Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

"Gij, allen als ik!"

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

"Gij, allen als ik!"

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

"En Paulus zeide: Ik wenste wel van God, dat, èn bijna, èn geheellijk, niet alleen gij, maar ook allen, die mij heden horen, zodanigen wierden, gelijk ik ben, uitgenomen deze banden." Handelingen 26:29

Is genade aan het woord, dan gunt men de duivel niet één onderdaan. De Koning der koningen is het waard dat allen Hem dienen en vrezen. Vandaar het gebed tot bekering, maar ook het spreken in woord en daad. Dit zien we duidelijk bij Paulus. Met allerlei slag volk kwam hij in contact. Op zijn weg kwam hij in wonderlijke situaties en ook daarin gaf de Heere hem gelegenheid om te spreken. Goed te spreken van zijn God en Heere. Hij kan de evangelist onder de apostelen genoemd worden. Zo werd ook bij hem vervuld wat de Heere tot Zijn discipelen had gesproken: „En gij zult ook voor stadhouders en koningen geleid worden, om Mijnentwil, hun en de heidenen tot getuigenis."

Paulus kwam in contact met Felix, Festus en Agrippa. Tijdens het welkomstbezoek van Agrippa en zijn zuster Bernice heeft de landvoogd Festus het over de veelbesproken gevangene Paulus. Agrippa zou hem graag willen zien en horen. Op zijn verlangen reageert Festus spontaan: „Morgen zult gij hem horen." En die dag wordt een bijzondere, een dag van pracht en praal. De grootheid van Festus, Agrippa en Bernice schittert voor de vele aanwezigen. Echter, men is bijeen voor en om Paulus. De gevangen dienaar wordt in de rechtszaal geleid. En voor welk een gezelschap wordt hij geplaatst! Een gezelschap dat hij niet gezocht zou hebben. Maar de Heere wilde hem hier hebben en hier kreeg hij gelegenheid om te getuigen. De inzet van Agrippa geeft hem ruimte. Met grote vrijmoedigheid vertelt hij zijn levensloop. Het werk van de gestorven en opgestane Christus geeft hij door. Niets verbergt hij. En waarom? Opdat zij tot bekering zouden komen. Hij gunt allen de zaligheid Gods in Christus, de enige troost in leven en sterven. Dit laat hij ook horen in het treffende woord: „Gij, allen als ik!" Het is ons bekend wanneer Paulus dit uitsprak.

Op het positieve woord van Paulus: Ik weet dat gij de Schriften gelooft, reageerde Agrippa: „Gij beweegt mij bijna een christen te worden." In deze reactie ligt meer dan een woord van koele hoon en minachting. Agrippa gelooft de Schrift en bijzonder het tot hem gerichte woord laat hem niet los en gaat niet langs hem heen. Echter, als hij in het spanningsveld wordt gedreven, als het op kiezen of loslaten aan komt, dan kan hij toch zijn spot niet inhouden. Door zijn ironische opmerking wil hij de gedachte aan christen-zijn verdringen en tevens wil hij laten horen, dat niemand moet menen dat hij tot de overstap zal komen. Christen worden, als christen leven: nooit! Liever de wereld dan Christus. Liever de zonde dan Zijn genade. En dan te weten van de Schriften. Hoevelen vertonen dit beeld vandaag! Men weet van bekering, van het werk des Heeren in de gezins- of de familiekring. Men hoorde van het leven, sterven van een predikant of gemeentelid, maar... worden als, willen zijn als... Neen!

Is Paulus nu aan het eind na de opmerking van Agrippa? Is hij uit het veld geslagen? Neen. De rijkdom van zijn Koning is zijn deel. Zijn leven, Zijn kruisverdiensten. Zijn schatten heeft hij ontvangen. Hij beleeft wat hij heeft geschreven. Het leven is hem Christus en het sterven gewin. De godzaligheid is tot alle dingen nut, hebbende de belofte van dit en het toekomende leven. In niets wordt hij alleen gelaten. Christus dient hem als Profeet, Priester en Koning. Zijn oog blijft gericht. Zijn oor luistert. Zijn hand geeft en helpt. Zijn hart klopt vol liefde en ontferming. Paulus is de rijkste en gelukkigste man van de wereld. Hij wil met niemand oversteken. Het leven als christen gunt hij een ieder, vandaar dat hij publiekelijk zijn verlangen uitsprak. „Ik gun u allen een levensrelatie met Christus." Hier schittert het nieuwe leven. Het oude leven is: „Ben ik mijn broeders hoeder." Het nieuwe leven zoekt het tijdelijk en eeuwig welzijn van de naaste. Genade maakt gunnend en mededeelzaam. Wat beheerst en bezielt ons leven? Op wie gelijken wij?

Het gezelschap verlaat de zaal. Men delibereert. Alleen de juridische, politieke kant van het geding heeft de aandacht. Geen woord wordt gehoord over de prediking van Paulus. Paulus' bede voor allen trof niet. Niemand kwam op de knieën. Wat erg! Wekelijks kunnen we het Woord van de Heere horen en hoe komen we er onder vandaan? Dat het toch niet is: „Ik heb u op de fluit gespeeld en gij hebt niet gedansd. Ik heb u klaagliederen gezongen en gij hebt niet geweend. Ik heb uw dodelijke dag niet begeerd." En wat zal Paulus in zijn cel gedaan hebben? Zeker gebeden: „Heere, U liet spreken, heilig het spreken, want door de bekering van een zondaar wordt U verheerlijkt. Ik mag er het bewijs van zijn." Een vruchteloos gebed? Zeker niet! Vandaar Paulus' getuigenis aan Timotheüs, 1 Tim. 1:16. Leest u het en wat doet het u?

Dit artikel werd u aangeboden door: Terdege

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 7 september 1994

Terdege | 84 Pagina's

Bekijk de hele uitgave van woensdag 7 september 1994

Terdege | 84 Pagina's