Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Een goddelijke openbaring met een heilrijke betekenis

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Een goddelijke openbaring met een heilrijke betekenis

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Zie, er is ene plaats bij Mij. (Exodus 33 : 21b)

IV.

In dat stervend leven gaan zij Paulus verstaan, wanneer hij zegt, dat het willen wel bij hem is, doch het volbrengen niet. Moest hij uitroepen: , , ik ellendig mens, wie zal mij verlossen uit het lichaam dezes doods? " toch blijft hij hier niet staan, maar roemt ook: „ik dank God, door Jezus Christus, onze Heere." Zo leert de Heere het volk de dood in zichzelf kennen, doch ook dat Christus hun leven is en door het geloof met Hem verenigd, mogen zij roemen, dat Christus hun niet alleen is tot rechtvaairdigmaking, doch ook tot heiligmaking, ja tot volkomen verlossing., Hoe arm worden zij dan toch in zichzelf en behoeven de gedurige bediening uit Hem, Die hun Leven is en wordt hun de leiding, voorlichting en vervulling van de Geest van Christus noodzakelijk. Die, zegt Christus Zelf, zal het uit het Mijne nemen en u verkondigen. Zonder Mij kunt gij niets doen.

^Vat een wonderlijke plaats dan, waar de Heere van getuigt: , , Zieer is een plaats bij Mij." Och, dat het oog daarvoor toch gedurig mocht open zijn, om die plaats te zien en door genade daar ingezet en door vereniging met die gezegende Middelaar te ervaren, dat de Heere barmhartig en genadig, lankmoedig en groot van weldadigheid en waarheid is. Eens zullen zij zich daar eeuwig in mogen verlustigen. Christus bemoedigt hen, zeggende: , , LIw hart worde niet ontroerd, gijlieden gelooft in God, gelooft ook in Mij. In het huis Mijns Vaders zijn vele woningen; anderszins zou ik het u gezegd hebben. Ik ga heen om u plaats te bereiden. En zo wanneer Ik heen zal gegaan zijn en u plaats zal bereid hebben, zo kom Ik weder en zal u tot Mij nemen, opdat gij ook zijn moogt waar Ik ben" (Joh. 14 : 1—3). Ja, Hij bidt Zijn Vader er om, zeggende: , , Vader, Ik wil dat waar Ik ben ook die bij Mij zijn die Gij Mij gegeven hebt, opdat zij Mijne heerlijkheid mógen aanschouwen die Gij Mij gegeven hebt." . Zo is die wonderlijke plaats alzo een plaats voor schuldigen, een plaats van verzoening en • ook. een plaats van herstelling. Ja, een plaats waar een enig en drieënig God op het allerluisterrijkst verheerlijkt en de Goddelijke deugden uitstralen in de eeuwige behoudenis en volzalige vrede van een in zichzelf gans ellendig en doodschuldig, maar van eeuwigheid geliefd, en in die aanbiddelijke Immanuël, gezaligd volk.

Doch nu komt het er voor een ieder van ons op aan of wij reeds iets van die diepe verborgenheid hebben leren verstaan. Een uiterlijke belijdenis, dat in geen ander dan in Christus de zaligheid is, mogen wij voortreffelijk achten, echter is de belijdenis zonder beleving geen grond waarop we kunnen sterven in de dag van de toorn des Hecren. Hartvernieuwende genade, die gepaard gaat met een diepe smart over onze zonden en een bewenen van de breuk, geslagen door onze zonden tussen God en ons hart, 'is ons noodzakelijk. Hoe zal er plaats in onze ziel zijn voor een schuldovernemende Borg als wij nooit onze hemelhoge schuld voor God hebben leren kennen?

Dat wij onze ziel toch niet bedriegen voor de eeuwigheid. De Heere roept het ons van de hemel toe: , , Onderzoek uzelf nauw, gij volk dat met geen lust bevangen zijt, eer het besluit bare, want als kaf gaat de dag voorbij."

Tegenwoordig zijn er velen die maar aannemen en altijd maar geloven kunnen. We mogen wel vragen: „Vriend, hoe hebt ge het wildbraad zo gauw gevonden? " Wanneer de Heere in ons hart gaat werken met Zijn onwederstandelijke bearbeiding des Heiligen Geestes, maakt Hij voor Zijn genadige beweldading eerst plaats. Wij gaan niet alleen verloren, doch liggen door onze zonden en onze bondsbreuk in Adam reeds verloren. Uit die verlorenheid moeten we overgezet worden in de eeuwige behoudenis die in Christus is, zullen we de gunste Gods kunnen ontvangen. Dat toch leert de Heere door genade Zijn volk kennen. Die ontdekking doet hen, met veroordeling van zichzelf en een toevallen en rechtvaardigen van God, roepen uit de diepten lot Hem, Die alleen verlossen kan. O, het wordt zulk een nood in de ziel van dat ellendige en door God overtuigde volk. In innerlijke smart vallen zij God toe en zeggen: ik zal mijn Rechter om genade bidden. Dat volk komt met al hun bidden, werken eii worstelen aan het eind. Maar wat wordt dan die gezegende Middelaar dierbaar als het Hem beheft Zich maar een weinig te openbaren als de Weg, de Waarheid en het Leven. Dat in Hem nu plaats is voor zulke doodschuldigen om op grond van recht Gods gunst en genade wederom te ontvangen. O, dat het door God overtuigde volk ogen kreeg om op Hem te mogen zien, in Wie toch alleen het leven en de vrede is; In Hem zich te mogen verliezen, Die hun toeroept in Zijn hartelijke liefde en trouw: Ik voor u, daar gij anders de eeuwige dood had moeten sterven. Met de moordenaar moeten zij het toch zeggen: wij, rechtvaardig, want wij ontvangen straf waardig hetgeen wij gedaan hebben, doch Deze heeft niets onbehoorlijks gedaan. Het zal voor dat volk meevallen, want Hij heeft lust tot weldadigheid. Valt alles aan onze zijde weg. Hij getuigt: Ik doe het niet om uwentwil, o mensenkind, maar om Mijns groten Naams wil, opdat die verheerlijkt wordt. In Zijn eigen werk, in Zijn souverein ontfermen, in die gezegende Middelaar, zal God Zich in gans ellendigen en nooddruftigen verheerlijken.

En dat volk, dat in die vrijmakende kracht van dat dierbare bloed des Lams, in Hem zich mag beroemen, moge de Heere schenken dat gedurig aanklevend en afhankelijk leven, om telkens uit de fontein huns heils bediend te mogen worden. De Heere getuigt: „Indien gij in Mij blijft, zo draagt gij veel vrucht, want zonder Mij kunt gij niets doen."

Het volk Israël moest straks dé woestijn weer in. Zo nu moet, na elke Godsontmoeting en elke Godsdaad, het volk de weg weer verder door het mesech der ellende. Toch' was het voor Israël anders dan voorheen. Zo is het ook met de kerk des Heeren. Wel hield Israël hun onbekeerlijk en verdorven hart over. Dit wordt het zo rijk beweldadigd volk gewaar. Zij krijgen steeds zichzelf terug en hun vlees wordt nooit bekeerd. Maar wat een troost, de Heere is getrouw en zal nooit herroepen hetgeen Hij eenmaal heeft gesproken, wat uit Zijn hppen ging, blijft vast en onverbroken. Eens toch zal dat volk worden afgelost van een lichaam der zonden en des doods, om dan in de-eeuwige overwinning van Hem, Die hen gekocht, gelost en gezaligd heeft, zich te mogen verlustigen en zal het hun gegeven zijn om ingezet eeuwig in de gemeenschap van die aanbiddelijke Immanuël, God enig en drieënig toe te brengen de lof, eer, aanbidding en dankzegging, want: Zijn Naam moet eeuwig eer ontvangen! Men loov' Hem vroeg en spa. De wereld hoor', en volg' mijn zangen Met amen, amen, na!

L. R.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 19 mei 1949

De Saambinder | 4 Pagina's

Een goddelijke openbaring met een heilrijke betekenis

Bekijk de hele uitgave van donderdag 19 mei 1949

De Saambinder | 4 Pagina's