Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De regeling van ons KERKELIJK LEVEN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De regeling van ons KERKELIJK LEVEN

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

(29)

Ten tijde van de Reformatie heeft Calvijn ook het kerkgezang gereformeerd. In de Roomse kerk was het, en is het nog de gewoonte, dat het koor zingt en de gemeente zwijgt. Doch Calvijn voerde het gezang der gemeente in en verzamelde een bundel psalmen van Marot en Beza. De melodieën werden opgesteld door Bourgois en Pierre. Op de scholen moesten de kinderen zich in de zang van deze psalmen oefenen. In de Nederlandse Gereformeerde Kerken werd het voorbeeld van Calvijn gevolgd. Vanaf 1540 zong men de liedekens van Willem van Zuylen van Nyevelt. In 1566 werden deze liedekens vervangen door de berijming van Petrus Datheen, welke direct ingang vond. De berijming van Datheen is een vrije bewerking naar de Franse berijming van Marot en Beza. Op het convent te Wezel, 1568, werd besloten, dat de berijming van Datheen in alle Nederlandse kerken gebruikt zou worden. In 1580 verscheen een nieuwe berijming van Marnix van St. Aldegonde. Marnix had de psalmen in de grondtekst bestudeerd en getracht de oorspronkelijke bedoeling zo getrouw mogelijk weer te geven. Zeer veel moeite is er gedaan de berijming van Marnix ingang te doen vinden. Doch dit is niet gelukt. Datheen was een zeer geliefd prediker en ook zijn psalmberijming was zeer populair. Zijn berijming sprak veel meer tot het hart van het volk dan die van Marnix. Meer dan 200 jaar zijn de psalmen van Datheen in de Nederlandse kerken ge-

zongen en in de Geref. Gemeenten in Zeeland zingt men ze nog.

Op last van de Staten van Holland werd een commissie van 9 predikanten samengesteld, welke commissie, met 2 afgevaardigden van de Staten, op 12 Januari 1773 in het Mauritshuis vergaderde. Deze commissie stelde een nieuwe psalmbundel samen uit drie berijmingen, n.1. le uit die van Hendrik Ghijsen, zilversmid te Amsterdam; 2e uit die van het genootschap Laus Deo, Salus populo, d.i. Gode de ere, den volke heil, meest door Doopsgezinden en Remonstranten vervaardigd; en 3e uit die van Johannes Eusebius Voet, geneesheer te 's-Gravenhage. 19 Juli 1773 was de commissie met haar werk gereed. Op last der Algemene Staten werd deze bundel 1 Jan. 1775 ingevoerd. Kerkrechtelijk was dit onjuist. Niet de overheid; maar een generale Synode had de samenstelling en invoering van een nieuwe berijming moeten regelen. Het samenkomen in een Generale Synode werd door de Staten verhinderd. Op sommige plaatsen zelfs, werd deze nieuwe berijming met geweld ingevoerd o.a. op het eiland Walcheren. Was de invoering dus kerkrechtelijk niet juist, ook tegen de inhoud zijn wel enkele bezwaren in te brengen. Er komen psalmen in voor, waarin de deugd te zeer verheerlijkt wordt en ook psalmen, die niet geheel de bedoeling van de oorspronkelijke tekst weergeven. Ondanks al deze bezwaren is deze nieuwe berijming toch langzamerhand ingeburgerd in vrijwel alle Nederlandse kerken. Zoals reeds opgemerkt worden in de Geref. Gemeenten zowel de „oude", als de „nieuwe" psalmen gezongen.

Over de gezangen is nog veel meer te doen geweest. Reeds Datheen had achter d£ psalmen enkele gezangen gevoegd n.1. de Tien geboden, het Onze Vader, de Twaalf Artikelen, de Lofzangen van Maria, Zacharias en Simeon en het gebed: O God, die onze Vader zijt. Op de synode van Dordrecht, 1574, kwam de vraag nog andere geestelijke liederen aan de psalmen toe te voegen. Doch de synode antwoordde „dat men met de psalmen van Datheen mitsgaders 't geen dat er bij is, tevreden zal wezen, totdat in de Synode generaal anders besloten zal zijn." De synode van Dordrecht, 1578, veroordeelde alle vrije gezangen en besloot, dat men alleen de psalmen Davids mocht zingen. De synode van Dordrecht, 1618—1619, besloot: „In de Kerken zullen alleen de 150 Psalmen Davids, de Tien geboden, het Onze Vader, de 12 Artikelen des Geloofs, de Lofzangen van Maria, Zacharias en Simeon gezongen worden; 't gezang: O God, die onze Vader zijt, wordt in de vryheid der Kerken gesteld, om 't zelve te gebruiken of na te laten. Alle andere gezangen zal men uit de Kerken weren, en waar er enige alreeds ingevoerd "zijn, zal men dezelve met de gevoeglrjkste middelen afstellen."

Aan een gezangenbundel, zoals in de Ned. Herv. Kerk en Geref. Kerk, is in de Geref. Gemeenten geen behoefte. De Geref. Gemeenten hebben aan de 150 psalmen genoeg. Mocht de Heere ze ons maar eens waarlijk doen verstaan en in oprechtheid Ieren zingen.

Dit artikel werd u aangeboden door: Jeugdbond Gereformeerde Gemeenten

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 23 april 1948

Daniel | 8 Pagina's

De regeling van ons KERKELIJK LEVEN

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 23 april 1948

Daniel | 8 Pagina's