Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Naar de katechisatie

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Naar de katechisatie

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

163

DE WET DES HEEREN

Het achtste gebod (3)

„Stelen” is naar de geestelijke zin van Gods wet „onder een schijn der rechts”: gierigheid, verkwisting en misbruik van gaven, zoals onze Heidelberger verklaart op grond van Gods Woord. „Want de geldgierigheid is een wortel van alle kwaad”, zo lezen we in I Tim 6 : 10.

Gierig zijn wil zeggen: naar zich toehalen om zoveel mogelijk te hebben en alles alleen te bezitten voor zichzelf. De spreukendichter vergelijkt de gierigheid met de bloedzuiger. „De bloedzuiger heeft twee dochters: geef geef! Deze drie dingen worden niet verzadigd, ja, vier zeggen niet: het is genoeg! Het graf, de gesloten baarmoeder, de aarde, die van water niet verzadigd wordt en het vuur zegt niet: het is genoeg. Spr. 30 : 15 en 16. In de gelijkenis van de rijke dwaas heeft Jezus dit duidelijk doen uitkomen.

Ook Jakobus laat in dit verband het „wee” over de rijken horen. En wat laat onze zo materialistische tijd het sterk zien? Dat niet maar de mens het geld heeft, maar het geld …. de mens! Zeker, de mens kan zonder geld niet in zijn levensonderhoud voorzien. Maar erg is, wanneer men geheel en al door het materiële wordt beheerst, ja, dat zulks ook tot schade is voor de dienst des Heeren en het koninkrijk Gods. We bedoelen o.a. wat men in de collecte-zak doet, n.l. wanneer men niet geeft „naar vermogen”, d.w.z. naar wat men kan afstaan. Vooral ouderen geven vaak naar de maatstaf van vroeger tijden, toen men minder verdiende en de produkten goedkoper waren. We kennen de uitdrukking, die wel eens gedaan werd over „Alexander, de kopersmid.” In feite is dat een bestelen van God!

De Heere weet ook: hoe men geeft. Hem behaagt het geven met het hart, uit liefde tot Zijn dienst en koninkrijk en wel door hen, wier hart geraakt en vervuld wordt van de liefde Gods in Christus en die het zalige van Zijn dienst mogen ervaren. Zou men dan niet alles overkrijgen voor den Heere? Dan is het „penningske van de weduwe” den Heere ook welgevallig. En daarom: wat is de dienst des Heeren ú waard? Beschamend is de vergelijking met wat de WERELD over heeft voor haar geneugten en dienst! Denk slechts aan de sport-verdwazing, hoeveel er uitgegeven wordt, zelfs voor een staan-plaatsje in de stadions.

Er is nog iets, wat met het stelen te maken heeft. We bedoelen de z.g.n. „dag-dieverij”. Wanneer men namelijk tijdens zijn werk bij de werkgever dingen doet voor zichzelf of rustig zoveel tijd besteedt door met anderen te praten of dat men de kantjes eraf loopt. Wat een plichtsverzuim heeft is dikwijls plaats. Het is op de grotere kantoren en fabrieken zelfs zo, dat degenen die nog serieus hun werk doen, minachtend worden aangezien. Het gaat meer om „rechten” dan om plichten.

Ook Gods kind heeft te waken en zijn plichten te verstaan. We hebben eens gehoord over een kind des Heeren, dat ’s Zondags bijzondere zegen mocht ontvangen van Gods Woord, tot ruimte voor zijn ziel. ’s Maandagmorgens daarop kwam een vriend bij hem op zijn werk om over deze geestelijke zaken te spreken en te horen van die zegen. Zijn antwoord tot de bezoeker was wel opmerkelijk. Hij sprak namelijk tot zijn vriend: mijn vriend, daarover wil ik zeer gaarne met u praten, maar dan vanavond, want nu is het mijn plicht om mijn werk te doen, dat vraagt de Heere van mij. Wie verstaat, die versta het! De katechismus verklaart in Zondag 42, dat ook „alle misbruik en verkwisting van Zijn gaven van God verboden is”.

Hier is heel wat te noemen.

In Zijn algemene goedheid geeft de Heere de mens nog zeer veel gaven. De gave van de gezondheid, de arbeid, de techniek, de wetenschapsbeoefening op allerlei gebied enz. Maar bijzonder ook, dat de Heere ons Zijn Woord en inzettingen geeft en nog doet behouden, tot ons eeuwig welzijn. En wat doet de mens met al deze gaven? Ach, wat misbruikt hij die en dat tot zijn eeuwig verderf. We hopen hierop nog even nader terug te komen.

„Misbruik en verkwisting” van Gods gaven.

Ook de verkwisting der gaven is groot, met name in onze tijd. Wat is er een leven „boven zijn stand”. Wat wordt er al niet uitgegeven voor ontspanning en luxe. Neem bijvoorbeeld de vakanties. Is er enige rust niet nodig in deze drukke tijd? Ongetwijfeld. Maar hoe wordt die gebruikt?

We denken ook aan de enorme „snoep-lust”. En aan het zak-geld, dat onze jeugd meekrijgt, wat vaak de perken te buiten gaat.

Zo zijn er heel wat praktijken, die heenwijzen naar een „bestelen” van Hem, van Wien alle goede gaven en volmaakte giften als van de Vader der lichten zijn afkomende. Jak. 1 : 17.

Nu is er niet alleen diefstal ten opzichte van het stoffelijke bezit, maar we kunnen hierbij ook denken aan „geestelijke” diefstal. Wat is daaronder te verstaan?

We wijzen op degenen, die zich geestelijke zaken toeëigenen zonder een waar geloof. Velen houden het uiterlijke teken van het sacrament voor de betekenende zaak zelf. Op grond van een uitwendig betrachten van godsdienstplichten, zoals een trouwe kerkganger, ijver voor het koninkrijk Gods, houdt men zich voor een ware gelovige. Wil men zich nog niet uitgeven voor een „verzekerde” in het geloof, dan toch wel voor een „zoekend” mens. Maar wanneer men met hen spreekt over „Godsgemis”, over „armzondaar-zijn-geworden voor God”, dan zwijgt men of men wordt gemelijk en zelfs vijandig. Men mijdt dan ook de Schriftuurlijk-onderscheidende prediking, waarin op het zelfbedrog wordt gewezen en dat het zo vreselijk zal zijn, met een INGEBEELDE hemel neer te storten in een eeuwig verderf! Wanneer man zal staan voor een gesloten hemelpoort, menende, binnengelaten te worden en dan te moeten horen: Ik ken u niet, vanwaar gij zijt! Lukas 13 : 26 en 27.

Dat geldt ook van hen, die zogenaamd Jezus aannemen voor hun „Heiland”, maar die er nooit iets van hebben geleerd, als schuldig en doemwaardig zondaar Hem nodig te hebben. Dit aannemen doen zij dan alleen op een conclusie-trekken, op wat gemoedelijke aandoeningen. Maar het is geestelijke diefstal !

Want de eigenlijke diepe heilrijke betekenis van de naam „Jezus” verstaan zij niet, ofschoon zij Hem zelfs met de mond roemen. Jezus, dat is : Zaligmaker. En „zaligmaken” is naar Hellenbroeks verklaring: verlossen van het grootste kwaad, gezondigd te hebben tegen een heilig en rechtvaardig, maar ook tegen een goeddoend God, onderworpen aan een drievoudige dood, krijgt zulk een Zaligmaker nodig. En wanneer door ontledigende genade de ontdekte die Zaligmaker wordt geopenbaard aan het hart uit de beloften van het Evangelie en gepastheid, algenoegzaamheid en dierbaarheid in Hem mag zien met het oog des geloofs, die zal met innig verlangen uitzien om Hem ook te mogen ontvangen als een VAN GOD GESCHONKEN Borg. „En onze Koning is van Israëls God gegeven.”

E.

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 31 oktober 1974

Bewaar het pand | 4 Pagina's

Naar de katechisatie

Bekijk de hele uitgave van donderdag 31 oktober 1974

Bewaar het pand | 4 Pagina's