is iemand, die in de Oostersche kerk aan het hoofd van een klooster stond). Deze vermengde de twee naturen tot één. Op het concilie van Chalsedon in 451 werd ook deze leer veroordeeld en vastgesteld dat beide naturen in Chris­tus onvermengd en onveranderd, ongedeeld en ongescheiden vereenigd zijn. En voeg daarbij de strijd tegen de Monophysieten, die ééne natuur in Christus leerden en die der Monotheleten, die éénen wil, een Godmenschelijken wil in Christus stelden. Dit zij genoeg ten bewijze hoe in de oude kerk strijd is gevoerd over deze verborgenheid, der vereeniging der twee naturen in Christus.
Maar het is bij de oude kerk niet gebleven. Ook onder de Hervormers was verschil, vooral in betrekking tot het Heilig Avondmaal. Wat leerde Luther? Daar de menschelijke natuur van Christus persoonlijk en onscheidbaar vereenigd is met Zijne Goddelijke natuur, zoo heeft zij ook deel aan de Goddelijke eigenschappen en moet derhalve ook alom tegenwoordig zijn. Luther was in dit zijn beweren scherp, zeer scherp tegen hen die vasthielden aan de eenvoudige leer der Heilige Schrift en gelijk de oude kerk daarop heeft gebouwd.
Toch schijnt Luther vóór zijn sterven nog een bekentenis te hebben gedaan, die niet van belang ontbloot is. Althans in een brief van Frederik den Vromen, keurvorst van den Palts, gedateerd 13 Dec. 1564 schrijft deze vorst: „maar Dr. Luther is een mensch geweest, die zoowel als anderen kon dwalen, gelijk hij ongetwijfeld van zijne dwaling ten laatste is overtuigd, toen hij God zoo ernstig heeft gebeden om vergeving en beleden, dat hij in de zaak van het Sacrament te veel heeft gedaan, zooals zonder twijfel degenen weten te bevestigen, die bij zijn laatsten stond tegenwoordig waren". En nog in een lateren brief, gedateerd 15 Februari 1565, staat deze zinsnede: „dat Dr. Luther in de zaak van het Sacrament voor zijnen dood heeft toegegeven, weten alle eerlijke lieden, ofschoon hij daarover niet met een iegelijk sprak".
Deze uitlatingen van den Keurvorst schijnen zich te gronden op een gesprek, dat Luther vóór zijne laatste reize naar Eisleben zou hebben gevoerd met den bekenden Filippus Melanchthon. In dat gesprek zou ook gehandeld zijn over den strijd aangaande het Heilig Avondmaal en de alomtegenwoordigheid van Christus lichaam. Melanchton verklaarde, dat de leer der kerkvaders omtrent deze zaak nader kwam bij de leer der Zwitsers, (doelend op Calvijn), dan bij die van Luther. Niet onbekend was aan Melanchton wat de oude kerk op hare groote Synoden desaangaande had vastgesteld. Toen nu Melanchthon aldus tot Luther gesproken had, zweeg deze een wijle en zeide toen tot Melanchthon: „Lieve Filip, ik erken, dat in de zaak van het Sacrament te veel is gedaan". Melanchthon antwoordde: „laat ons een geschrift geven, waarin de zaak gematigd wordt, opdat de Waarheid blijve en de kerken weder eendrachtig worden". Luther zeide daarop: Ja, lieve Filip, ik heb dit dikwijls en rijpelijk overdacht, maar zoo zou de geheele leer in verdenking komen. Ik wil het den almachtigen God bevolen hebben. Doe gij ook iets na mijnen dood?"
Deze samenspraak bleef niet verborgen. Melanchthon gaf hiervan kennis aan Ursinus en meer anderen. De brieven van den Keurvorst zijn uitgegeven door A. Kluchhohn en dragen tot titel: Briefe Friedrichs des Frommen I blz. 557, Keurvorst Frederik zeide hiervan: „halsstarrig in bewezen dwaling te volharden is schande, maar haar af te leggen en te erkennen, dat is eene eere.
Hieruit blijkt toch hoezeer Luther afgedwaald is van de zuivere leer der vereeniging der twee naturen in Christus. Neen, de menschelijke natuur werd niet in den Persoon van Christus almachtig en overalomtegenwoordig, gelijk ook de Goddelijke natuur in Christus is geen samensmelting noch vermenging. Elke natuur behoudt hare eigenschappen. Als Johannes zegt, dat het Woord is vleesch geworden, dan wil dat niet zeggen, dat het Woord in vleesch is veranderd of het vleesch veranderd is in het Woord. Neen, Hij nam de menschelijke natuur aan en gaf haar bestaan in Hem, Die is een Goddelijk Persoon, in nauwe vereeniging met Zijne Goddelijke natuur. En uit oorzaak van deze nauwe vereeniging werd aan al Zijnen arbeid als Middelaar, door Hem in en door Zijne menschelijke natuur gewrocht, oneindige kracht en waardigheid medegedeeld. Maar die nauwe vereeniging is geen vermenging. Neen. Elke natuur behoudt hare eigene wezenlijke eigenschappen. De goddelijke natuur weet alle dingen, draagt en onderhoudt alle dingen en regeert alle dingen en is krachtens hare overalomtegenwoordigheid alleszins werkzaam. Christus naar Zijne menschelijke natuur is geboren, was gehoorzaam, is gestorven en opgestaan en verheerlijkt in den hemel. Het is een en dezelfde Persoon, die dat alles werkt, want de eene natuur is Hem niet minder eigen dan de andere, hoewel de menschelijke natuur Zijne is door een genadige aanneming. Alzoo is Christus die volheerlijke Persoon, de ware Middelaar Gods en der menschen, Die het geen roof behoefde te achten Gode even gelijk te zijn en tegelijk den broederen in alles gelijk geworden uitgenomen de zonde, opdat Hij een barmhartig en getrouw Hioogepriester zou zijn in de dingen, die bij God te doen waren om de zonden des volks te verzoenen. En in hetgeen Hij Zelf, verzocht zijnde, geleden heeft, kan Hij dengenen, die verzocht worden, te hulpe komen.
Daarom zegt onze belijdenis: elke natuur heeft hare onderscheidene eigenschappen behouden. Gelijk de Goddelijke natuur altijd ongeschapen gebleven is, zonder begin van dagen of einde des levens, vervullende hemel en aarde, alzoo heeft de menschelijke natuur hare eigenschappen niet verloren, maar is een schepsel gebleven, hebbende begin van dagen, zijnde een eindige natuur, en behoudende al hetgeen dat een waar lichaam toebehoort.
Dat we toch nooit spreken van een God-menschelijke natuur. Zelfs het woord God-mensch heeft bij ons altijd eenige stuiting. Hij is God en mensch, één Persoon met twee naturen en naar die beide naturen zich openbarend als de ware Bruidegom en Man, als het Hoofd van Zijn eeuwig bemind erfdeel.

Ds. J. D. Barth

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 10 maart 1932

De Saambinder | 4 Pagina's

De Nederlandsche belijdenisschriften

Bekijk de hele uitgave van donderdag 10 maart 1932

De Saambinder | 4 Pagina's