Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Ds. P. Wittewrongel en de plichten van de man -slot-

Bekijk het origineel

Ds. P. Wittewrongel en de plichten van de man -slot-

Een voorproef van de nieuwe uitgave van het gehele werk van ds. P. Wittewrongel.

33 minuten leestijd Arcering uitzetten

Inmiddels is het eerste deel van de nieuwe uitgave van de Oeconomia Christiana of Christelijke huishouding van ds. P. Wittewrongel verschenen. Het betreft een uitgave in het hedendaags Nederlands. De bedoeling is dat er uiteindelijk vijf delen verschijnen die het gehele oorspronkelijke werk omvatten. Zie meer hierover in het hierna afgedrukte kader.

In het eerste deel heeft ds. Wittewrongel vijf hoofdstukken gewijd aan de plichten die de man aan zijn vrouw schuldig is. In het vorige nummer van ‘In het Spoor’ hebben we daarvan de eerste twee hoofdstukken afgedrukt.1 Daarin somde ds. Wittewrongel eerst de redenen op waarom het noodzakelijk is dat de man zijn echtgenote liefheeft, vervolgens toonde hij de billijkheid en betamelijkheid daarvan aan, om vervolgens aan de hand van een door Paulus gegeven voorschrift krachtig op het liefhebben door de man van zijn vrouw aan te dringen. Hieronder treft u de laatste drie hoofdstukken aan (in het boek zijn dit de hoofdstukken 21-23). Daarin brengt ds. Wittewrongel de man drie bijzondere plichten onder ogen waardoor hij in het bijzonder de liefde tot zijn vrouw behoort te laten zien. Ds. Wittewrongel beschrijft achtereenvolgens hoe hij als het hoofd van de vrouw met wijsheid bij haar moet wonen en de welstand van haar ziel vóór alle dingen moet bevorderen (1), hoe hij in zijn gehele omgang moet laten blijken dat hij zijn huisvrouw in achting en in waarde houdt (2) en hoe inzonderheid alle handelingen van hem ten opzichte van zijn huisvrouw niet bitter, maar vriendelijk moeten zijn (3).

Ook nu weer zal blijken dat Wittewrongels onderwijs de moeite van het lezen meer dan waard is. Dat dit onderwijs nog voor menige man en vrouw met betrekking tot hun huwelijk en hun ziel tot zegen zou mogen zijn!

Redactie

Drie bijzondere plichten van de man

Ds. P. Wittewrongel: “Met betrekking tot de bijzondere plichten waarin de man zijn liefde jegens zijn huisvrouw moet laten zien”, wijst ds. Wittewrongel er eerst op dat hij “als het hoofd van de vrouw met wijsheid bij haar moet wonen en de welstand van haar ziel vóór alle dingen moet bevorderen. Het zal de man die ervan overtuigd is dat hij schuldig is zijn huisvrouw lief te hebben, niet ondienstig zijn hem erin te onderwijzen hoe hij hierin zich jegens zijn huisvrouw naar behoren heeft te kwijten. Daarom zullen wij ook wat persoonlijker tot hem spreken en de bijzondere liefdesplichten waarin hij moet laten zien en doen blijken dat hij zijn huisvrouw liefheeft, hem wat nader voor ogen stellen.

1. Met wijsheid en liefde bij haar wonen

Omdat de man door God over zijn huisvrouw gesteld is en over haar te gebieden heeft, moet hij met wijsheid bij haar wonen en zijn gezag2 tot haar voordeel gebruiken. Zijn heerschappij moet met liefde gepaard gaan, zijn leiding vriendelijk en minzaam zijn. Want als hij hier geen acht op zou geven, dan zouden vele noodzakelijke liefdesplichten jegens zijn huisvrouw zeer gemakkelijk verzuimd kunnen worden. De man is het beeld en de heerlijkheid Gods (1 Kor. 11:7); de heer, de meester, de leidsman en het hoofd van de vrouw, zoals die eretitels voortdurend in het Woord Gods aan de man gegeven worden (Spr. 2:17; 1 Kor. 11:3; Ef. 5:23; 1 Petr. 3:6). Daarom vereist de liefde dat de man al de wijsheid die hij van de Heere ontvangen heeft, ertoe zal aanwenden dat zijn huisvrouw daaruit ook profijt en voordeel mag genieten. Hij moet haar niet alleen in het lichamelijke, maar bijzonder in het geestelijke verstandig leiden, tot ontsteking van de liefde en goede werken dagelijks opwekken. Hij moet niet alleen het lichaam, maar ook de ziel liefhebben en haar voor het tijdelijke en eeuwige verderf trachten te behoeden. Vooral moet hij trachten overeenkomstig zijn mannelijke achtbaarheid zijn verstand en wijsheid ertoe aan te wenden om zijn huisvrouw ook te leiden op de weg van de deugd en de ware Godzaligheid.

De welstand van haar ziel bevorderen

De man moet zijn huisvrouw zo liefhebben dat hij de welstand van haar ziel zal bevorderen; het behoud van de ziel is het allerkostelijkste. Hij moet ze liefhebben gelijk ook Christus de gemeente liefgehad heeft (Ef. 5:25-26); zo moet hij haar tot God brengen: Wat weet gij, man, of gij de vrouw zult zalig maken? (1 Kor. 7:16). Zo gelast de apostel daarom in diezelfde zendbrief de man zijn huisvrouw te leren, want hij zegt: Dat uw vrouwen in de gemeenten zwijgen; want het is haar niet toegelaten te spreken, maar bevolen onderworpen te zijn, gelijk ook de Wet zegt. En zo zij iets willen leren, laat haar te huis haar eigen mannen vragen; want het staat lelijk voor de vrouwen dat zij in de gemeente spreken (1 Kor. 14:34-35). Daarom moet hij er zijn werk van maken om door alle middelen, zowel van de openbare als de particuliere godsdienst, zijn huisvrouw tot het geloof, de vreze Gods en de ware Godzaligheid aan te sporen.

Daarom is het ten zeerste te beklagen dat hierin zo’n groot verzuim bij het mannelijke geslacht gevonden wordt. Sommigen zijn hiertoe onbekwaam omdat zij zeer onwetend zijn; anderen zijn te achteloos omdat zij geen gewetenszaak van deze plicht maken; anderen laten zich, in plaats dat zij hun vrouwen tot de Godzaligheid zouden opwekken, door een zotte liefde zover overmeesteren3 dat zij in plaats van de zonde in hen te verhinderen, hen te onderwijzen, vóór en mét hen te bidden, alle godsdienstigheid nalaten en al te gemakkelijk in hetgeen zondig is hun vrouwen toegeven. Dat is een overtreding4 waartegen God de Heere uitdrukkelijk een wet gemaakt heeft waarin Hij zeer duidelijk de man verbiedt dat hij zelfs de vrouw van zijn schoot5 niet ter wille zal zijn, wanneer zij hem tot enig kwaad zou aanporren (Deut. 13:6-8). En toch, hoe gemakkelijk vergeet de man hierin zijn autoriteit en vervalt daarin.


BESTELLEN HERUITGAVE ‘CHRISTELIJKE HUISHOUDING’

De Landelijke Stichting ter bevordering van de Staatkundig Gereformeerde beginselen is druk bezig met het heruitgeven van het inhoudsvolle en omvangrijke werk van ds. P. Wittewrongel, genaamd ‘Oeconomia Christiana of Christelijke huishouding’.

Tot voor kort was dit zo lezenswaardige werk van ruim 2000 pagina’s alleen (beperkt) in de zogenaamde oude druk verkrijgbaar, wat voor velen een hoge drempel vormt om het te lezen. Daarom heeft de Landelijke Stichting besloten dit werk opnieuw uit te geven in het hedendaags Nederlands.

In herspelde vorm zal deze serie uit vijf boeken van circa 600 pagina’s gaan bestaan. Inmiddels is het eerste deel hiervan verschenen (mei 2013)! Stevig ingebonden en voorzien van een harde kaft. Naar verwachting zal elk volgend deel telkens een halfjaar tot een jaar later verschijnen, zodat de gehele serie bij leven en welzijn binnen 3-4 jaar compleet zal zijn.

Het betreft een eenmalige uitgave (ISBN 9789077530115). De vijf delen worden alleen per serie verkocht voor een prijs van € 249,-. Dit bedrag behoeft u echter niet ineens te betalen, maar in 5 termijnen: na het verschijnen van ieder deel betaalt u € 49,80 (dit is inclusief portokosten!). Deze vijfdelige serie zal alleen bij de administratie van de Landelijke Stichting verkrijgbaar zijn en dus niet via de boekhandel verkocht worden, daar het anders niet mogelijk is om de prijs zo laag te houden.

Om in te schrijven op de volledige serie kunt u - bij voorkeur - mailen naar: inhetspoor@kliksafe.nl, of bellen naar: 0418-671790 (b.g.g: 0416-693844). Graag in alle gevallen uw volledige adres en uw telefoonnummer doorgeven alsmede het aantal series van vijf boeken dat u wenst te ontvangen. Het reeds verschenen eerste deel wordt u dan zo spoedig mogelijk toegezonden.

Wij willen u vragen om familieleden, vrienden en kennissen op deze zeer waardevolle heruitgave te attenderen om zo gezamenlijk de voortzetting hiervan mogelijk te maken.

Het bestuur


Voorbeelden ter waarschuwing

Wij hebben daarvan niet alleen een zeer droevig voorbeeld in Achab, die zijn huisvrouw, de vervloekte Izébel, zover ging navolgen dat het de vrome en goede Naboth zijn leven gekost heeft (1 Kon. 21:7, 9), maar ook in de wijze Salomo zelf, die zich door zijn vrouwen zover liet bekoren6 dat hij zijn hart achter andere goden neigde (1 Kon. 11:4). Dat is ook de zonde van onze eerste vader Adam geweest, die zich door zijn vrouw heeft laten verleiden om van de verboden vrucht te eten. Daarin is hij niet zozeer gevallen door een afdwaling van het verstand, als wel ex sociali necessitudine et amicabili benevolentia, dat is: ‘uit de aantrekkelijkheid van het gezelschap en vriendelijke overeenstemming met zijn huisvrouw.’ Het was ook de fout van Mozes, die om zijn vrouw te behagen de besnijdenis van zijn kind zo lang uitstelde. Zelfs de vader der gelovigen, de grote patriarch Abraham, kunnen wij van deze misdaad niet ten volle vrijspreken, wanneer hij op advies van zijn huisvrouw tot zijn dienstmaagd Hagar is ingegaan en haar tot een vrouw genomen heeft (Gen. 16). Want hoewel enige oude leraren deze daad willen verontschuldigen en goedpraten, schijnt het nochtans dat deze heilige man, toen hij zag op de sterke begeerte van zijn huisvrouw - die ook daarin een bijzondere zorg en liefde scheen te vertonen -, haar heeft trachten te behagen, omdat hij vreesde dat hij door dit te weigeren zijn beminde Sara zou vertoornen. Et metuit contristari; dat is: ‘Hij vreesde haar te bedroeven.’

Een algemeen kwaad

Zo is het uitermate algemeen in onze dagen dat vele mannen hun vrouwen liever alles zullen inwilligen dan dat zij hen in een of andere aangelegenheid zouden misnoegen. Zodoende laten zij niet alleen hun vrouwen, maar ook hun kinderen en huisgenoten doen wat zij willen, al zou Gods Naam daardoor onteerd en de kerk ten hoogste geërgerd worden. De mannen moeten zich hiervoor wachten; het was de vermaning van de oude leraar Origenes: ‘O gij mannen’, zegt hij, ‘wacht uw zielen wel voor de bewegingen en kwade raadgevingen van uw vrouwen! Want op het laatste probeerde de duivel de heilige Job ook daarin te verstrikken. En door ditzelfde middel tracht hij nog velen te verleiden.’

Wanneer de vrouw iets goeds zal aanraden of begeren, dan mogen wij haar daarin wel bewilligen. Dan geldt hetgeen God de Heere zei tot Abraham: Al wat Sara tot u zal zeggen, hoort naar haar stem (Gen. 21:12). En Haman zou er zeer goed aan gedaan hebben, indien hij geluisterd had naar zijn huisvrouw Zeres, die tegen hem zei: Indien Mordechai, voor wiens aangezicht gij hebt begonnen te vallen, van het zaad der Joden is, zo zult gij tegen hem niet vermogen, maar gij zult gewisselijk voor zijn aangezicht vallen (Esther 6:13). En Pilatus als hij de woorden van zijn vrouw beter in acht genomen had, die hem zei: Heb toch niet te doen met dien Rechtvaardige; want ik heb heden veel geleden in den droom om Zijnentwil (Matth. 27:19). Maar als zij ons iets kwaads zullen aanraden, dan moeten wij liever onze vrouwen dan God de Heere willen mishagen. Het was een echt mannelijke gestalte die de heilige David aannam tegen zijn spotachtige Michal, toen hij tegen haar zei: Voor het aangezicht des HEEREN, Die mij verkoren heeft vóór uw vader en vóór zijn ganse huis, mij instellende tot een voorganger over het volk des HEEREN, over Israël; ja, ik zal spelen voor het aangezicht des HEEREN. Ook zal ik mij nog geringer houden dan alzo, en zal nederig zijn in mijn ogen, en met de dienstmaagden, waarvan gij gezegd hebt, met dezelve zal ik verheerlijkt worden (2 Sam. 6:21-22). En de lijdzame Job, toen hij tegen zijn huisvrouw zei: Gij spreekt als een der zottinnen spreekt. Want zo sprak ze inderdaad, toen zij probeerde hem van zijn standvastigheid af te trekken. Ze zei: Houdt gij nog vast aan uw oprechtheid? Zegen God en sterf (Job 2:9-10). Weliswaar moet een wijs man - opdat er in het huis niet een gestadig druppen zou zijn, zoals Salomo dat noemt - in middelmatige dingen zijn vrouw wat bewilligen. Dat is bij haar met verstand wonen en het vrouwelijke vat, als het zwakste, eer geven. Maar dan toch zo dat hij niets toelaat wat schadelijk voor haar zaligheid zou zijn, omdat hij moet bedenken wat de apostel Petrus daar heeft bijgevoegd: Als die ook mede-erfgenamen der genade des levens met haar zijt; opdat uw gebeden niet verhinderd worden (1 Petr. 3:7). In dingen die ongeoorloofd zijn, kan een man zijn vrouw niet bewilligen, zonder God te vertoornen en zichzelf de macht en autoriteit die God hem hierin over zijn huisvrouw gegeven heeft, te ontroven.7

2. Haar in achting en waarde houden

In de tweede plaats moet de man in zijn gehele omgang laten blijken dat hij zijn huisvrouw in achting en in waarde houdt. De man moet al zijn aanzien, luister en uitnemendheid - die hij van God ontvangen heeft - daartoe aanwenden dat hij metterdaad betoont dat hij zijn huisvrouw in waarde houdt, en dat hij haar een teer respect toedraagt, zodat hij:

2.1. Haar in zijn hart en bij zichzelf groot acht

Wie zijn huisvrouw echt liefheeft, zal haar in groot aanzien bij zich laten zijn. Want hoewel zij onder de man gesteld is, mag de man toch niet over haar heersen. ‘U bent geen heerser, maar een man; u hebt geen dienstmaagd gekregen, maar een vrouw’, zegt de oude leraar Ambrosius.

De man moet zijn vrouw niet verachten. De Hebreeën hebben hierbij een zoete verdediging voor de vrouw. Zij laten eerst de zon over de maan klagen alsof die met haar geen goed paar vormde, omdat de zon aan alle dingen licht en warmte gaf en in het lichaam het hart regeerde, onder de mineralen het goud, en ten opzichte van de tijd beide de dag en het jaar. Maar de maan antwoordt zeer vriendelijk voor zichzelf: Als u het jaar regeert, ik de maand. Als u de dag regeert, ik de nacht. Als u het hart regeert, ik de hersenen. Regeert u het goud, ik het zilver. Daarom verschillen wij niet zoveel van elkaar of wij mogen terecht verenigd en samengevoegd worden. Laat dan de man in zijn huis wezen als de zon, de vrouw moet aangezien worden als de maan. En dat zijn twee grote en noodzakelijke lichten in de kleine wereld van een Christelijke huishouding.

De man moet ook de vrouw eer geven (1 Petr. 3:7). Als de man de vrouw trouwde bij de Joden, dan zei hij: Wees mij tot een vrouw naar de wet van Mozes en Israël, en ik zal u naar het Woord Gods eren, voeden en regeren, naar het voorbeeld van degenen die getrouw hun vrouwen eren, voeden en regeren.

Zo moet de man ook niet menen dat hij een van de grote ceders op de Libanon is, om met verachting zijn huisvrouw als een distel over het hoofd te zien (2 Kon. 14:9). Maar hij moet haar in achting houden, in haar gezelschap zijn hoogste vergenoegen scheppen, wat een noodzakelijke vrucht van oprechte liefde is. Want hetgeen een mens recht liefheeft, daar verlangt hij naar, daar is zijn hart. Want - zoals het gewone spreekwoord zegt - het hart is meer waar het lieft dan waar het leeft.

2.2. Waardig met haar omgaat

De man moet ook in de manier waarop hij met haar omgaat8, overal laten blijken dat hij zijn huisvrouw in achting heeft. Wat is liefde als de daad daar niet bij is? De oprechte liefde is werkzaam; er is een arbeid der liefde, waarop de man zich jegens zijn huisvrouw bij verschillende gelegenheden en met wijsheid moet toeleggen, opdat het moge blijken dat hij met verstand bij haar wil wonen (1 Petr. 3:7). Hij moet:

a. Haar uiterlijke eerbied bewijzen

Hij moet zijn huisvrouw in zijn huis en voor de ogen van anderen uiterlijke eerbied bewijzen, evenals hij haar acht in zijn hart. Want zoals de huisvrouw haar man uiterlijk alle eerbied betuigt, zo moet ook de man haar met dezelfde beleefdheid bejegenen. En, zoals men zegt, haar halverwege tegemoet komen, vriendelijk met haar spreken, zeer bereid zijn om haar redelijke verzoeken in te willigen. Wij kunnen ook in het Woord Gods zien dat Ahasvéros zo aan Esther gedaan heeft (Esther 5:3), David aan Bathséba (1 Kon. 1:28 e.v), Izak aan Rebekka (Gen. 24:65) en Abraham aan Sara, zelfs in een zaak die hem nogal bitter viel, want het woord van zijn huisvrouw was zeer kwaad in Abrahams ogen, ter oorzake van zijn zoon Ismaël (Gen. 21:10-11 e.v).

b. Zich dankbaar tonen jegens haar

Hij moet al hetgeen zij naar plicht jegens hem gedaan heeft of doet, zeer dankbaar van de hand van zijn huisvrouw aannemen en haar daarvoor prijzen. Want hetgeen Paulus zegt van de autoriteit van de overheid, dat mogen wij wel toepassen op de man in deze gelegenheid: Doe het goede, en gij zult lof van haar hebben (Rom. 13:3). Het wordt daarom in een goed man geroemd dat hij haar prijst door te zeggen: Vele dochters hebben deugdelijk gehandeld, maar gij gaat die allen te boven (Spr. 31:29). En hij geeft haar van de vrucht harer handen. Zoals dit het innerlijk genoegen dat een man in zijn huisvrouw heeft, te kennen geeft, zo is er niets wat een vrouw meer kan bemoedigen9 om in onderdanigheid zich aan haar man te onderwerpen dan dat zij zien en merken kan dat haar man zich laat welgevallen wat zij doet en dat hij daarin zijn genoegen neemt.

Het is een snood gebrek aan liefde in veel mannen dat ze weinig of geen kennisnemen van al de diensten en vriendschappen die zij van hun vrouwen ontvangen. Of, als zij daarvan kennisnemen, daar weinig werk van maken, ja, menigmaal nog goed met kwaad vergelden. Dat maakt hun vrouwen zo moe dat zij spijt hebben van al het goede dat zij ooit aan hun mannen bewezen hebben. Zo had David eens heel veel spijt dat hij zoveel voor Nabal gedaan had, zeggend: Trouwens ik heb tevergeefs bewaard al wat deze in de woestijn heeft, alzo dat er niets van alles wat hij heeft, gemist is; en hij heeft mij kwaad voor goed vergolden (1 Sam. 25:21).

c. Zeer vriendelijk met haar leven

Dat is de suiker en de honing waarmee al de moeilijkheden - die de vrouwen inzonderheid in de huwelijkse staat ontmoeten - verzoet kunnen worden. De apostel Paulus begeert van de dienstknecht des Heeren dat hij vriendelijk moet zijn jegens allen (2 Tim. 2:24). Inzonderheid betaamt het dat de man zich zo gedraagt jegens zijn huisvrouw, zijn eigen vlees, die met hem woont en gedurig bij hem is. Vrouwen moeten met grote vriendelijkheid geregeerd worden. En dat moet de man laten zien:

Ten eerste in zijn gelaat. Hij moet in de hoedanigheid10 van zijn gezicht laten zien dat hij zijn huisvrouw welgezind is. Het gezicht en de uiterlijke gestalte van een mens kunnen ons openbaren hoe het hart vanbinnen gesteld is. Dat Kaïn ontstoken en zijn aangezicht vervallen was (Gen. 4:6), gaf te kennen dat zijn hart vol toorn en nijdigheid was tegen zijn broer Abel. Omdat het aangezicht van Laban tegenover Jakob niet was als gisteren en eergisteren, kwam hij tot de slotsom dat zijn hart tegen hem veranderd was (Gen. 31:2). Wanneer een vrouw het vriendelijk aangezicht van haar man ziet en zijn vriendelijk gedrag, dan kan zij daarin als in een spiegel de liefde van zijn hart zien. Zo wordt ook haar ziel des te nauwer verenigd en is zij des te gewilliger in al de plichten der liefde die een vriendelijk man van zijn huisvrouw kan verwachten. Anderzijds verdrijft een hovaardig wezen, een grimmig aangezicht, een zuur gezicht, een toornig gelaat en een afkerige gestalte de liefde en de genegenheid11 van de vrouw tot haar man, daar zij het zwakste vat is, en verliest zij deze daardoor.

Ten tweede in zijn spreken12. Wanneer hij:

- Tegen haar of bij anderen over haar spreekt, moet hij vriendelijke namen en titels aan haar geven die zijn innerlijke toegenegenheid uitdrukken. Al de namen die de Bruidegom geeft aan Zijn bruid, in het meergemelde Hooglied van de wijze Salomo, zijn namen van bijzondere vriendelijkheid.

- In zijn onderwijzingen. Wanneer hij haar iets wil laten begrijpen wat zij niet zo goed bevatten kan, daarin moet hij zeer vriendelijk zijn.

- In zijn bevelen, wanneer hij haar iets wil opdragen. Want niet alleen moet hij er nauw acht op geven dat hij haar niets beveelt dan wat in zichzelf geoorloofd is, maar ook dat hij zijn huisvrouw niet te veel en niet te zware lasten zal opleggen. Men kan zelfs een gewillig paard wel overladen. Dat hij haar niet zal bevelen13 als een dienstmaagd, maar met alle beleefdheid en vriendelijkheid zijn begeerte bekend zal maken. Wij zien dat ook in Abraham, die tegen zijn Sara zei: Zeg toch: Gij zijt mijn zuster (Gen. 12:13). Hij verzoekt dat vriendelijk aan haar. En hier past goed hetgeen Paulus schreef aan Filémon: Daarom, hoewel ik grote vrijmoedigheid heb in Christus, om u te bevelen hetgeen betamelijk is, zo bid ik nochtans liever door de liefde (Fil. vs. 8-9a).

- In zijn bestraffingen; een liefdewerk waarin de man ten aanzien van het waardigste wat zijn huisvrouw heeft - haar ziel - nooit nalatig behoort te zijn, evenals de heiligen die ontwijfelbaar zeer vriendelijk met hun vrouwen geleefd hebben, dit niet hebben nagelaten. Dat is ook te zien in Jakob (Gen. 30:2), in Job (Job 2:10) en in David (2 Sam. 6:21-22). Dergelijke bestraffingen zijn op het behoud van hun zielen gericht en de man moet ook daarin zijn vriendelijkheid laten zien; dat hij daartoe niet dan zeer ongaarne komt en dus niet om geringe beuzelingen. Immers, bestraffingen die te dikwijls worden herhaald, verliezen hun kracht. Er moeten gewichtige redenen zijn; de misslag en de overtreding moeten duidelijk blijken. En dan wordt er nog in het bijzonder geëist dat hij haar bestraft zonder bitterheid, met den geest der zachtmoedigheid (Gal. 6:1); met een zachte tong (Spr. 25:15); niet in het openbaar, maar als zij alleen bij hem is volgens Christus’ les in Mattheüs 18; op de beste tijd, als het gemoed bedaard is en de bestraffing het meest vrucht zal kunnen doen.

3. Haar vriendelijk bejegenen

En ten slotte moet de man in alle handelingen ten opzichte van zijn huisvrouw niet bitter, maar vriendelijk zijn. Hij moet er in het bijzonder op letten hoe hij zijn huisvrouw heeft te bejegenen. Want de werken zijn dadelijke bewijzen van de vriendelijkheid van het hart.

3.1. Nooit bitter tegen haar zijn

Zo mag hij vooral nooit bitter zijn tegen haar. Gij mannen, hebt uw vrouwen lief, en wordt niet verbitterd tegen haar (Kol. 3:19). De liefde - die een man zijn huisvrouw schuldig is - kan met zulk een bitterheid niet bestaan. En er is niets wat zijn autoriteit zo vermindert en teweegbrengt dat zijn woorden of daden zo weinig door de vrouw in acht genomen zullen worden dan dat hij zijn mannelijk gezag met bitterheid vermengt. Het is evenals gal en wormkruid in de maag: de vrouw kan die bitterheden niet doorslikken14 of verteren15. Als de apostel dit in het algemeen vereist van alle Christenen: Alle bitterheid en toornigheid en gramschap en geroep en lastering zij van u geweerd, met alle boosheid (Ef. 4:31), dan behoort dit veel meer tussen de man en zijn huisvrouw uitgesloten te zijn. God de Heere zei tegen Zijn volk: Dat onder ulieden niet zij een man of vrouw of huisgezin of stam, die zijn hart heden wende van den HEERE onzen God, om te gaan dienen de goden dezer volken; dat onder ulieden niet zij een wortel die gal en alsem drage (Deut. 29:18). En Paulus zei dat de Hebreeën erop zouden toezien dat niet enige wortel der bitterheid, opwaarts spruitende, beroerte make (Hebr. 12:15). Veel minder behoort die in een huisgezin op te rijzen. Wij zien hier niet zozeer op het bitter en stuurs zijn, op enige bittere woorden, maar inzonderheid op de lichamelijke mishandelingen zoals wanneer de man zijn huisvrouw metterdaad bij alle gelegenheid zeer bitter bejegent wanneer hij haar:

a. Niet beter behandelt dan een dienstmaagd

en binnenshuis haar alle gezag ontneemt, zodat zij nog minder dan16 haar dienstmaagd in hetgeen redelijk is, te gebieden heeft; die zonder enig respect wel de vrouw zou durven gebieden en daarin door de man gestijfd worden. Hij behoort nochtans wel te weten dat als God de Heere Eva gebracht heeft tot Adam, Hij deze niet gegeven heeft tot een dienstmaagd, maar tot een vrouw. Non es dominus, zegt de oude Ambrosius, sed maritus; dat is: ‘U bent een man, en geen heer of eigenaar’, om de baas te spelen over uw huisvrouw. Gubernatorem te esse voluit fexus inferioris, non tyrannum praepotentem; dat is: ‘Hij heeft gewild dat u een leidsman zou zijn, een gebieder over uw vrouw, maar geen tiran.’ De vrouw moet ook wat te zeggen hebben in de besturing van het huisgezin, zoals hierna in het tweede deel van onze Christelijke huishouding zal aangewezen worden.

b. Haar nooddruft, zelfs het noodzakelijkste, onthoudt

Uit kracht van het huwelijksverbond heeft de vrouw recht op alles wat van de man is, omdat zij één vlees zijn. Als de man zijn vrouw de nooddruft wil misgunnen, terwijl hij niets te duur acht wat hij aan zichzelf besteedt, dan is dat eveneens alsof iemand zijn linkerzijde zou laten versterven en zijn rechterzijde alleen zou willen koesteren en vet maken. Elk bijzonder lid van het lichaam heeft een gelijk recht en deel aan al het voedsel dat in de maag komt. Al is de man het hoofd van het huis, de vrouw is het hart. En wanneer dat flauw en zwak is, dan moet het andere bezwijken. Het is een bitter ding iemand te onthouden wat hem rechtmatig toekomt. Zo moet het ook zeer bitter vallen om dit te moeten ondergaan.

c. Door bitterheid openlijk gewelddadig behandelt

Als zulke stuurse Nabals zich niet ontzien om hun vrouwen openlijk uit te schelden, ja, met slaan en stoten te mishandelen. Een zeer verfoeilijke en onredelijke zaak, omdat man en vrouw niet alleen zo gelijk aan elkaar zijn, maar elkaar ook zo na bestaan en één vlees zijn. Nu, niemand heeft ooit zijn eigen vlees gehaat (Ef. 5:29). Wij lezen niet van mensen die zichzelf slaan of stoten of het zijn de Baaispriesters geweest (1 Kon. 18) of mensen die met duivelen bezet zijn geweest (Mark. 5). Het moeten dolle mensen zijn die zichzelf moedwillig kwetsen.

Nooit hebt u onder de heidenen zelfs voorbeelden gehad van hen die de handen van geweld aan hun vrouwen gelegd hebben, of zij moeten dronken of dol zijn geweest. Cato was van gevoelen dat zulke mensen zo verfoeilijk waren als degenen die het altaar hadden ontheiligd of het land ergens in verongelijkt hadden. Zulke mannen mag u wel bij vadermoorders of moedermoorders vergelijken, zegt de oude leraar Chry-sostomus. Wie zijn vrouw slaat, doet zoveel alsof hij de handen van geweld zou leggen aan de beelden van de goden, zo kon Plutarchus zeggen. Dat werd bij de heidenen voor de hoogste misdaad gerekend. De slagen zullen de vrouw niet verbeteren, maar verergeren. Met vriendelijkheid kan dat geslacht het allerbeste geleid worden. Daarom moet hij:

3.2. Zich vriendelijk gedragen

De man moet in al zijn handelingen en bejegeningen ten opzichte van zijn huisvrouw vriendelijk zijn. Hij moet:

a. Graag bij haar zijn

De man moet zijn vermaak nemen in haar gezelschap, graag bij haar zijn: in één huis, aan één tafel, op één bed. Het is een duidelijk bewijs van geringe liefde in mannen die in niemands gezelschap minder vermaak hebben dan in het gezelschap van hun vrouw, nergens minder graag dan thuis zijn, hun vermaak nemen in de gezelschappen die zij op hun gezette uren zonder enige noodzakelijkheid alle dagen waarnemen en daarop nauwer passen dan op hun gewone maaltijden. En dat alleen om daar onnuttig met drinken, dobbelen en spelen hun tijd door te brengen, hun naasten te vermaken17 en als zij thuiskomen, hun voet aan de drempel stoten, met hun huisvrouwen twisten, niet wetend of zij aan één tafel willen eten of op één bed met elkaar willen slapen. Dat kan niet anders dan alle bitterheid en verdrietige onlusten verwekken en de zegen Gods van hun personen en het gehele huis afwenden.

b. Met haar zwakheid en gebreken geduld hebben

De zwakheden en gebreken van zijn huisvrouw verbergen en daarmee geduld hebben. De rechte liefde is lankmoedig, (…) zij bedekt alle dingen, zij verdraagt alle dingen (1 Kor. 13:4, 7). De vurige liefde, zegt Petrus, zal menigte van zonden bedekken (1 Petr. 4:8). Er is geen vrouw zonder zwakheid, zoals er niemand zonder kruis is. Zo moet de man volgens de algemene regel van Paulus, als hij zegt: Draagt elkanders lasten, en vervult alzo de wet van Christus (Gal. 6:2), ook graag de lasten van zijn huisvrouw dragen en verdragen om zo de wet van het huwelijk te volbrengen.

De man moet met haar zwakheden, hoedanig die ook zijn, geduld hebben. Zijn het natuurlijke zwakheden, wel, die mogen immers de liefde in de man niet verhinderen. Als onze kinderen ziekelijk zijn en een natuurlijk gebrek hebben, dan dragen wij tedere zorg over hen. Als een of ander deel van ons lichaam bezeerd is, dan zullen we dat des te nauwgezetter verzorgen18. Jakob had Lea lief, hoewel zij tedere ogen had (Gen. 29:17). Abraham beminde zijn Sara, Elkana zijn Hanna, hoewel zij beiden onvruchtbaar waren; ja, Elkana gaf, om zijn huisvrouw ook daarin tegemoet te komen, haar een dubbel deel boven Peninna (1 Sam. 1:5).

Als het morele zwakheden zijn en dat het aan de zeden of het leven van de vrouw hapert, dan moet de man ook hierin in haar, als in het zwakste vat, wat kunnen verdragen (1 Petr. 3:7). Salomo zegt: Het verstand des mensen vertrekt zijn toorn; en zijn sieraad is de overtreding voorbij te gaan (Spr. 19:11). En Paulus: Maar wij die sterk zijn, zijn schuldig de zwakheden der onsterken te dragen en niet onszelven te behagen (Rom. 15:1). Het is bekend hoe scherp Zippora haar man Mozes bejegend heeft (Ex. 4:25-26) en met welk een zachtmoedigheid hij dat heeft verdragen. Zelfs Achab heeft, toen hij door zijn huisvrouw, de snode Izébel, zo hard bejegend werd (1 Kon. 21:7), daarop gezwegen. In het verdragen van deze zwakheden moet de man zijn wijsheid laten zien en als hij door zoete vermaningen en bestraffingen haar niet beteren kan, moet hij dikwijls een steen uit de weg leggen19 en zijn huisvrouw wat tegemoetkomen, zoals Abraham gedaan heeft tegenover Sara, toen zij de dienstmaagd Hagar met haar zoon uit het huis gedreven wilde hebben (Gen. 21:14). Of ten minste wat oogluikend toelaten en aan vele overtredingen voorbijgaan, ja, als vergeten en vergeven. Met een onaangename en gemelijke vrouw moet een wijs man ook vriendelijk kunnen omgaan: Want indien gij liefhebt die u liefhebben, wat loon hebt gij? Doen ook de tollenaars niet hetzelfde? (Matth. 5:46).

WAT KAN EEN MAN HET BESTE DOEN WIENS VROUW HEM MOEILIJK VALT?

Het is beter te wonen op een hoek van het dak dan met een kijfachtige huisvrouw, en dat in een huis van gezelschap (Spr. 21:9). Kanttekening: “de daken in het land van Kanaan waren plat, in dewelke het niet bekwaam was te wonen, omdat zij voor de wind en regen open waren; en voornamelijk in hun hoeken, waar het regenwater vergaderde en afliep.”

Ds. M. Henry: “Zie hier welk een grote beproeving het is voor een man om een kijfachtige vrouw tot huisvrouw te hebben, die bij iedere gelegenheid en soms zonder een gelegenheid of aanleiding in drift en woede ontsteekt en hem of degenen die om haar heen zijn, bekijft; zij is gemelijk en bitter, vergrimd op haar kinderen en dienstboden en kwellend voor haar man. (…) Wat menig man genoodzaakt is te doen onder zulk een beproeving? Hij kan zijn gezag niet ophouden; hij vindt het nutteloos om de onredelijke hartstocht tegen te spreken, want die is onhandelbaar en woedt slechts temeer. Zijn wijsheid en genade laten hem niet toe om schelden voor schelden te vergelden, noch zijn huwelijksliefde om strengheid te gebruiken, en daarom acht hij dat het beste voor hem is om zich terug te trekken op een hoek van het dak, daar eenzaam neder te zitten buiten het gehoor van het geraas en getier; en als hij zich daar nuttig bezighoudt, dat hij wel kan, dan is dit ook het beste wat hij doen kan. Het is beter zo te doen dan het huis uit te gaan en zich in slecht gezelschap te begeven om daar afleiding en vermaak te zoeken, zoals velen doen die evenals Adam de zonde van hun vrouw tot een verontschuldiging aanvoeren van hun eigen zonde.”

-Ds. M. Henry, Verklaring van het Oude Testament, dl. 4, Kampen 1995, p. 736 (herspeld)-

c. Goed voor haar zorgen

De man moet als het hoofd van zijn huisvrouw ook voor haar als voor zijn eigen lichaam goede zorg dragen en daarin op een bijzondere wijze zijn liefde laten zien. Daarom dient hij

- Het haar aan geen nooddruft laten ontbreken

Dat is een voornaam deel van de eer die de man aan zijn huisvrouw schuldig is (1 Petr. 3:7), dat hij haar niet laat ontbreken wat zij tot welstand van haar staat nodig heeft. De vrouw is als een wijnstok en de man moet als een steunsel voor haar zijn, om haar te ondersteunen. Zoals de maan schijnt door het licht dat zij van de zon ontvangt, zo moet de huisvrouw haar luister van haar man ontvangen, omdat zij ten enenmale onder zijn verzorging gesteld is en haars vaders huis verlaten heeft. Doch zo iemand de zijnen en voornamelijk zijn huisgenoten niet verzorgt, die heeft het geloof verloochend, en is erger dan een ongelovige (1 Tim. 5:8). Kunnen wij anders over hem oordelen die voor zijn huisvrouw, het voornaamste lid in het huisgezin en die hem het allernaaste is, niet zorgt? Daarom is de man ten hoogste hiertoe verplicht om zijn huisvrouw niet alleen wanneer zij gezond is, te verzorgen met alle lichamelijke nooddruft, zoals deksel, kleding, spijze en drank, maar ook van alles wat zij in tijden van ziekte of zwakheid nodig heeft.

Dat leert zelfs de natuur, want wij lezen van dat klein en enig ooilam dat de arme man had, dat het at van zijn bete en dronk van zijn beker (2 Sam. 12:3). Wij lezen wel van de vrouw dat zij haar man kleedt, zodat hij bekend wordt in de poort en als hij zit met de oudsten des lands (Spr. 31:23). Maar de Hebreeën zeggen dat de goede vrouw ook haar knechten kleedt en de goede man zijn huisvrouw, en God kleedt ze allen.

Als van de vrouw gezegd wordt dat zij de man kleedt, dan moet dat zo verstaan worden dat zij alles daartoe bereidt en verzorgt, maar het geld dat daartoe nodig is, moet de man zijn huisvrouw niet laten ontbreken. Elke man moet er acht op geven dat hij deze verzorging zal doen naar zijn staat en middelen. Zodoende moeten zij die door God ook gezegend zijn, het zo royaal20 maken dat de vrouw wat over kan houden om de nooddruftige mee te delen. Zij breidt haar handpalm uit tot den ellendige, en zij steekt haar handen uit tot den nooddruftige (Spr. 31:20).

Deze verzorging moet zich niet alleen zover uitstrekken zolang de man leeft, maar ook als hij sterft, moet hij voor haar zorg dragen, zodat zij na zijn dood geen gebrek zal lijden. De ware liefde wordt door de dood niet gebroken; de laatste testamentaire beschikkingen waarin de mannen zorg dragen voor hun vrouwen na hun dood, kunnen uitdrukken hoe zij voor hen in hun leven bezorgd zijn geweest.

Wij verfoeien dan de karige handen, de vrekkige en stuurse Nabals, snode gierigaards, wie het terstond te veel is wat zij aan hun vrouwen ten koste leggen. Om niet te spreken over de goddeloze doorbrengers en verkwisters die niet alleen hun eigen goed, maar ook dat van hun vrouw, hetzij door dwaze koopmanschappen, kansspelen, brassen en drinken - om niet wat ergers te noemen -, met hoeren en snoeren21 doorbrengen.

- Haar te beschermen

De man moet zijn huisvrouw ook nauwgezet trachten te verzorgen en haar tegen alles wat haar enigszins schadelijk zou kunnen zijn, beschermen. Daarop kan het ook gezien hebben dat de man het deksel van haar ogen wordt genoemd, zoals Abraham voor Sara was (Gen. 20:16). Want hoewel het aan de zijde van de vrouw haar onderwerping te kennen geeft, als er van een deksel wordt gesproken, betekent het aan de zijde van de man een bescherming. De man moet zijn huisvrouw als onder zijn vleugelen bedekken. Christus Jezus, de Man van Zijn Kerk, is zo’n Zon der gerechtigheid, Die opgaat met genezing onder Zijn vleugelen. De vleugelen zijn een middel tot bescherming (Mal. 4:2). Daarom gebruikte de goede weduwe Ruth deze manier van spreken tegen Boaz: Breid dan uw vleugel uit over uw dienstmaagd (Ruth 3:9). In het bijzonder dient hiertoe dat op de man kan toegepast worden wat er staat van Christus: Hij is de Behouder des lichaams (Ef. 5:23), ook in die mate dat sommigen willen dat het direct van de man gezegd wordt dat hij het hoofd van de vrouw en de behouder van haar lichaam is. Twee zeer heerlijke titels, die in ieder geval22 op Christus met betrekking tot Zijn Kerk op een uitstekende wijze van toepassing zijn. Zij geven, toegepast op de man, diens plicht ten opzichte van zijn huisvrouw duidelijk te kennen, zoals die door God ingesteld is om haar te beschermen. Ja, als het nood was, zou hij zijn leven daarvoor wel overhebben.

Hij moet alle gevaren waaraan zijn huisvrouw naar lichaam en ziel onderworpen is, zoeken te voorkomen, zoals David daarom zijn vrouwen meevoerde naar Gath, opdat hun geen leed zou overkomen (1 Sam. 27:3). En toen zij door de Amalekieten gevangengenomen waren, heeft hij ze verlost (1 Sam. 30:18).

De man is verplicht voor haar geestelijke welstand zorg te dragen, zodat zijn huisvrouw niet door gevaarlijke mensen tot ketterijen of tot ergerlijke zonden verleid wordt. Die moet hij van haar en zijn huis wegdrijven. Ja, hij moet ook nauwgezet letten op haar uiterlijke welstand. En als zij door anderen, hetzij binnen- of buitenshuis, kwalijk behandeld of belogen en gelasterd wordt, moet hij altijd aan de zijde van zijn huisvrouw staan, en als zij verongelijkt wordt, haar rechtvaardige zaak verdedigen. Wat voor kwaad tegen haar bedacht of in het werk gesteld zou mogen worden, hij moet zijn huisvrouw zijn tot een vaste burcht, een toevlucht ter bescherming, tot wie zij zich te allen tijde (als zij in nood is en zich in verlegenheid bevindt) begeven kan, zoals Ahasvéros geweest is voor Esther tegen de wrede Haman (Esther hfdst. 6 en 7).

Ten besluite

In deze en de vorige plichten wordt al te grote nalatigheid gevonden en daarom hebben wij ook de man zijn schuldige plicht wat persoonlijker moeten voorschrijven. Wij zouden daar meer van hebben kunnen zeggen, maar wij zijn velen die nog niet in de zin hebben de helft van het voorgestelde in praktijk te brengen, misschien nu al te langdradig geweest.

Noten:

1) Zie: In het Spoor, meinummer 2013, p. 53-59. Over de plichten van de vrouw, zie: decembernummer 2012, p. 229-236 en februarinummer 2013, p. 3-12.

2) superioriteit

3) wegh rucken

4) vergrijpinge; ook: inbreuk, misvatting

5) dat is: die hem zeer lief is (kanttekening)

6) verrucken; ook: verleiden, van zinnen beroven

7) ontzetten; ook: ontnemen

8) in sijne uytwendige conversatie ende ommeganck

9) incourageren

10) gestalte; ook: vorm, aanzien

11) het herte ende de affectie

12) woorden ende redenen

13) commandere

14) opzwelgen

15) verdouwen

16) niet soo veel als

17) ophalen

18) bewaren

19) in de zin van: niet zo erg op zijn strepen staan

20) liberael

21) dat zijn: lichtzinnige meisjes

22) anders

Dit artikel werd u aangeboden door: In het spoor

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 juli 2013

In het spoor | 68 Pagina's

Ds. P. Wittewrongel en de plichten van de man -slot-

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 juli 2013

In het spoor | 68 Pagina's