Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Nederlandse gastarbeider in Marokko

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Nederlandse gastarbeider in Marokko

13 minuten leestijd Arcering uitzetten

De helft van de bevolking van Marokko verdient amper genoeg om rond te komen en één op de zeven Marokkanen leeft onder de armoedegrens. De halve beroepsbevolking is werkloos en twee derde van de Marokkanen kan niet lezen of schrijven. Wat bezielt een Nederlands gezin om zich juist in zo'n land te vestigen?

We drinken koffie op de veranda in Salé, de voorstad van Marokko's hoofdstad Rabat. Ik kom voor een paar dagen aanwaaien, maar de Brosky's wonen hier al acht jaar. Louis Brosky (42) -borstelig grijs-blond haar en helderblauwe ogen die je peinzend opnemen- is fysiotherapeut en werkt als vrijwilliger in een school voor gehandicapte kinderen.

„In Nederland had ik een eigen praktijk en dat liep allemaal erg goed. Maar we raakten er steeds meer van overtuigd dat we een roeping hadden in Marokko. Dat God ons riep om onder de moslims van Hem te getuigen." Hij vertelt het op een nuchtere toon alsof het heel logisch is je baan op te geven en te emigreren.

„We hadden natuurlijk geen idee waaraan we begonnen, het was een sprong in het diepe. Maar wel een sprong in geloofsvertrouwen, want we hadden veel gebeden of God echt wilde dat we gingen. Je gaat niet zo maar."

Het is een stille avond, zelfs de krekels zwijgen. De silhouetten van de palmen steken scherp af tegen de sterheldere hemel. De warmte van de dag hangt nog tussen de muren rond de tuin. „We wonen hier eigenlijk best mooi", zegt zijn vrouw Bep. „Maar dat wisten we van tevoren ook niet."

„We hadden geen huis hier, we kenden niemand en ik had ook geen baan", grijnst Brosky. „Ik wist niet eens wat voor werk ik zou gaan doen. Wat mij betreft was dat alleen zending, maar Bep zei: Je zult best moeten werken om de kost te verdienen."

Te vooruitstrevend
„Nou, het huis hadden we zomaar, dat kregen we aangeboden van een Marokkaan. En dat werk kwam ook vanzelf toen we hier eenmaal waren", vult zijn vrouw hem aan. „Dan zie je echt Gods leiding."

„Ik volgde een cursus Arabisch en daar kwam ik een Belgische vrouw tegen die voor een diagnostische stichting voor gehandicapten werkte. Toen ze hoorde dat ik ook spraaktherapeut was, zei ze: „Mooi, dan kan je bij ons komen werken."

Die instelling liep goed. Tè goed, volgens het Marokkaansse bestuur: We waren te vooruitstrevend. Eerst werd die Belgische mevrouw ontslagen en een halfjaar later stond ik ook op straat. Maar nog diezelfde dag en in hetzelfde gebouw kon ik aan de slag in het schooltje waar ik nu werk."

Het vereist natuurlijk heel wat aanpassingen om in een land als Marokko te wonen. Alleen al het eten is heel anders. „Ik ga altijd naar het winkeltje hier op de hoek van de straat, nou, daar kan je echt niet kopen wat je in Nederland allemaal gewend bent te eten", vertelt mevrouw Brosky. „Dus we eten gewoon de Marokkaanse kost: couscous, harira en tazjine."

Zending verboden
Maar ook in andere opzichten is het omschakelen. Want hoewel koning Hassan II zijn land tegenover het Westen presenteert als modern en democratisch, is Marokko vrij streng islamitisch. Zending is bij de wet verboden.

Wie betrapt wordt op evangelisatie wordt het land uitgezet, en een Marokkaan die christen wordt, kan voor drie jaar achter de tralies worden gezet. Het gevolg is dat bekeerde Marokkanen zondags in het diepste geheim bij elkaar komen. Openlijk getuigen van Jezus Christus is iets waar ze liever helemaal niet aan beginnen.

„Dat is natuurlijk heel begrijpelijk als in een land als dit, maar op zo'n manier ben je geen lichtend licht en geen zoutend zout. Je zet je lamp onder de korenmaat en dat is niet wat God van ons vraagt", zegt Brosky. „Zelfs sommige buitenlandse zendelingen doen vreselijk voorzichtig en terughoudend omdat ze bang zijn dat ze anders het land worden uitgezet.

Maar als God ons hier geroepen heeft, om Zijn Naam te verkondigen, dan beschermt Hij ons toch wel? Ik neem hier dus geen blad voor de mond. Op mijn werk en in andere contacten met Marokkanen vertel ik gewoon wat Christus voor mij en voor de wereld betekent.

En als ze daarover willen doorpraten, dan kunnen ze een keertje bij me thuiskomen. Tot nu toe heb ik daarmee nooit echt problemen gehad, al moet ik wel regelmatig op het politiebureau komen voor verhoor."

Werkloos
In veel opzichten is Marokko nog een Derde-Wereldland: de helft van de bevolking verdient amper genoeg om rond te komen en één op de zeven Marokkanen leeft onder de armoedegrens. De halve beroepsbevolking is werkloos en twee derde van de Marokkanen kan niet lezen of schrijven.

„Je kunt hier zo enorm veel doen als je de kennis en de motivatie hebt", zegt Brosky gedreven. „De toestand in de gezondheidszorg, bijvoorbeeld, is bedroevend. En voor weeskinderen en gehandicapten wordt schrijnend weinig interesse opgebracht.

De overheid doet niet veel. De school waar ik nu werk, is van een particuliere stichting van ouders met gehandicapte kinderen. Een volledig salaris kan de stichting me niet geven. Van het inkomen dat ik krijg, kan ik net mijn auto onderhouden."

Afhankelijkheid
Voor de rest leeft het gezin Brosky van giften uit Nederland. „Dat is leven in afhankelijkheid", knikt Brosky. „Voor ons Hollanders is dat vaak vreselijk moeilijk. We willen altijd zelf onze zaakjes opknappen, zeker op financieel gebied. Maar door in afhankelijkheid te leven, leef je wel heel dicht bij God. Je leert helemaal op Hem te vertrouwen."

„We zitten vaak heel krap en dan vind ik het toch altijd wel weer moeilijk, want je hebt toch vijf kinderen onder je zorg", zegt zijn vrouw. „Maar je leert ervan. Ik herinner me heel goed dat we een keer nog maar heel weinig geld hadden. Daar kocht ik toen maar eten van in het winkeltje hier op de hoek.

Toen ik thuiskwam met de boodschappen, zat ik flink te piekeren. Ik dacht: Hoe moet dat morgen nou, dan moeten de kinderen toch ook weer eten? Op dat moment kwam er een Marokkaanse vrouw aan de deur, die geen eten meer had voor haar kinderen.

Ik heb die hele boodschappentas in haar handen geduwd en gezegd: „Jij hebt het harder nodig dan wij. God zorgt wel dat wij niet verhongeren." 's Avonds kwam Louis thuis met een auto vol eten. Dat had hij zomaar gekregen van een bevriende boer. Zo leer je dat God echt wel voorziet in wat je nodig hebt."

De volgende ochtend nemen we een kijkje in een van de ziekenhuizen van Rabat. Brosky's terreinwagen heeft de kleur van de omgeving aangenomen: stofrood.

Rijke Europeaan
„Ik was 'm bijna nooit", zegt Brosky ten overvloede als we instappen. „Ik ga namelijk vaak het platteland op om te kijken bij een paar arme boeren die ik ken. Dan wil ik niet komen aanzetten in een blinkende bolide. Ik trek ook nooit m'n nette kleren aan. Gewoon een spijkerbroek en een shirt en het vuil nog onder m'n nagels. Ze zien je toch al zo snel als de rijke Europeaan."

Terwijl het steeds beter gaat met de Marokkaanse economie, groeit tegelijkertijd de welvaartskloof tussen stad en platteland. De overheid investeert vrijwel uitsluitend in de infrastructuur en de sociale voorzieningen van de steden en van welwarende landbouwgebieden rond steden als Agadir.

De rest van het platteland wordt niet of nauwelijks geïrrigeerd en is uiterst kwetsbaar door de grote droogten die het land om de paar jaar teisteren. Tien miljoen mensen -bijna de helft van de totale bevolking- leven er zonder elektriciteit en slechts een op de zestien huizen heeft een kraan met stromend water.

Put graven
„Veel boeren hebben zelfs geen eigen waterput", vertelt Brosky terwijl we over de grote brug van Salé naar Rabat rijden. „Laatst ging ik naar Mohammed, dat is een boer die hier in de omgeving woont. Ik had al vaak tegen hem gezegd: „Joh, waarom sla je geen put op je land?"

Nou, dat was wat hoor. Een Marokkaan loopt nooit zo hard van stapel met vernieuwingen. Als hij arm is, zal Allah dat immers wel zo hebben gewild. Maar Mohammed was uiteindelijk toch maar een put gaan graven. Dus ik pak een schop en spring bij die werklui in het gat en begin ook wat in het rond te spitten.

Dan zie je ze gewoon kijken. Want iemand die zo rijk is als ik in hun ogen ben, die hoort niet zelf te werken. Die moet delegeren. Maar ik zeg: „Mohammed is een vriend van mij, dus wil ik iets voor hem doen." Op zo'n moment merk je dat er iets bij ze begint te dagen van wat het is om je naaste lief te hebben."

Familie zorgt
Als we door het drukke verkeer bij het ziekenhuis zijn aangekomen, valt onmiddellijk de enorme drukte op rond de gebouwen. Op de grasveldjes bivakkeren hele families in de schaduw van de palmen, en binnen is het al niet rustiger. De gangen zijn bomvol met mensen die ogenschijnlijk niets mankeren.

„Dat zijn allemaal familieleden van de patiënten", legt Brosky uit. „Het is in Marokko namelijk niet zo dat er in het ziekenhuis ook wordt gezorgd voor je natje en je droogje. Dat moet de familie maar doen. Sterker nog, meestal moet je familie zelfs de medicijnen, de narcotica, het verband en de injectiespuiten kopen. Soms kan dat in het ziekenhuis zelf, maar vaak worden ze gewoon met een lijstje de stad ingestuurd. Dan maar hopen dat ze kunnen lezen en niet worden opgelicht."

Ergens op een gang staan twee brancards in het gedrang. Onder de bebloede lakens liggen twee mannen onder narcose. „Die zijn net geopereerd en zo de gang opgereden om bij te komen", zegt Brosky hoofdschuddend. Het gaat hem zichtbaar aan het hart.

Verwaarlozing
Het is in de drukte even zoeken naar een bevriende Franse arts die beloofd heeft ons rond te leiden, maar na een kwartiertje dwalen komt ze ons achterop. „Een geboren optimiste, ze heeft een enorme positieve gedrevenheid", zegt Brosky bewonderend. „Maar dat moet ook wel, als je hier werkt."

Ze wervelt de gangen door en laat ons ziekenzaal na ziekenzaal zien. Overal mensen rond de bedden, maar nauwelijks verplegend personeel. „O, er zijn wel verpleegsters, hoor", zegt de arts luchting. „Maar die zitten liever met elkaar te kletsen in de kantine. En de artsen voelen zich te belangrijk om zich persoonlijk met de patiënten te bemoeien."

De zalen liggen vol schrijnende gevallen van verwaarlozing of verkeerde behandeling. „Deze jongen had zijn benen verbrand bij een auto-ongeluk op het platteland", wijst de arts naar een zachtjes kreunende knul die in een apart kamertje ligt.

„In het lokale ziekenhuis hebben ze zijn benen nota bene ingegipst! Dan gaan die verbrandingen natuurlijk alleen maar vreselijk ontsteken. En dat gips krijg je er niet afzonder al het vlees mee te trekken. Ik vrees dat beide benen geamputeerd moeten worden."

Motivatie
„En dan is dit nog een van de beste ziekenhuizen van Marokko", verzucht de arts als we na de trieste rondgang in haar kamertje zitten. „Voor een gedeelte is het een financieel probleem. Er zijn in heel Marokko maar achtennegentig ziekenhuizen. De meeste staan in de steden. Op het platteland moeten de mensen ver reizen voor gezondheidszorg, en de familieleden die ze moeten verzorgen dus ook.

Maar voor een groot gedeelte is het ook een mentaliteitsprobleem: De motivatie onder het medisch personeel is bedroevend laag." „Het is hetzelfde gebrek aan naastenliefde en bezieling waar je hier voortdurend tegenaan loopt", zegt Brosky als we teruglopen naar de auto. „Ik denk vaak: Als hier toch eens een opleving mocht komen, een grootse bekering tot Christus, wat zou er dan veel veranderen! En ik geloof dat die opleving komt!"

Heel ander leven
Die avond zitten we weer op de veranda. Het is al uren donker en voortdurend gonzen muskieten rond de kaarsen op tafel. De kinderen voetballen op straat met Marokkaanse vrienden. Iedereen gaat hier laat naar bed, want 's avonds is de temperatuur tenminste aangenaam. Overdag is het al gauw fors boven de dertig graden.

„Het is een heel ander leven dan in Nederland", knikt Brosky. „Het is niet altijd even makkelijk je aan te passen. Zoiets als we vanmiddag zagen in het ziekenhuis, daar kun je je gewoon niet bij neerleggen." „Emigreren is toch een hele stap", zegt zijn vrouw terwijl ze thee inschenkt. „Ik ben blij dat ik niet eerst ben wezen kijken hoe het hier is.

Als je weet wat je allemaal te wachten staat, is het veel moeilijker die stap te zetten. Kijk, nou is het leuk: Er is bezoek, het is gezellig. Maar toen we hier net zaten, moest ik nog aan alles wennen. We zaten ook gewoon met opgroeiende pubers.

Ik miste andere ouders om daarover te praten. School was ook een probleem natuurlijk. Ik heb ze zelf les moeten geven. De middelbare school doen ze schriftelijk. Onze oudste, Marja, heeft net deze zomer haar havo-diploma gehaald. Nu gaat ze naar Nederland om hbo-v te doen."

„Als vroeger iemand tegen me had gezegd dat ik zou emigreren, zou ik hem hebben uitgelachen", grinnikt ze. „Buitenland, dat was niks voor mij. Ik was gewoon een huis-, tuin- en keukenmeisje. Vanaf het moment dat we wisten dat we hierheen moesten, heeft het nog vier jaar geduurd voordat we daadwerkelijk naar Marokko reden met ons caravannetje. Die tijd heb ik ook echt wel nodig gehad om ernaartoe te werken.

Ik wilde zeker zijn dat ik er óók op mijn plaats zou zijn. Het was evengoed wel aangrijpend hoor. Louis ging eerst alleen en na een halfjaar kwam ik met de kinderen. Dus op een gegeven moment moest ik de huur opzeggen van ons huis in Gouda. Dan is het opeens heel definitief Toen heb ik veel gebeden: „Heere, moeten we echt gaan?"

Golfoorlog
In de verte klinkt de gebedsoproep van de mullah. Een zoele wind ritselt door de palmbladeren en verjaagt de muskieten. Even lijkt het heel tropisch en heel rustig. Ook hier kan het leven goed zijn. „Echt vervelende dingen hebben we nooit meegemaakt", peinst Brosky. „Behalve dan tijdens de Golfoorlog. Toen moesten we halsoverkop het land uit omdat het te gevaarlijk werd."

De Marokkaanse regering had uit politieke overwegingen partij gekozen voor de Verenigde Staten. Maar de overgrote meerderheid van de bevolking was voor Saddam Hoessein. Niet dat ze Saddam zo geweldig vonden, maar omdat hij zich sterk maakte tegen het Westen. „Er was een enorme spanning op straat", herinnert mevrouw Brosky zich. „Er werd met stenen gegooid en als westerling was je niet veilig.

Onze zoon Herman had nooit ruzie gehad met Marokkaanse jongens, maar in die tijd werden ze heel vervelend. Ze vroegen of hij Jood was en sarden hem. Toen hij op een dag bijna in elkaar was geslagen, hebben we onze spullen gepakt en zijn voor een paar maanden naar Nederland vertrokken." Geen moment hebben ze erover getwijfeld of ze wel terug zouden gaan naar Marokko. „Absoluut niet", zegt Brosky beslist. „Onze plek is hier."

Dit artikel werd u aangeboden door: Terdege

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 14 december 1994

Terdege | 96 Pagina's

Nederlandse gastarbeider in Marokko

Bekijk de hele uitgave van woensdag 14 december 1994

Terdege | 96 Pagina's