Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

geen vrede, maar 't zwaard

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

geen vrede, maar 't zwaard

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

„Ik ben geen vrede komen brengen, maar het zwaard", zegt Jezus (Matth. 10: 34). Dit is klare taal. Deze man is een rebel. Hij neemt het op voor de verdrukten, voor de armen, voor de slachtoffers van een regime waar alleen het recht van de sterkste heerst. En zijn ware volgelingen zullen daarom „links" zitten, als bondgenoten van alle verdrukten en vervolgden. Zijn leerlingen zullen daarom mee vervolgd en verdrukt worden met diegenen waar zij het voor opnemen.

Dit is harde taal die ons niet zo aangenaam in de oren klinkt. Want, och, wij hebben geen rebellenhart, of liever: wij hebben in Jezus en in zijn opdracht geen gelovig vertrouwen dat zo ver reikt dat we er ons op leven en dood zouden aan geven! Of misschien is het zelfs zo dat wij behoren tot de welgedane welvaartsklasse en dat de eisen van de kleine man de egoïstische planning van ons leven in de war zouden kunnen sturen! Het „wee u, rijken" dat de rebel Jezus door alle tijden heen blijft roepen, geldt misschien ook voor ons?

Want wij moeten niet denken dat de strijd die Jezus heeft aangebonden, gericht was tegen de romeinse bezetter of tegen vijanden van het volk van God! Het zwaard van zijn vlijmscherp getuigenis richtte zich in de eerste plaats op zijn eigen volk, het uitverkoren volk van God, en op hen die tot de welstellende klasse behoorden en daarom het volk wilden sussen en stil en onderdanig houden. Zogezegd gehoorzaam aan God, in feite aan deze eerwaarde heren geknecht.

Hij wil de ware vrede brengen en zo is Hij vijand geworden van de heersende zogenaamde vrede, die in feite een koude oorlog is. „Andersdenkende" en „vijand" is Hij daarom geworden in zijn eigen milieu, in het volk Gods, en, wanneer wij Hem metterdaad volgen, moeten wij niet verwonderd zijn dat er zelfs hogepriesters zullen zijn die in 't harnas vliegen en hun macht willen gebruiken om „de vrede" te bewaren, om de etterbuil weg te moffelen.

Zullen wij, om Jezus' boodschap, bereid zijn veroordeling en verwerping te dragen? Ook van onze huisgenoten, van mensen die ons heel nauw aan het hart liggen? „Want om mij zal er onenigheid komen tussen vader en zoon, moeder en dochter, schoonmoeder en schoondochter. En het zal gebeuren dat iemands huisgenoten tegelijk zijn vijanden zijn".

Jezus is ons voorgegaan. Vijand van de bestaande compromis-vrede. Strijder voor de ware vrede. Durven wij met Hem meegaan?

Hij is op het zwaard gestoten zoals iedereen die geen vrede neemt met de bestaande orde. Hij is de onbekende soldaat die door het zwaard van zijn vijanden stierf... opdat deze vijanden zouden „leven in vree"...

Bruno de Roeck in „Diepgang" no. 4 1966

De inkwisitie in Gent

Vlak over de grens, in onze nabuurstaat België, heef zich nog dit jaar het volgende staaltje van roomse inkwisitie voorgedaan, waarbij een r.k. priester zonder opgaaf van reden geschorst werd in de uitoefening van zijn ambt en preek- en schrijfverbod kreeg.

Het betreft pater Bruno de Roeck, carmeliet, volgens De Bazuin: de inspirerende kracht van het centrum Diepgang in Gent en lid van de internationale Sjaloomgroep. Op 20 maart van dit jaar nog presideerde hij de bijeenkomst van de Vlaamse Kontaktgroep voor de vrede.

Hij is de redakteur van een vooruitstrevend r.k. blad „Diepgang", dat ik al jaren ontvang.

Pater De Roeck heeft gezwegen, maar zijn vrienden hebben er bij hem op aangedrongen, dat hij de ware gang van zaken zou publiceren in een brief, omdat daardoor misschien een herroeping van het vonnis zou kunnen plaats hebben. Hier volgen dan enkele passages uit de brief van pater De Roeck:

Pater De Roeck:

„Vooreerst: het is waar dat de bisschop van Gent mij mijn jurisdictie heeft ontnomen zonder dat ik zelfs de kans gehad heb mij vooral te verdedigen.

Op het einde van de vasten, terwijl ik in Duitsland was, is hier te Gent een brief toegekomen van de bisschop die mij bij hem riep. Ik heb die brief hier bij mijn thuiskomst gevonden (16 maart) en dezelfde dag hebben mijn overste en ik, de bisschop persoonlijk op de hoogte gebracht dat ik nog met gekomen was daar ik van deze convocatie, door mijn afwezigheid in het buitenland, niets afwist. Er werd afgesproken dat ik de volgende week zou komen. De volgende dag en de hele week daarop heb ik met zo'n hoge koorts te bed gelegen dat mijn prior telefonisch de bisschop heeft verwittigd dat ik niet onmiddellijk komen kon. Ik heb dan op het einde van diezelfde week aan bed een brief van de bisschop gekregen waarin, in een paar regels, meegedeeld werd dat mij vanaf die dag verboden werd het woord Gods te verkondigen en biecht te horen. Zodra ik te been was ben ik naar de bisschop gegaan, om hem te vragen naar de eigenlijke reden van deze straf en om hem te zeggen dat ik het gewoon niet kon geloven dat in onze tijd, na alles wat er op het concilie verkond'gd werd, de mogelijkheid nog zou bestaan dat zoiets gebeurt. Het ondenkbare dat de bisschop hier mij veroordeelt en een straf oplegt die tevens honderden mensen in het hart raakt, zonder dat ik zelfs de kans gekregen heb in een gesprek met hem de mogelijke misverstanden op te ruimen.

De bisschop heeft mij lang ondervraagd over mijn bemoeiingen voor een jonge priester die zijn ambt heeft neergelegd. Lastertongen en vooral een zekere advocaat De Meester, die bekend staat om zijn onevenwichtigheid, en 'n zekere Monseigneur Schelfhout hadden rondgestrooid dat ik 't kerkelijk huwelijk van deze ex-priester had ingezegend of toch tenminste de bedoeling had een soort kwasie-huwelijk te simuleren.

Het viel mij niet moeilijk aan te tonen hoezeer dit alles alleen op lasterpraat berustte. Toch heeft de bisschop de onrechtvaardige straf niet herroepen.

In feite zit de zaak zo dat ik mijn vriend maandenlang in zijn roeping bemoedigd heb, nooit enige goedkeuring heb uitgesproken over de stap die hij wilde zetten, nooit gedacht heb aan 'n soort kerkelijk hutwelijk, herhaaldelijk ook bij de ouders van het meisje betoogd heb dat zij niet kerkelijk konden trouwen, maar wel al deze mensen verzekerd heb van mijn blijvende vriendschap en dat O.L. Heer, veel meer nog dan ik, zou trouw blijven aan zijn genegenheid voor hen".

De brief eindigt aldus:

„Van jullie verwacht ik, dat je geen kwaad met kwaad vergeldt en geen kwaad hart zoudt dragen tegen onze bisschop. Want er zijn geen mensen die heden zo weinig genegenheid ontvangen en zoveel genegenheid nodig hebben als onze bisschoppen.

Zij staan er alleen en wij kunnen hen wel gemakkelijk het verwijt toesturen, dat zij geen bruggen bouwen naar het volk en naar de wereld, maar, hebben wij er al aan gedacht dat wijzelf misschien een brug moeten bouwen naar onze vereenzaamde broeders, de bisschoppen?"

Onrecht in de naam van God

Zonder enige wijfel heeft pater De Roeck ook deze laatste woorden ernstig gemeend en wij moeten daarom respekt hebben voor de persoonlijke worsteling, die achter deze woorden schuil gaat.

Maar als we deze woorden op zichzelf beschouwen, los van de persoon pater De Roeck, dan kunnen we er alleen maar verontwaardigd over zijn. Verontwaardigd niet over pater De Roeck, maar over het r.k. stelsel dat hem tot zulk een onbijbelse slaafsheid bracht. Hier kust iemand de hand van een grootinquisiteur, die duidelijk de grofste schei,nis van primaire menselijke rechten heeft gepleegd, die een aangeklaagde veroordeeld heeft zonder hem zelf te horen en zonder hem duidelijk de reden van zijn veroordeling mee te delen.

In zijn artikel „Geen vrede maar 't zwaard" (zie p. 10) spreekt pater De Roeck zijn veroordeling u't over de farizeeën, die „het volk wilden sussen en stil en onderdanig houden. Zogezegd gehoorzaam aan God, in feite aan deze eerwaarde heren geknecht". Maar de laatste woorden van zijn brieven bevorderen de knechting aan de hoogeerwaarde heer, Zijne Excellentie, de bisschop van Gent. Pater De Roeck heeft in deze, met de beste bedoelingen, verzaakt aan zijn profetische roeping.

Wanneer wij horen van een dergelijke volkomen onrechtvaardige rechtspraak van achter het IJzeren Gordijn, dan zeggen we: Van het godloze communisme kunnen we nu eenmaal niets anders verwachten. Maar hier wordt dezelfde onrechtvaardige rechtspraak toegepast in de naam van God. Dat is zo verschrikkelijk. En wij die de naam van God liefhebben, zijn allen geroepen om te protesteren tegen deze aanranding van de naam van God, tegen deze godslastering.

Een verhelderend voorbeeld

Als getrouw lezer van „In de Rechte Straat" volg ik ook met belangstelling de gedachtenwisseling met pater Schoffelmeer over het primaatschap van Petrus. In no. 7/8 — juli/aug. 1966 — zegt pater S. dat in Matth. 16:19 het persoonlijk vnw. „gij", gezien het Grieks, grammatikaal enkelvoud is, terwijl het in Matth. 18:18 grammatikaal meervoud is.

De bewijsvoering over en weer — waarbij ik mij geheel aan uw zijde schaar — voor het ogenblik latende voor wat zij is, heb ik mij de lekenvraag gesteld of een eenvoudige verklaring hier ook wellicht past.

In Matth. 16 toch spreekt Jezus allÉÉn en direkt tot Petrus, dus tot ÉÉn persoon; in Math. 18 tot „de discipelen" (vs. 1). Is het nu niet logisch, dat in het eerste geval de enkelvoudsvorm wordt gebruikt en in het tweede de meervoudsvorm?

Wij doen dat in het dagelijks leven toch ook altijd. Als vader of moeder hun kinderen wat beloven en dat eerst doen aan het kind, dat (alleen) wordt toegesproken, dan zullen zij toch zeggen: „jij mag..." en als later alle kinderen samen zijn, wordt dat vanzelf: „jullie mogen..." zonder dat het ooit de bedoeling was het eerste kind te bevoorrechten. Zouden — het is maar een gissing, het staat niet in de Bijbel! — de andere discipelen, na de beloite aan Petrus, niet bv. gevraagd hebben of die belofte niet voor hen gold en zouden de latere woorden van Jezus daar niet het antwoord op kunnen zijn?

Het is maar een lekenvraag, doch wellicht vindt u aanleiding ook eens op dit facet licht te werpen.

Dit artikel werd u aangeboden door: In de Rechte Straat

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 september 1966

In de Rechte Straat | 32 Pagina's

geen vrede, maar 't zwaard

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 september 1966

In de Rechte Straat | 32 Pagina's