Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

DANKDAGTIJD.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

DANKDAGTIJD.

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Meditatie

Het altijd geldende bevel van Christus tot waakzaamheid. III

”En hetgeen Ik u zeg, dat zeg Ik u allen: Waakt". Markus 13 : 37.

Die slaapt ziet niets: zo ook de zondaar van nature, waar de dood als bij een slaap vergeleken wordt, hij ziet niets. Hij is stekeblind voor zijn naderend eeuwig verderf. Menigmaal met de belijdenis in de mond en de wetenschap in het verstand, als hij onherboren blijft, dat hij dan buiten Christus God niet kan ontmoeten. Die een verterend vuur is en een eeuwige gloed. Hij ziet in waarheid zijn grote schuld niet, noch de scheiding tussen God en zijn ziel door eigen schuld geslagen. Die ziet de Heere niet in waarheid als zijn Rechter voor wie hij rekenschap moet afleggen voor al de weldaden hem bewezen. Daarom beeft en vreest, schreeuwt en zucht, bidt en worstelt hij niet om zijn ziel geborgen te mogen weten in de enige Ark der behoudenis, Jezus Christus. Dan zou zulk één dag noch nacht rust krijgen voor zijn kostelijke, onsterfelijke ziel, gelijk als de duif van Noach. Die slaapt, hoort niet. Zo is de zondaar, zoals deze geboren wordt op aarde, geestelijk doof. Want die slaapt hoort de waarschuwingen, vermaningen en roepstemmen niet die tot hem komen, totdat het gevaar hem overrompelt en hem in de dood stort, en dan te laat. Zo ook de geestelijk dode zondaar, al hoort hij met het natuurlijke oor de ernstige waarschuwingen, vermaningen en roepstemmen die tot zulk een komen, hij hoort inwendig niet met zijn hart en men blijft doorgaan op de brede weg des verderfs. Al roept de Heere in en door Zijn Woord nog zo hard, en door middel Zijner ware knechten: "Verlaat de slechtigheden en treedt op de weg des verstands; Gij slechten, hoe lang zult gij de slechtigheid beminnen, en de spotters voor zich de spotternijen begeren en de zotten wetenschap haten? Maar die naar Mij hoort zal zeker wonen, en hij zal gerust zijn van de vreze des kwaads." Spreuk. 1:22 en 33. Het kan een beetje beroering en ontroering in zijn geweten brengen met grote slaafse vrees die zijn hart vervult, bang van de dood en benauwd voor de helse straf, maar de zondaar blijft met dat alles dezelfde. Eén die slaapt let nergens op, wat hem ook dreigt en in de dood zal storten. Zo bij de zondaar die geestelijk dood is in misdaden en zonden, hij zal nooit in waarheid letten op des Heeren eer en het heil zijner onsterfelijke ziel. Men beseft niets van het eeuwige gevaar en verderf, wat dat zal wezen dat zijn lamp van vermeend licht zal uitgaan in de buitenste duisternis. "Want velen zullen zoeken in te gaan maar zullen niet kunnen." Luk. 13. Men let er niet op met een waarachtig gebroken hart dat men gebonden zal worden aan handen en voeten en geworpen in de buitenste duisternis, waar wening zal zijn en knersing der tanden van volslagen vijandschap. Daarom klinkt uit Christus mond: "Ontwaakt, gij die slaapt en staat op uit de doden, en Christus zal over u hchten." Efez. 5 : 14. Want om recht te waken moet de mens van dood levend gemaakt worden door de Heilige Geest, Die de Geest des Vaders en de Geest van Christus genaamd wordt, daar Hij uitgaat van de Vader en de Zoon. Hij maakt de dode, doemwaardige, doch uitverkoren zondaar levendig, overtuigende van zonde, gerechtigheid en oordeel. Joh. 16:8. Die gaat waken, omtrent het heil zijner onsterfelijke ziel, meteen schreiend hart, een zuchtende ziel bij dagen en bij nachten onder een levendig besef van zijn hemelhoge schuld. Onder levendige indrukken van Gods alwetendheid en overalomtegenwoordigheid, onder de toorn van de almachtige Rechter van hemel en aarde. Menige keer durven zij niet te gaan slapen daar zij geloven dat zij in het helse vuur zullen ontwaken. Zulk een waakt en ziet Gods goedertierenheden dat zij de ganse dag duren en elke morgen nieuw zijn daar zij roemen tegen een welverdiend oordeel, omtrent zo'n verdoemelijk schepsel want er is er niet een zo ongelukkig en rampzalig als zulk één. O, zulk één schreeuwt nacht en dag om een kruimeltje genade om bekeerd te mogen worden. O, de levendgemaakte ziel heeft de levende ontdekkende bediening des Geestes nodig om bij'de voortgang te waken, inlevende het, gemis van Christus" en Zijn gerechtigheid om Zijn eigendom gemaakt te worden. Om levendig te kermen? "O, Heere, ik worde onderdrukt wees Gij Mijn Borg." Ja, waken in de gebeden om niet bedrogen uit te komen straks bij het einde van de reis door dit aardse tranendal. Waken met innerlijke zuch-tingen des harten door de bediening des Geestes, wegens hun on- en wangestalte, dorheid en onvruchtbaarheid, om de ere des Heeren en om leven aan hun ziel te mogen hebben, uitschreeuwende: "Laat mijne ziel leven en zij zal u loven, en laat Uw rechten mij helpen". Of gelijk David ook in psalm 143 : 11 bidt: "Ö Heere, maak mij levend om Uws Naams wil; en voer mijn ziel uit de benauwdheid om Uw gerechtigheid." Maar het bevel van Christus, hoe onmogelijk het ook voor de mens is, wegens zijn schuldige onmacht, en onwil wegens zijn vijandschap, bhjft altijd geldig opdat hij zich met God verzoend mocht weten door Christus en de dood hem niet onvoorziens zal overvallen. "Waakt". Waakt temidden van de ernstvolle tijden waarin dat je leeft opdat des Heeren verschrikkelijke oordelen u ook niet onvoorziens overvallen, maar daarop te letten. Om trots alle verwarringen, verwikkelingen en beroeringen die er op de wereld zijn temidden van de grote afval die eerst moet komen eer dat Christus zal komen op de wolken des hemels, altijd bereid te zijn. Bereid te zijn om verantwoording af te leggen van de hoop die in ons is aan een iegelijk, die dat van ons afeist. Want Christus spreekt hier inzonderheid van Zijn wederkomst op de wolken en welk een vreselijke tijd dat daaraan vooraf gaat. Niet alleen grote grove uitleving der zonden, en verschrikkelijke tijdelijke oordelen, maar hoe dat er ook velen verleid zullen worden met een misleidende godsdienst. Vele valse Christussen en vele valse profeten zullen opstaan die tekenen en wonderen zullen doen maar mogen hen niet geloven. En een mens gelooft deze zo graag want dan kan hij zalig worden zonder verloren te gaan, daar hij met al zijn godsdienst naar de hel moet, met al zijn ondervindingen, om het leven in Christus uit genade te ontvangen en Christus te leven. In het paradijs zijn wij in Adam niet wakende geweest in de volheerlijke staat waar geen dood was; hoe zullen wij dan nu in onze geestelijke doodstaat waken. Het geldt daarom dan elk mens; "Waakt". Het geldt inzonderheid Gods volk en knechten, want dat zijn Zijn dienstknechten wegens hun genadestaat, om niet te slapen, maar te waken om rekenschap af te leggen van hun rentmeesterschap. Want ook zij weten niet wanneer de Heer des huizes komen zal des avonds laat, te middernacht of met het hanengekraai. Dus of in de dagen der jeugd, of in (de middelbare leeftijd, of in de ouderdom. Doch het bhjft altijd geldend: "En hetgeen Ik u zeg, dat zeg Ik allen: Waakt". Daarom mijn onbekeerde mede-

reiziger naar de eeuwigheid wat hebt gij te verwachten? Wij kunnen wel veel verwachten, maar niets goeds, want wie zal ons het goede doen zien in deze dankdagtijd, daar het een boze goddeloze, zeer godsdienstige en allesontwrichtende tijd is. Wat een brandpunten zijn er niet in het wereldgebeuren waar elk moment de vlam uitslaan kan, en waar zullen wij ons dan bergen. O, vraag nog of de Heere u een nieuw hart en nieuwe geest wil geven in het 'binnenste van u om te allen tijd wakende te mogen zijn. Ook onze arme jeugd eer het voor eeuwig te laat zal zijn en de vreselijkste tonelen van Gods gramschap over ons zullen uitgegoten worden, om bereid zijnde voor Christus rechterstoel gesteld te kunnen worden. De Heere mocht zijn volk, de groten met de kleinen in de genade nog wakker schudden om hen in de gebeden wakende te doen zijn, en Zijn wederkomst niet met vreze, maar met vreugde te verwachten. En daar de tekenen der tijden, en in het wereldgebeuren, en in Gods kerk ons leren dat het geruis Zijner voetstappen wordt waargenomen mochten zij dan omhoog zien, en hunne hoofden opwaarts heffen wetende dat hun eeuwige verlossing nabij is om eeuwig dankdag te houden. Amen.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.gergeminned.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 13 november 1980

De Wachter Sions | 8 Pagina's

DANKDAGTIJD.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 13 november 1980

De Wachter Sions | 8 Pagina's