Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

GANS ISRAËL

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

GANS ISRAËL

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

“Onze Heere Jezus Christus zal in de laatste tijd het joodse volk met Zijn genadige en machtige hand bekeren. Hij zal hen in Zijn verbond en zalige gemeenschap herstellen en al hun zonden en ongerechtigheden wegdoen. (...) Hij zal in hun harten werken een waarachtig geloof, waardoor zij Hem als hun Verlosser en Messias zullen aannemen. Dan zal Hij met Zijn dierbaar bloed Jacobs zonden en ongerechtigheden geheel afwassen en die van hen afwenden door een genadige verzoening. Hij zal die geheel vergeven en ze voortaan niet meer gedenken. (...) Dit zal het grootste werk zijn en de heerlijkste verlossing der kerk, die ooit op deze wereld gezien is. Dan zal Christus Zijn genade en heerlijkheid in Zijn kerk laten schijnen, veel meer dan ooit tevoren. Joden en heidenen zullen samen onder Zijn scepter buigen en Zijn Koninkrijk zal in een zodanige gezegende, voorspoedige en geestelijke staat zijn, als voorheen op aarde nog nooit gezien is. Zo zullen alle Godsspraken van de profeten die over de laatste staat van de kerk handelen dan in haar meest volkomen kracht vervuld worden...”

Aldus de 18e eeuwse ds. Theodorus van der Groe in een biddagpreek in zijn gemeente Kralingen. Woorden waarin iets blijkt van zijn hoop op een geestelijk herstel van het volk van de joden. De tekst voor deze preek is genomen uit Romeinen 11, waar de apostel Paulus spreekt over de toekomstige zaligheid van Israel [11: 25, 26].

Je zou kunnen vragen: wat moest die plattelandsdominee uit dat kleine veendorpje onder de rook van Rotterdam met zulke weidse perspectieven? Kon hij zich niet veel beter beperken tot de kleine en grote noden van zijn eenvoudige bevolking? Wat dreef hem om de lijnen uit zijn tekst zo ver door te trekken? Was het wel reëel om zulke hoge verwachtingen te hebben van een volk dat, zeker nog in die tijd, volop in de verstrooiing leefde. En dat van de Christus der Schriften niets wilde weten? Waren het geen overspannen dromerijen die hem tot deze woorden in vervoering hadden gebracht? En dan ook dit nog: als ze al waarheidselementen bevatten -wat is er inmiddels van uitgekomen? Toch zeker niets, of nauwelijks iets... Of ligt het toch anders?

De vraag zou ook nog kunnen klinken of de dominee van Kralingen een eenling was in zijn tijd. En of er ook nog anderen waren die zulke verwachting hadden aangaande de toekomst van Israel. Wie op zoek is naar een antwoord op die vraag, hoeft sinds enkele maanden niet lang meer zonder dat antwoord te blijven. Aan de Leid-se Universiteit promoveerde namelijk onlangs de hervormde dominee M. van Campen en wel op een onderzoek naar de visies op de joden in de vaderlandse kerk van de 17e en 18e eeuw. Zijn boek, een omvangrijk werk van meer dan 650 pagina’s, behelst een vrijwel compleet overzicht van de opvattingen over het joodse volk, zoals die klonken vanaf de kansels in de nationale gereformeerde kerk van die dagen. En niet alleen vanaf de preekstoelen op zondag, maar ook zoals ze terug te vinden zijn in de talrijke religieuze geschriften die in die twee eeuwen gepubliceerd werden.

He gereformeerde protestantisme kende in die tijd twee hoofdstromingen, genoemd naar hun voormannen: de voetianen en de coccejanen. Wat blijkt? In beide stromingen was de aandacht voor het joodse volk meer regel dan uitzondering. En in beide leefde bij menigeen de hoop op een geestelijk herstel van de joden, te weten een erkenning van Christus als de Zaligmaker. Die bekering van de joden werd gezien als een gebeurtenis aan het einde van de tijden, een gebeuren die met groot verlangen tegemoet werd gezien. Op onderdelen was er wel verscheidenheid van gevoelen, maar vanaf veel kansels klonken zowel in de gebeden als in de prediking woorden van hoop en uitzien. Vooral de al aangeduide woorden van Paulus in Romeinen 11 dienden als basis en kroongetuige van deze op de Bijbel gebaseerde verwachting. Daarom werd dit thema niet overgeslagen in de prediking. Het behoort immers bij het overgeleverde Woord van God!

Ds. M. van Campen heeft een buitengewoon interessante studie gepubliceerd. Naast dit deel II zullen binnenkort ook de delen 1 en III verschijnen. Daarin wordt aandacht gegeven aan de gereformeerde visie op de joden in de 16c respectievelijk de 19e eeuw. Al met al wordt hier een schat aan informatie geboden. Van belang voor ieder die de zaak van Gods Koninkrijk ter harte gaat. Ik ben ervan overtuigd dat er nog steeds bijbelse gronden zijn om hoop voor het volk Israel te koesteren. Daarom is een boek als dit van belang. Het is de taak van de christelijke kerk om Israel tot jaloersheid te verwekken. Want als hun verwerping de verzoening is der wereld, wat zal hun aanneming zijn, anders dan het leven uit de doden [Rom. 11: 15]?

In dezelfde tijd als ds. Van der Groe, leefde de Amsterdamse dominee Petrus Curtenius. Ook hij preekte eens over Rom. 11: 25 & 26. In januari 1976 verscheen deze leerzame preek in de zogenaamde Reveilserie (nummer 121). In zijn boek geeft ds. Van Campen er jammer genoeg geen speciale aandacht aan. Ik lees in die prachtige preek onder meer het volgende: “Dit gehele Israel zal zalig worden. Duidelijk staat dit tegenover de verharding, die voor een deel over Israel gekomen is. Dus kan het zalig worden van gans Israel niet anders betekenen, dan dat zij van het oordeel der verharding verlost zullen worden. Zij zullen overtuigd worden van de waarheid van het Evangelie, om zich aan Christus te onderwerpen door geloof en bekering. (...) Het is geen wonder dat wij al de omstandigheden van het herstel van de Joden niet kunnen bevatten, daar Paulus zelf er over moet uitroepen: O, diepte des rijk-doms... Maar omdat het wonderlijk is in onze ogen, zou het daarom in de ogen des Heeren wonderlijk zijn? De zaak, hoe wonderlijk ook, blijft niettemin zeker Het zou de grootste ongerijmdheid zijn, iets dat alle blijken heeft van een goddelijke openbaring, niet te willen geloven, omdat er nog duistere dingen in zijn. God Zelf noemt het immers een verborgenheid. Het is onze plicht in dit getuigenis ernstig te berusten, de vervulling met nederigheid te verwachten en verder de wijze en de middelen aan de goddelijke voorzienigheid over te laten.”

N.a.v.: Dr. M. van Campen, Gans Israel. Voetiaanse en coccejaanse visies op de joden gedurende de zeventiende en achttiende eeuw. Deel II. Uitgeverij Boekencentrum, Zoetermeer. ISBN 90239-1926-2. Gebonden. Geïllustreerd. 659 pag. Prijs 47,50.

Overgenomen uit: Kerkbode van de Christelijke Gereformeerde kerk van Dordrecht-Centrum, 30 maart 2007.

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 12 april 2007

Bewaar het pand | 12 Pagina's

GANS ISRAËL

Bekijk de hele uitgave van donderdag 12 april 2007

Bewaar het pand | 12 Pagina's