Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

BEÏNVLOEDING VAN DE GELOOFSBELEVING

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

BEÏNVLOEDING VAN DE GELOOFSBELEVING

15 minuten leestijd Arcering uitzetten

In dit artikel wordt niet ingegaan op het feit, dat het geloof en de geloofsbeleving aller-eerst beïnvloed worden door Gods Woord, toegepast door de Heilige Geest. Zonder Woord en Geest zou er trouwens in het geheel van geen geloof en van geen geloofsbeleving sprake kunnen zijn. Terecht antwoordt onze Catechismus op de vraag waar het geloof vandaan komt, met te verwijzen naar de Heilige Geest (Zondag 25). De Heilige Geest is de Werkmeester van het geloof en van elke geloofswerkzaamheid. Om te kunnen geloven is de Heilige Geest onmisbaar en aangezien de Heilige Geest nooit buiten het Woord om werkt, kan eveneens gezegd worden, dat voor het geloven het Woord ook onmisbaar is.

Deze dingen zullen in dit artikel echter niet nader besproken worden. Ze dienen veeleer als voor ons vaststaande uitgangspunten; als dingen die boven de vraagstelling uitgaan. Wat we bedoelen is het zoeken van een antwoord op de vraag wat er zo al van invloed kan zijn op het door de Geest gewerkte geloof en de beleving ervan. Zijn er factoren in de mens en in zijn omgeving, die op de manier van geloofsbeleving inwerken en die mede bepalend zijn voor de verschillen die er zijn tussen gelovigen?

Er zijn verschillen

Dat er verschillen zijn tussen mensen is onmiskenbaar. Karakters verschillen en soms nog erg veel ook. Er zijn spontane mensen en er zijn terughoudende, verlegen mensen. Er zijn mensen met een sterk ontwikkeld gevoelsleven die dat ook gemakkelijk laten zien, en er zijn mensen die zo lang mogelijk zullen proberen hun gevoelens te verbergen of die zelfs wel gevoelsarm zijn. Er zijn mensen, die sterk verstandelijk redeneren en op anderen soms erg zakelijk en zelfs wel kil overkomen, terwijl anderen weinig orde in hun denken en spreken hebben en heel impulsief te werk gaan. Aan verscheidenheid onder mensen geen gebrek!

Trouwens, niet alleen door de persoonlijke aanleg en structuur is er verschil tussen de een en de ander. Het blijkt ook nog al wat uit te maken of een mens uit Friesland komt of uit Brabant, uit Drenthe of uit Zeeland. De Streek van afkomst heeft niet alleen te maken met het dialect dat we spreken, maar blijkt ook invloed uit te oefenen op het gedrag en de manier van denken. Daarbij kan ook nog genoemd worden het milieu waarin we geboren en opgegroeid zijn, de opvoeding die we ontvangen hebben, de ouders die we hadden en die meegewerkt hebben aan de vorming van onze gedachtenwereld en ge-dragspatroon (ten goede of ten kwade). De hele sociale context waarin we de eerste jaren van ons leven hebben doorgebracht, en nog veel meer - het heeft allemaal invloed op wie wij zijn en hoe we zijn.

Er zijn nog meer dingen, die invloed uitoefenen. Het beroep dat we beoefenen, en de sfeer die we aantreffen op ons werk. Als we geen werk (meer) hebben of als we arbeids-ongeschikt werden, oefent dat ook invloed uit. Verder de talenten die we hebben en de mogelijkheid of onmogelijkheid om onze talenten te benutten. Kortom, duizenden dingen zijn medebepalend voor ons mens-zijn en ons functioneren in dit leven.

Als we de kring nog breder willen maken, kunnen we in onze overwegingen ook betrekken het feit dat de een tot het ene ras behoort en de ander tot een ander ras. Ook spreekt de cultuur waaruit iemand voortkomt, een woordje mee. Niemand kan ontkennen, dat een Zweed een ander soort mens is dan een Zoeloe en dat een Egyptenaar in een totaal andere denk- en leefwereld verkeert dan een inwoner van het Verenigd Koninkrijk.

We behoeven niet compleet te zijn in het opsommen van de dingen die medebepalend zijn voor veel van ons doen en laten, denken en handelen, voelen en spreken. We weten dat er heel veel is, dat invloed uitoefent. Welnu, als dat dan zo is met ons doen en laten, denken en handelen e.d., is dat dan ook het geval met ons geloven en de geloofsbeleving? Of staan geloof en geloofsbeleving buiten deze beïnvloeding?

Verschillen tussen gelovigen

Het geloofsbeleven bij een wedergeborene (iemand die niet wedergeboren is, weet van geen geloofsbeleving af!) is een geheel eigen aspect van het mens-zijn. Eigenlijk is het iets dat behoort bij het vernieuwde mens-zijn. Maar aangezien dat vernieuwde mens-zijn beleefd wordt temidden van de werkelijkheid van ons aardse bestaan, heeft het toch ook weer heel veel te maken met alles waar dit aardse leven ons mee in aanraking brengt. Hoezeer het dan ook een eigen bestaan heeft en gevoed wordt uit speciale bronnen (Woord en Geest), Staat het geloofsleven niet buiten de beïnvloeding van allerlei wat langs andere wegen tot ons komt. De hierboven genoemde dingen dragen dan ook bij aan de wijze van de geloofsbeleving bij de verschillende gelovigen.

Iemand met een grote verstandelijke begaafdheid zal bij het doordenken van de geheimenissen Gods wellicht een dieper inzicht ontvangen in geloofszaken dan iemand, die verstandelijk veel minder begaafd is. Iemand met een sterk ontwikkeld emotioneel leven zal een veel warmer gel oof si even kennen dan een ander, die arm aan gevoelens is. De aard van de Streek waar we vandaan komen, en het gezin waarin we opgroeiden, hebben ook invloed op het geloofsbeleven. Welke voorbeelden hebben we in ons jeugdjaren gezien? Hoe hebben we geleerd wat de vreze des Heeren is? Wat hebben onze ouders ons voorgeleefd? Het heeft allemaal invloed.

Dat blijkt ook wel uit de Bijbel. Gods Woord geeft zelf aan, dat er bijvoorbeeld in de kring van de profeten verschil was. Zonder dat we precies kunnen nagaan waar die verschillen door ontstaan zijn (verschillend karakter, verschillende herkomst e.d.), het is duide-lijk, dat Jeremia niet identiek is aan Jesaja en dat Hosea anders is dan Amos,

lets dergelijks zien we in de kring van de discipelen. Petrus en Johannes zijn nogal verschillend en Thomas is anders dan Nathanaël. Dat blijkt in de manier waarop ze geloven en hun geloof belijden en beleven. Het is zelfs zo dat er niet alleen verschillen zijn, maar soms moeten we zelfs spreken van contrasten en tegenstellingen.

Het zal duidelijk zijn dat, als er onder de profeten en discipelen zo’n verscheidenheid bestond, er in de kerk des Heeren wel altijd verscheidenheid zal blijven in geloof en geloofsbeleving, mede ook onder invloed van karakter, afkomst, enz. Met dat gegeven moeten we leven. We zullen dan ook niet moeten proberen alle gelovigen naar hetzelfde model te knippen of hen allemaal hetzelfde uniform aan te trekken. Doen we dat wel, dan komen we al spoedig tot de ontdekking, dat dit niet werkt. Het zou trouwens ook in strijd zijn met de veelkleurige wijsheid en de menigerlei genade Gods. In de natuur heeft God overal rijke schakeringen aangebracht. Ook in Zijn kerk doet Hij dat. En zoals er tenslotte geen twee bladeren aan dezelfde boom helemaal aan elkaar gelijk zijn, zo zijn er ook geen twee gelovigen identiek.

Er is meer

Hiermee is echter niet alles gezegd. Natuurlijk is er verschil in geloofsbeleving. Maar als we dat constateren, mogen we toch een paar wezenlijke zaken niet over het hoofd zien. Met name doel ik op twee zaken.

In de eerste plaats moeten we bedenken dat geloven en geloofsbeleven meer zijn dan de reactie van een door bepaalde factoren beïnvloede persoonlijkheid op de openbaring Gods. En in de tweede plaats zullen we ons moeten realiseren dat alles wat mensen voor geloof en geloofsbeleving houden, in Gods oog nog niet altijd geloof is. Met andere woorden, Gods Woord laat ons weten dat er verschil is tussen waar geloof en schijn-geloof en dat ook op het gebied van de geloofsbeleving rekening moet worden gehouden met het feit, dat het niet alles goud is wat er blinkt.

Het werk van de Geest: primaire factor

Geloven is de reactie van de mens op de openbaring Gods. Hij buigt onder dat Woord; hij aanvaardt het; hij geeft zich er aan over. Daarbij spreken allerlei invloeden mee. Maar, die invloeden zijn wel bijkomstig. Hoe dominerend ze ook zijn en hoezeer ze ook het gezicht van de geloofsbeleving lijken te bepalen, toch zijn ze bijkomstig. Het wezenlijke ligt ergens anders, namelijk bij datgene wat in het begin van dit artikel als een vooronder-stelling werd aangeduid: het werk van de Heilige Geest. Het blijkt dat dat werk van de Geest wel aansluit bij het karakter van de mens en bij die andere factoren, die medebepalend zijn voor iemands persoonlijkheid, maar anderzijds breekt de Geest daar toch ook weer doorheen en dan functioneert het geloof soms ineens onafhankelijk van vele van de hierboven genoemde factoren.

Laat ik proberen te illustreren wat ik bedoel. In Gods Woord is sprake van bijvoorbeeld groot geloof en klein geloof. De Heere Jezus zegt van de hoofdman te Kapernaüm, dat zijn geloof een groot geloof is (Lk. 7 : 9). Datzelfde zegt Hij ook van het geloof van de Kananese vrouw (Mt. 15 : 28). Hun geloof was groot, omdat zij groot van God en Diens macht dachten. Daarentegen horen we de Heiland bijvoorbeeld tot Petrus zeggen: ”Gij kleingelovige, waarom hebt gij gewankeld?” (Mt. 14 : 31). Petrus dacht klein van de Heere: de macht van de wind en de golven leek hem groter dan die van de Heere.

Er is dus sprake van groot geloof en van klein geloof. Hangt dat nu uitsluitend samen met de factoren. die op het terrain van karakter e.d. liggen? Wordt de mate van ons geloof bepaald door onze afkomst, opvoeding of dergelijke factoren? En hangen twijfel en aanvechting samen met de Streek waar we vandaan komen? Zijn Groningers per definite stoerder en steviger in hun geloof dan mensen van de Veluwe of uit de Alblasser-waard? Soms lijken bepaalde uitspraken in deze richting te wijzen. Maar de dingen liggen toch wel anders…..

Er waren karakterverschillen bij de discipelen. Er waren ook verschillen in afkomst. Het blijkt uit hun gedrag en uit hun woorden. Maar als het eens zwaar weer is en zij in nood van de baren zijn en Jezus zich niet meer om hen lijkt te bekommeren, zijn ze ineens allemaal kleingelovigen. Dan blijken karakter e.d. geen beslissende invloed meer te hebben. Dan is niet alleen Thomas bang en kleingelovig, maar Johannes ook. Dan blijkt er meer aan de hand te zijn dan de invloed van secundaire factoren.

Er is een primaire factor: de werking van Gods Geest met het Woord. En die is een myste-rie. Jezus vergelijkt die met de wind (Joh. 3 : 8). Onberekenbaar, onnavolgbaar, maar vooral ook soeverein. Of er geloof is en hoeveel, of er geloofsbeleving is en in welke mate en vorm, dat wordt ten diepste niet bepaald door iemands karakter of afkomst, maar door de soevereine werking van Gods Geest. Maar ook - en dat dient er direct bij gezegd te worden - door het in elk mens aanwezige ongeloof!

Ongeloof

Dat ongeloof is ieder aan- en ingeboren. Dat behoort bij de inventaris van ons door de zonde verdorven bestaan. En al is door genade in het leven van Gods kinderen het ongeloof in beginsel overwonnen, er blijft zolang zij leven nog wel zoveel van over dat zij hun leven lang zullen ondervinden dat ze tot hinken en tot zinken ieder ogenblik ge-reed zijn. Komt dat ongeloof aan het woord, dan schrompelt het geloof ineen. Kijkt dat ongeloof naar de wind en de golven en de doodsgevaren, dan krijgt het geloof geen kans meer om op God en op Christus te zien. Dan maakt het ook helemaal geen verschil meer of je Thomas heet of Johannes.

Is nu het soevereine werk van de Heilige Geest in het onderhouden en versterken van het geloof zodanig, dat het ongeloof de kop niet meer op kan steken en wordt er door de Geest zoveel vertrouwen in de ziel gewerkt, dat wind en golven niet meer belangrijk zijn, dan rijst het geloof tot grote hoogten en wordt er geleefd bij de belofte: Ik zal bij u zijn. En dan maakt het al evenmin uit of iemand een Thomas is of een Johannes. De secundaire invloeden verdwijnen naar de achtergrond en de primaire factor is alles-bepalend.

Dan is er ten diepste geen verschil meer tussen een evenwichtig mens en een labiel mens, tussen een Groninger en een Zeeuw, tussen een Venda en een Hollander, tussen een intellectueel hoogbegaafd mens en iemand met een laag I.Q., tussen een - nou ja, noem alle verschillen maar op.

Ik zeg dit met wat nadruk, omdat we wel eens de neiging hebben de verschillen in geloofsbeleving - zoals we dat zijn gaan noemen binnen onze kerken - terug te voeren op de secundaire factoren. Volledig rekening houdend met die invloeden, meen ik toch dat we, als er tenminste van wáár geloof sprake is, punten van herkenning zullen hebben, die resulteren uit de primaire factor: het werk van de Geest. Daar zullen alle ware gelovigen naar mijn vaste overtuiging elkaar altijd weer in herkennen, al komen ze van totaal verschillende delen van ons land, ja van de aardbol. Ontbreekt die herkenning, dan kunnen we wel spreken van verschillen in geloofsbeleving, maar dan is het de vraag of er niet wat anders aan de hand is.

Zijn en schijn

Dat brengt me tot het tweede dat de aandacht niet mag ontgaan. Dit namelijk, dat de Bijbel ons leert voorzichtig te zijn als het gaat om het vaststellen van geloof en geloofsbeleving. We moeten er mee rekenen dat er ook een geloof is, dat in Gods ogen geen geloof is. Geloof dat alleen de naam heeft, maar niet het wezen. Omdat Gods Woord dat aanwijst en op grond daarvan tot voorzichtigheid aanspoort, heeft onze Catechismus niet zonder reden de vraag gesteld: Wat is een wáár geloof? Met nadruk op het woordje ”waar”.

We kunnen te goedgelovig zijn en alles wat zich als geloof aandient voor geloof houden. Daarbij kunnen we ook nog door heel goede motieven geleid worden, zoals het oordeel der liefde en het beginsel, dat ons het oordeel niet toekomt. We kunnen ook nog wijzen op de schade die aangericht wordt als wij elkaar de maat gaan nemen en elkaar gaan beoordelen en zelfs wel veroordelen. Maar dat alles doet toch niet teniet de werkelijk-heid dat er mensen zijn, die wel de naam hebben dat ze leven, maar die toch dood zijn (Openb. 3 : 2), mensen die wel de gedaante van godzaligheid hebben, maar niet de kracht ervan (2 Tim. 3 : 5), mensen die op zand bouwen (Mt. 7 : 26, 27) en die als de dwaze maagden geen olie bij zich hebben (Mt. 25 : 3), mensen die wel in de Naam des Heeren profeteerden en krachten deden, maar die door de Heere toch niet gekend worden (Mt. 7 : 22, 23).

Dat zijn ernstige dingen en de herinnering hieraan kan zelfs erg pijnlijk zijn. Maar omdat het pijnlijk kan zijn, mogen we het nog niet verzwijgen. Moet er niet ernstig gewezen worden op het gevaar van zelfbedrog? Moet er niet sterk worden aangedrongen op zelf-onderzoek? Moet er in de prediking, maar ook op huisbezoek niet heel duidelijk gespro-ken worden over wat echt geloof is en over dat wat er wel veel op lijkt, maar wat toch niet echt is? Wijst de Heiland ons in Zijn gelijkenissen in dezen niet duidelijk de weg? Ik denk aan de gelijkenis van de zaaier, aan die van de twee bouwers, aan die van de wijze en dwaze maagden.

Als we deze dingen niet duidelijk zien en zeggen, gaan we schijngelovigen voor ware gelovigen houden en naamchristenen voor ware christenen. En als dan de geloofsbeleving van deze schijngelovigen niet overeenstemt met de beleving van de ware gelovigen, zouden we onze toevlucht kunnen gaan nemen tot de oplossing dat we te doen hebben met een andere manier van geloofsbeleving. Zo wordt dan een bepaalde beleving die met het ware geloof niets uitstaande heeft, onder de noemer van een andere manier van geloofsbeleving gebracht. Waarmee we elkaar wel de pijn van ontdekking bespaard hebben, maar intussen wel bezig zijn het verschil tussen zijn en schijn, tussen waar en onwaar te verdoezelen.

Ik wil maar zeggen, dat we niet te snel en te ongenuaneeerd moeten spreken over ver-schillende vormen van geloofsbeleving. Tenslotte zal het toch zo zijn dat ieder, die het van de Heere leert, ook dezelfde dingen leert. De diepte ervan mag verschillen en er mag onderscheid zijn in trap en maat, maar ze leren toch allemaal hoe groot hun zon-den en eilende zijn, hoe ze van al hun zonden en eilende verlost worden en hoe ze Gode voor die verlossing zullen dankbaar zijn.

In grondlijnen leidt de Heere al Zijn volk langs dezelfde weg. Het is de weg van de deel-achtigmaking van het heil. Dat is tevens de weg van het geloof en de geloofsbeleving. Op die weg lopen mensen met een verschillend karakter en met verschillende achter-gronden. Maar ze zijn allemaal binnengegaan door de enge poort; ze zijn allemaal aan-geraakt door dezelfde Geest; ze zijn allemaal gericht op dezelfde Zaligmaker. En in die dingen verstaan ze elkaar, zoals Christen en Hoop in Bunyan’s Christenreis elkaar ook verstonden, al waren ze onderling toch ook weer heel verschillend.

Dit artikel werd u aangeboden door: Christelijk Gereformeerde Kerken

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 oktober 1991

Ambtelijk Contact | 20 Pagina's

BEÏNVLOEDING VAN DE GELOOFSBELEVING

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 oktober 1991

Ambtelijk Contact | 20 Pagina's