Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

KERKRECHT

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

KERKRECHT

Toelichting op de D.K.O. Artikel 67

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

DE ZONDAG (7)

Als afronding van deze artikelen wil ik nu overnemen enkele dingen van wat ds. Kersten Sr. geschreven heeft in De Heidelbergsche Catechismus (deel 2 , blz. 191):

Daarom zegt de Catechismus dan ook met betrekking tot het vierde gebod: Dit is de betekenis, dat de kerkdienst en de scholen onderhouden worden. Hoe komen onze vaderen aan deze verklaring? Zij geven ons geen opsomming van verboden zonden op de dag des Heeren. Wij vinden in de verklaring niet een verbod om, als wij ver van de kerk wonen, met eigen vervoermiddelen op te komen. Wij lezen niets in betrekking tot het wandelen op zondag. Ware dit dan niet nodig geweest? Is de ontheiliging van de dag des Heeren niet zo toenemend, dat met ernst tegen dit kwaad diende gewaarschuwd, en velerlei zonden bestraft? En nu zwijgt de Catechismus van dit alles. Wie van ons zou ooit gezegd hebben, dat het vierde gebod eist: eerstelijk, dat de kerkedienst of het predikambt en de scholen onderhouden worden? Namen onze vaderen het dan licht met de verklaring van dit gebod ? Gewis, neen! Doch waarom dan geen opsomming van verboden zonden? Wel, daar is geen beginnen aan. Het zou geworden zijn gebod op gebod en regel op regel, hier een weinig en daar een weinig; en de farizeeër zou bij zulk een wettische uiteenzetting groot worden. Bovendien zou de Catechismus bij de veranderingen die elke tijd meebrengt en bij de steeds nieuwe uitvindingen wel telkens moeten herzien worden. Daarenboven leert ons de Heere Jezus, dat niet de mens is gemaakt om bijzondere heerlijkheid aan de sabbat te geven, maar omgekeerd, dat de sabbat is gegeven om de mens, opdat hij ruste van zijn arbeid en opdat die rust hem brenge tot de rust die er overblijft voor Gods volk. Zo is het dan de geestelijke betekenis van de sabbat die onze vaderen tot richtsnoer hunner verklaring kozen. Zij spreken niet van: Dit moogt ge doen en dat moet gelaten, maar zij zeggen: Hier ligt in één woord de ware betekenis. Dat ge dien dag des Heeren zult afzonderen en dat gij geheel uw leven daarop richten zult, om dien dag als de dag Gods te heiligen. Daarom spreken zij van den kerkedienst en de scholen onderhouden.

Ons gehele leven moet gericht zijn op het vieren van deze dag. Het moet ons niet te vroeg zijn om in de morgendienst te komen. Het moet voor ons geen zondag zijn als we niet 's morgens en 's middags in Gods Huis zijn geweest. Onze vaderen hebben het in grote eenvoudigheid voorgesteld. Ik denk aan de eenvoudige Catechismus van Voetius, waar hij het zo eenvoudig zegt: Een timmerman mag niet timmeren, een bakker niet bakken, een student niet studeren. Ieder zie op zijn eigen wekelijks werk. Zijn er dan geen werken die moeten geschieden op de dag des Heeren. Ja, die zijn er, dat zijn werken van noodzakelijkheid ... werken van barmhartigheid in de arbeid in de dienst des Heeren, die plaats moeten hebben ... ook de werken van liefde zijn niet verboden.

Doch die ene dag is de dag der blijdschap en verheuging van Gods kinderen. Als God Zijn genade in een mens verheerlijkt, krijgt hij een betrekking op God Zelf, op Zijn dienst en op Zijn gebod; maar ook een betrekking op Gods dag. Zijn hart kan menigmaal verlangen naar het samenkomen in Zijn bedehuis. Waarom? Omdat in de dienst van Gods Woord voor dat volk de verborgenheden geopenbaard worden en omdat hun ziel onderricht wordt in de weg ter zaligheid. De verborgen trekkingen van Gods eeuwige liefde zijn er, zodat zij soms hoop scheppen. Dan wordt het een dag van vrolijkheid en blijdschap; wanneer dê Heere de onderwijzingen uit Zijn Woord geeft.

Waar blijven wij met dat Woord als wij straks de kerk uit zijn? Wij hebben een hele avond straks voor ons. Lezen wij dan nog wel eens de geschriften van onze vaderen? Wij hebben geen strakke Joodse sabbat meer, maar wel de eis van God, en die is om een dag den Heere af te zonderen. Laat ons over de preek nog eens praten als wij thuiskomen. Laat het Woord van God nog eens in ons hart zijn. Het gaat dus in het vierde gebod niet alleen om één dag in de week, doch de heerschappij van Gods eis in deze betreft geheel ons leven. Niet zes dagen volop wereld, en één dag vroom mens zijn; zulk leven vloekt. Daarom zegt de onderwijzer, dat het vierde gebod eist dat ik, in het verlaten van de zonde. God door Zijn Geest in mij late werken. Want door het leven in de zonde staan wij de Heilige Geest tegen. Dat is sabbatvieren: door het geloof in de gemeenschap met Christus in God rusten. Ja, zo, dat ons leven zij het beginsel van de eeuwige sabbat dien Gods Kerk wacht. De Silo heeft haar de rust verworven, opdat zij eeuwig rusten zal met Hem.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 25 november 1971

De Saambinder | 4 Pagina's

KERKRECHT

Bekijk de hele uitgave van donderdag 25 november 1971

De Saambinder | 4 Pagina's