Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

KLEINE KRONIEK

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

KLEINE KRONIEK

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Over Trommius

In 'De Hoeksteen', tijdschrift voor vaderlandse kerkgeschiedenis, van juni 1987 stond een beknopt levensverhaal van de door zijn concordantie nog altijd bekende Trommius, geschreven door drs. M. den Admirant. We willen u daar een tweetal fragmenten van doorgeven. Over zijn jeugd en studietijd valt dan het volgende te lezen:

„De predikant Abraham Trommius zou waarschijnlijk al lang vergeten zijn, als hij niet een standaardwerk had geschreven, dat thans, ongeveer drie eeuwen na verschijning, nog steeds geraadpleegd wordt. Acht en twintig jaar arbeidde Trommius aan zijn 'Nederlandsche Concordantie', waarvan het eerste deel in 1672, het laatste in 1691 verscheen. Nadien kwamen vele herdrukken uit, meestal verkorte bewerkingen van de originele uitgave.

Jeugd en studietijd

Abraham Trom, zoals zijn eigenlijke naam luidt, werd op 3 september 1633 (nieuwe stijl) te Groningen geboren als zoon van Jan Jansen Trom en Magdalena Marters'.eck. Zijn ouders gaven hem de naam Abraham in de hoop dat hij eens zou wandelen in dc voetstappen van de vader der gelovigen. Jan Jansen Trom en zijn vrouw waren godvruchtige mensen, die hun zoon door woord en voorbeeld opvoedden in de vreze des Heeren. Het was hun vurige wens dat hij eens het predikambt zou bedienen, 'lek moet', zo verhaalt Trommius zelf in een nagelaten autobiografisch geschrift, 'tot haer eeuwige lof betuygen, datse my als een ware Vader en Moeder gewees zijn, die mijn lichamelick, geestelick en eeuwigh best en welvaren gesocht hebben; en so haest ick daer van eenigh begrijp in mijn tedere jaren konde maken, hebbe ick diehalven ook getraght om haer alleszins behaeglick te wesen, met gehoorsaemheyt, en eerbiedige vreese my in haer gunstige handel ten mijnen opsichte onderwerpende, 't geen my als ncch een innerlick benoegen in mijn gemoedt geeft.'

De innige vroomheid van zijn ouders bleef Trommius steeds bij en bewaarde hem niet alleen voor de uitspattingen der jeugd, maar ook voor die onheilige geloofsijver, waarvan in zijn tijd vele theologen blaakten.

Trommius' vader (hij leefde van 1600 tot 1670) nam in het maatschappelijke en kerkelijke leven vooraanstaande posities in. Aanvankelijk werkzaam in de handel, ging het hem zo goed, dat hij een lakenververij kon oprichten, die rijke winsten opleverde. Hij was schepen van de stad Groningen en diende dc kerkelijke gemeente eerst als diaken en later als ouderling.

Op de Duitse school leerde Abraham Trom lezen, schrijven en de beginselen van het Latijn. Toen hij negen jaar was, kwam hij op de Latijnse school, waar hij zich voorbereidde op de academische studie. In 1650 had hij deze school doorlopen en hield toen in het openbaar een Latijnse oratie. Als beloning ontving hij een lexicon, dat hij tot op zijn oude dag nog met een zekere voorliefde placht te gebruiken.

Op 30 september 1650, 17 jaar oud, liet Abraham Trommius zich aan de Groninger Academie als student in de filosofie inschrijven. Hij bleef in het ouderlijk huis wonen en nam niet deel aan het in die tijd losbandige studentenleven.

Tijdens zijn propaedeutische studie, die aan de theologische voorafging, volgde Trommius o.a. het college logica van prof. Schoockius, maar deze lessen stelden hem zo teleur, dat hij spoedig wegbleef. Veel beter beviel hem het private college van professor Tobias Andreae. Aan deze hoogleraar was Trommius 'uytnement veel' verschuldigd. Andreae stond hem steeds met raad en daad terzijde. Onder diens leiding hield Trommius een — later in druk verschenen — publieke oratie over de 'libertas Philosophica' (filosofische vrijheid), waarin hij een verdraagzaamheid aan de dag legde, die in zijn dagen niet tot de meest beoefende deugden behoorde.

Trommius stond bij Andreae hoog aangeschreven, hetgeen duidelijk blijkt uit het volgende. In 1653 ontving deze hoogleraar uit Duisburg het verzoek uit te zien naar een geschikt persoon voor het professoraat in de welsprekendheid aan de Academie aldaar. Andreae's keus viel op Trommius en hij legde hem de zaak voor. Abraham Trommius bedankte echter voor de eervolle onderscheiding, niet alleen omdat hij, nog geen twintig jaar, zich te jong voelde voor een profes 1 - soraat, maar vooral omdat hij toch liever in de theologie wilde studeren en predikant worden, overeenkomstig de wens van zijn ouders (Trommius' moeder overleed in hetzelfde jaar 1653). Voordat Trommius aan de theologische studie

begon, volgde hij met twee vrienden een privatissimum in de sterrenkunde van Schoockius, die er meer slag van scheen te hebben deze wetenschap te doceren dan de logica, zijn eigenlijke vak. Trommius was althans 'seer wel en grondigh' in de astronomie onderwezen.

Nu hij deze propaedeutische studie achter de rug had, kon Trommius zich op de theologie gaan toeleggen. Hij liep college bij de hoogleraren Maresius, Widmarius en Pastor. Tot Maresius. een zeer strijdlustig professor, voelde hij zich het meest aangetrokken. Onder leiding van deze hoogleraar verdedigde hij in het openbaar een 'disputatio de libero arbitrio' (uiteenzetting over de vrije wil). Bij professor Jac. Alting oefende Trommius zich in het Hebreeuws. In 1655 voltooide hij zijn academische studie. Op 5 maart van dat jaar legde Trommius in het bijzijn van twee Deputaten Synodi met goed gevolg het zogenaamd praeparatoir examen af, waardoor hij beroepbaar werd.

Buitenlandse reis

Toch liet de 21'-jarige kandidaat tot de Heilige Dienst zich niet beroepen, omdat hij de laatste tijd geplaagd was door een aanhoudende koorts, die hij zelf toeschreef aan ingespannen studie tot diep in de nacht. Een uit de Pfaltz afkomstige medicus, die zich in Groningen had gevestigd, beval \erandering van de lucht aan en gaf Trommius' vader de raad zijn zoon een reis naar Heidelberg te laten maken, waar hij tevens de Academie kon bezoeken. De oude Trom, rijk genoeg om zo'n reis te kunnen bekostigen, had hier wel oren naar en ook Abraham Trommius zelf voelde er voor, temeer omdat zijn academievriend Ludovicus Wolzogen eveneens van plan was naar Heidelberg te reizen. Een derde persoon sloot zich bij hen aan, namelijk Isaacus de la Fontaine, een Amsterdammer, die te Leiden reeds tot doctor in de filosofie was gepromoveerd.

Op 9 april 1655 gingen de drie vrienden op reis, met het doel enige tijd te Heidelberg te studeren. Door allerlei omstandigheden kwam hierin een belangrijke verandering. Abraham Trommius bleef twee jaren weq en bezocht achtereenvolgens Duitsland, Zwitserland, Frankrijk en Engeland. Tijdens deze studiereis bracht hij bezoek aan verschillende academiën en maakte hij met vele beroemde personen kennis. Zo ontmoette hij in MonLauhan Jean de Labadie. De indruk die Trommius en zijn vrienden van hem kregen, was niet onverdeeld gunstig.

'Wy wierden , zo verhaalt Trommius, 'met groote beleeftheyt en ook eenigh onthael van hem ontfangen; doch alsoo hy in sijne discoursen met ons, die wy maer vreemdelingen waren, te vele liet blijcken den sonderlingen yver die hy betoonde in sijne bedieninge met eenige minderachtinge van 't werek syner mede-dienaren aldaer, soo gaf ons dit gespreek eenig misnoegen, ende sorge van quade gevolgen.' Op 12 mei 1657 keerde Trommius 'behouden en in gesontheyt' in zijn vaderlijk huis te Groningen terug."

Drs. Den Admirant schrijft dan iets over de beide gemeenten die Trommius heeft gediend: Haren en Groningen. Om dan af te sluiten met wat gegevens over Trommius' levenswerk: zijn concordantie. Daarover lezen we dan:

Levenswerk

„Zowel te Haren als in Groningen, waar hij tot zijn dood stond, verrichtte Trommius met trouwe ijver zijn pastoraal werk. Bekendheid verwierf hij evenwel door een andere arbeid, die zijn levenswerk kan worden genoemd, de samenstelling van een concordantie op de Bijbel. Het was overigens niet Trommius, maar zijn schoonvader Johannes Martinus, die het eerst op de gedachte kwam, zo'n concordantie samen te stellen. In 1662 maakt deze predikant daarmee een begin, weldra geholpen door zijn schoonzoon. Martinus begon aan het Nieuwe Testament, Trommius aan het Oude. Bij dc dood van Martinus (4 ceptcmber 1665) was deze met het Nieuwe Testament gevorderd tot de letter O (opneming). Trommius maakte het werk af. In 1672 verscheen de concordantie op het Nieuwe Testament, in 1685 kwam het eerste gedeelte van het Oude Testament uit Genesis—Esther) en in 1691 het resterende deel. Achtentwintig jaar had Trommius met grote vluijt en nauwkeurigheid aan zijn concordantie gewerkt.

Ook stelde hij een concordantie op de Septuagint (de voornaamste Griekse vertaling van het Oude Testament) samen in twee folio met een speciaal daarvoor gegoten nieuwe Griekse letter. Pas in 1718 was dit boek geheel afgedrukt. Trommius maakte ook nog een verbeterde uitgave van zijn 'Nederlandsche Concordantie' in twee delen

vcor de pers gereed.

In 1717 verleende de Academie van Stad en Lande (de Groninger hogeschool) Trommius een doctoraat honoris causa in de godgeleerdheid. De toen al 84-jarige predikant ontving dit eredoctoraat het eerste dat de Groninger hogeschool verleende) op 1 december 1717 uit handen van de hoogleraar Driessen. Toen hij doctor honoris causa was geworden, liet Trommius zich als volgt uit over de moeilijkheden, verbonden aan het maken van concordantiën:

'Is 't, dat oijt Regter wil een schamper oordeel vellen. Waardoor hij allermeest aan den Misdader quellen; Die laat hem nimmermeer in 't naare Rasphuis gaen, Noch ook van dach tot dach aen 's sware berchwerk staen, Maer leg hem op, dat hij gae woordregisters maken. Dus sal hij alle soort van straffe teffens smaken.'

Trommius' huwelijken

Volgens een oud verhaal zou Trommius' vrouw op zekere dag het bijna voltooide manuscript van de concordantie in het vuur hebben gesmeten, omdat het haar irriteerde dat haar man voortdurend met dit werk bezig was. Trommius zou terstond weer van voren af aan begonnen zijn. De kerkhistoricus prof. dr. S. D. van Veen heeft dit verhaal — dat trouwens ook wordt verteld van andere personen die een lastig karwei onder handen hadden — naar het rijk der fabelen verwezen. Het mist volgens Van Veen alle grond van waarheid en is nergens beschreven. Bovendien is het zeer onwaarschijnlijk dat Trommius' eerste vrouw zo iets zou hebben gedaan; eni zij zou de schuldige moeten zijn, want de Concordantie verscheen compleet in 1691, nog juist vóórhaar dood. Ten eerste zal zij in de tot stand koming van het werk, dat door haar vader, Johannes Martinus, begonnen was, toch wel belang hebben gesteld als in een deel van de vaderlijke erfenis. Voorts is het onaannemelijk dat zij haar man zo diep zou hebben gegriefd, aangezien Trommius haar 'mijn allersoetste huysvrouwe' noemde, met wie hij 'in alle ongeveynsde, oprechte liefde, ruste en vrede' had geleefd. Ook zijn tweede en derde huwelijk, respectievelijk met Theodora ter Braek (overl. 1694) en Elisabeth Coo (overl. 1698) kenschetste hij als zeer gelukkig, terwijl zijn vierde echt 'een vredelievende en seer gewenschte vereeniginge' werd genoemd. Zijn vierde vrouw, Helena van Marck, met wie Trommius in 1699 trouwde, overleefde hem na een huwelijk van bijna twintig jaar.

Uit Trommius' eerste huwelijk werden acht kinderen geboren, zevc-n dochters en een zoon, maar zij stierven allen vóór hun vader. Zijn zoon Johannes Martinus, geboren in 1665, o\erleefd als student toen hij pas 19 jaar was.

Laatste preek

Zondag 14 mei 1719 hield Trommius zijn laatste preek. Hoewel hij zich die dag niet goed voelde, wilde hij 's middags zijn gewone predikdienst zelf nog waarnemen. Hij deed het in de A-kerk en behandelde de 52ste vraag van de Heidelberger Catechismus over het laatste oordeel. De volgende dag werd hij aangetast door een hevige keerts, die hem niet weer verliet. Op Pinkstermaandag 29 mei 1719, des voormiddags om 11 uur, kwam er een einde aan zijn lang en welbesteed leven.

Trommius werd begraven in de Nieuwe Kerk in het graf van zijn eerste vrouw. 'Sijn begraeffenisse was seer statelick, ende ook aensienelick', aldus Trommius' neef en ambtgenoot Hitzerus Themmen, die op 11 juni in hetzelfde kerkgebouw de lijkrede hield naar aanleiding van Genesis 25 : 7—10.

Op 85-jarige leeftijd stelde Trommius op aandrang van vrienden nog een levensbeschrijving op schrift. Deze autobiografie verscheen na zijn dood in druk onder de titel: 'Abrahami Trommii S.S. Theol. Dcct. V.D.M. Bevindingen van hem selven geduirende syn Levens-loop. Tot soo verre hy hadde cpgetekent ende by een versamelt. Te Groningen, By Joh. van Velsen, en de Weduwe van Joh. Barlinkhof 1720.' De levensbeschrijving werd ook in latere uitgaven van de Concordantie opgenomen."

Tot zover dit lezenswaardig levensverhaal van een man wiens naam nog altijd beroemd is om zijn levenswerk.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 17 juli 1987

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

KLEINE KRONIEK

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 17 juli 1987

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's