Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Voor de jeugd

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor de jeugd

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

VOOR DE JEUGD

Beste Jongelui!

Gideon 11 (Richt. 6:14 v.v.)

Het is al een poosje geleden, dat we over Gideon hebben geschreven. Jullie zullen het je nog wel herinneren en anders moeten jullie de voorgaande artikelen nog maar eens nalezen, om de draad weer te pakken te krijgen. Gideon was bezig om tarwe te dorsen bij de wijnpersbak. De Engel des Heeren brengt hem een bezoek. Dat is een wonder van genade. Hij krijgt een rijke belofte: De Heere is met u, gij strijdbare held! Doch Gideon kon dat zo maar niet geloven. Hij behoorde nog tot dat soort, dat het geloof niet meedraagt in de zak, zoals er tegenwoordig zo velen zijn. Ze hebben het altijd bij de hand. Alleen als ze het nodig hebben, ontbreekt het hun. Het is natuurlijk niet de bedoeling om daarmee het ongeloof goed te praten. Want het ongeloof is en blijft zonde. Ja, het is zelfs de grootste zonde die er is. Maar die verstand van zaken heeft, weet hoe taai dat verschrikkelijke ongeloof is. Ik hoop dat jullie er ook last van hebben. Ja, last van je ongeloof. Want velen hebben daar geen last van. Ze leven er rustig onder. Het wordt eenvoudig gekonstateerd: We zijn nu eenmaal ongelovig, en daarmee uit. Je doet er immers toch niets aan. Kijk, iemand die last van z’n ongeloof heeft redeneert alzo niet. Die komt er mee in het verborgen terecht om het de Heere te belijden en om te vragen, of Deze toch het geloof in het hart wil werken, daar het zonder geloof onmogelijk is en blijft om de Heere te behagen.

Gideon gaat zijn klachten de Heere voorleggen. De Midianieten vervullen het land. Dat zijn de vijanden. Ja, zo kan het nog wezen. Hebben jullie er ook wel eens moeite mee, dat de vijanden het land vervullen, het land van je leven namelijk? Ik hoop dat jullie begrijpen wat ik bedoel. Alles wat Gode vijandig is, de duivel, de wereld en het eigen boze vlees kunnen zo de kop op steken in je hart. Je zoudt het anderen niet durven te vertellen, dat je zonden met je omdraagt die meer dan verschrikkelijk zijn. En wat je ook doet, het gaat maar niet over. Het lijkt wel hoe meer of je strijdt, hoe erger het wordt. Je denkt: Verlost word ik nooit! De Heere heeft mij vergeten, de Heere hoort niet, Hij bemoeit Zich met mij niet.

Als jullie zo denken, wat ik heel goed kan begrijpen, wordt dan niet moedeloos. Want de Heere hoort het wel en Hij ziet het wel. Op Zijn tijd zal Hij Zijn heil doen zien. En wanneer is het nu des Heeren tijd? Dat is ook een vraag. De klok van God loopt anders dan die van ons. Het is des Heeren tijd, wanneer het het meeste dient tot Zijn verheerlijking.

Na alle klachten die Gideon geuit heeft, gaat de Heere niet weg, met de verzuchting dat er met die Gideon toch eigenlijk maar weinig of niets te beginnen is. Neen, Hij keert Zich naar hem toe. Wat is de Heere toch goed. Hij keerde Zich tot hem. Het kontakt ging in het begin van de Heere uit. Het gaat ook bij de voortduur van de Heere uit. Hij is in alles de Eerste en Hij blijft ook steeds weer de Eerste. Dit mag wel als een voortdurende wonder worden beschouwd. Want als de Heere niet de Eerste was en bleef, er kwam nooit iets van terecht, bij niemand.

De Heere zeide tot hem: Ga heen in deze uw kracht, en gij zult Israël uit der Midianieten hand verlossen: heb Ik u niet gezonden? vs. 14. Het zal jullie duidelijk zijn, als de Heere zegt: Ga heen in deze uw kracht dat daar niet mee bedoeld wordt, de kracht die Gideon nu openbaart. Want hij vertoont veeleer het beeld van iemand die helemaal geen kracht heeft. Het gaat over de kracht die de Heere hem geven wil, en die Gideon ervaren zou, wanneer het geloof maar bij hem doorbrak. Maar daar zit het nu net nog op vast. De Heere had tegen hem gezegd: De Heere is met u, gij strijdbare held. Nu als de Heere met hem zou zijn, dan kon hij rustig ten strijde trekken. Maar zolang hij dit niet ten volle geloofde, zolang bleven de bezwaren. Dat ongeloof moet ook worden weggenomen. Zolang dat niet gebeurt, blijven de vijanden het land vervullen. Dat Gideon nog niet ten volle geloven kon, komt openbaar in hetgeen hij nog meer aan bezwaren naar voren brengt, vs. 15: En hij zeide tot Hem: Och mijn heer, waarmede zal ik Israël verlossen? Zie mijn duizend (geslacht) is het armste in Manasse, en ik ben de kleinste in mijns vaders huis. Gideon kijkt naar de omstandigheden. Hij kijkt naar het geslacht waaruit hij voortgekomen is. Van des mensen zijde bezien, komt het Gideon allemaal nog als onmogelijkheid voor. Neen, van zijn kant is geen verwachting.

Het is gelukkig als men dat leren mag. O zeker, het is niet tot eer des mensen, wat hier allemaal beschreven staat. Het is ook niet tot eer des Heeren, dat Gideon niet dadelijk op de Heere vertrouwt, geheel en al. En toch is het gelukkig als men leren mag, dat van des mensen kant, in de strijd tegen de vijanden, geen verwachting is. Men leert op deze wijze te sterven aan alle kennen en kunnen des mensen. Hebben jullie daar ook al iets van geleerd, dat, als je naar jezelf kijkt, misschien ook het gezin waar je uit voortkomt, dat je zeggen moet: Van des mensen kant kan het nooit, dan is alle verwachting afgesneden. Als het zo is, wil ik je toch, om te beginnen, feliciteren. O neen, daar begrijp je nog niets van. Misschien zeg je wel: Ik vind het verschrikkelijk, dat ik zo weinig enkel en alleen op de Heere vertrouw. Dat is het ook. Maar op deze wijze komt toch de Heere aan Zijn eer. Hij maakt Zich op deze wijze in Zijn deugden groot. De deugd van Zijn lankmoedigheid komt hier op de voorgrond te staan. Want stel je voor: Hoe moet al dat tegenspreken van Gideon, hoe begrijpelijk ook van des mensen kant bezien, de Heere in de oren geklonken hebben? Zou Hij nu geen reden hebben om Gideon maar te laten varen? Zeer zeker! Maar Hij doet dit niet. Hij onderwijst Gideon en zegt tot hem: Omdat Ik met u zal zijn, zo zult gij de Midianieten slaan als een enige man. Wat een geduld van de Heere! Hij komt het Gideon bij herhaling te zeggen, dat hij geen verwachting moet hebben van beneden, maar van Boven, van Hem: Omdat Ik met u zal zijn, zo zult gij de Midianieten slaan als een enig man. Gideon, de vijanden mogen in jou ogen onoverwinnelijk zijn, maar als Ik met u ben, dan is dat grote leger zo klein, alsof het maar uit een man zou bestaan. Want de Heere is de Almachtige. Alles staat Hem ten dienste. Hij is de Heere der heirscharen. Onvoorstelbaar! Toen Eliza daar iets van te zien kreeg, zeide hij tot zijn jongen: Die bij ons zijn, zijn meer dan die bij hen zijn. En ik zou hier de bede van Eliza wel aan toe willen voegen, en dan in het meervoud: Heere, open toch de ogen van alle jongens en meisjes, die dit lezen, opdat zij het ook zien mogen. En open ook mijn ogen; want, ach jongens en meisjes: Een dominee is ten deze even afhankelijk als iedereen. Mochten we onze afhankelijkheid maar recht beleven.

Heeft de Heere met ons ook geen geduld? Hebben jullie daar oog voor? Op hoe menige plaats staat het niet beschreven in Gods Woord, dat Hij helpt in nood. Dat welzalig hij is, die al zijn hulp en kracht alleen van de Heere verwacht. En dat we het dan toch niet doen. Voorwaar, het ongeloof is taai. Het geeft het zo maar niet gewonnen.

En toch, wat ligt er ontzaggelijk veel in deze woorden opgesloten, wanneer ze echt in het geloof aanvaard mogen worden. Omdat Ik met u zal zijn.... Denkt daar maar eens over na. Paulus zeide: Zo God voor ons is, wie zal dan tegen ons zijn? Als het oog des geloofs geslagen mag zijn, op Hem Die alle macht heeft, in hemel en op aarde, dan behoeft men geen enkele vijand meer te vrezen. Dan verdwijnen ze voor het oog des geloofs, als sneeuw voor de zon. Dan kan men met David getuigen: Ik zal vol heldenmoed; Daar mij Zijn hand behoedt; Tienduizenden niet vrezen. Schoon ik van alle kant, Geweldig aangerand en fel geprangd moog’ wezen. Dan kunnen in des Heeren kracht de vijanden wederstaan worden, ja gans en al verslagen.

Het is een geheim, dat de wereld niet verstaat. Ook de vrome wereld niet. Want al leeft deze uiterlijk godsdienstig, men staat met z’n hart toch aan de kant van de wereld, en daarom heeft men van de wereld geen last. Want die heeft het hare lief.

Als jullie door genade echter aan de andere kant mogen staan, dan worden zo de dingen, naar het Woord van God, beleefd.

Sta er naar om het ook zo te beleven. Zeg maar: Heere geef het mij te beleven, zo, als al Uw volk het beleeft, opdat Uw Naam alleen de eer zal mogen ontvangen.

En nu haast ik mij weer om jullie te groeten. Denken jullie er nog wel eens aan om een klant voor „Bewaar het Pand” te winnen?

Jullie aller vriend

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 18 oktober 1973

Bewaar het pand | 4 Pagina's

Voor de jeugd

Bekijk de hele uitgave van donderdag 18 oktober 1973

Bewaar het pand | 4 Pagina's