Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

NOG ENKELE VRAGEN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

NOG ENKELE VRAGEN

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Bij de beantwoording van de schriftelijk ingediende vragen op de laatstgehouden ambtsdragersconferentie (26 april 1986) konden - uiteraard - niet alle vragen aan bod komen. Op enkele vragen aan mij gericht wil ik op verzoek van het comité hieronder nader ingaan. Ik ben de redactie van Ambtelijk Contact dankbaar dat ze daarvoor ruimte geeft.

Een tweetal vragenstellers signaleert in de gehouden referaten grote overeenkomst. Men was het - zo schrijven zij - in grote lijnen met elkaar eens, ging van dezelfde basis uit en vulde elkaar aan. Vanwaar dan de vaak zo verschillende opstelling als het gaat om een positiekeuze ten opzichte van hedendaagse problemen? En: Zijn die verschillen onverdraagzaam en onverzoenlijk of kunnen ze naast elkaar bestaan? Eén van de vraagstellers tekent daar nog bij aan: Is het niet omdat men gevaren ziet in eikaars sympathieën?

Naar mijn mening bevatten de hier gestelde vragen een belangrijk waarheidselement. Het is mijn oprechte overtuiging dat wij in de Chr. Geref. Kerken bij alle verschil van inzicht inderdaad uitgaan van dezelfde basis, zodat de aan de dag tredende verschillen inderdaad geen „fundamentele” verschillen zijn. Ik bedoel daarmee, dat de trouw aan de belijdenis niet in het geding is. Dat wil niet zeggen dat het onnodig zou zijn elkaar op die trouw en de verwerkelijking ervan aan te spreken. Dat zeker. Maar van een fundamenteel uit elkaar gaan is naar mijn mening geen sprake. Mocht dat wel het geval zijn, dan behoorden deze verschillen niet onderwerp van gesprek te zijn op een conferentie, maar dienden ze op de daarvoor aangewezen kerkelijke weg aan de orde te worden gesteld.

Wat is dan wèl het geval? Naar mijn oordeel voelen de vragenstellers dat zelf al enigermate aan. Het betreft vooral de positiekeuze in allerlei hedendaagse samenlevingsvra-gen en de (maatschappelijke) sympathieën die daarmee samenhangen.

Er is in onze maatschappij een grote diversiteit aan meningen en instellingen. Dat geldt de politiek, het maatschappelijk werk, de media, het onderwijs - om maar enkele terreinen te noemen. Meer dan vroeger zette ook de diversiteit op het terrein van allerlei zich christelijk of reformatorisch of evangelisch noemende instellingen zich door. En niet zelden claimen zulke instellingen voor zich een soort „waarheidsmonopolie”: wij zijn bijbelgetrouw, onze politieke koers is de echt christelijke, ons onderwijs is het enige goede. Dat werkt door. Ook in de verhoudingen van christenen onderling. Men begrijpt elkaar niet meer, men gaat verschillende wegen. En (erger) het onderlinge gesprek stokt. Het zal er daarom om gaan, dat we juist temidden van al deze vragen het gesprek aangaan over de achtergronden van deze ontwikkelingen. Welke theologische beslissingen liggen er (soms) aan ten grondslag? Hoe staan wij in de werkelijkheid? Echter, een dergelijk gesprek kan alleen dan zinvol zijn, wanneer we elkaar aanvaarden als staande (binnen de kerken) op de ene basis van Schrift en belijdenis. Het komt me voor dat we dit gesprek ten onzent te lang hebben nagelaten.

Er wordt door iemand gevraagd: Waarom kun je tot de wereld (om je heen) niet getuigen: alzo zegt de HERE? Diezelfde vraagsteller zegt: Een „samenvatting” (als typering van de belijdenis) acht u te massief. Is „De Schrift” dan ook niet een te massief spreken? En: Relativeer je dan (niet)?

Allereerst de vraag naar het getuigenis van kerk en christenen in deze wereld. In mijn inleiding zei ik, dat we er niet mee kunnen volstaan te zeggen: alzo zegt de HERE. Ik bedoelde daarmee niet, dat we elke expliciete verwijzing naar het Woord en het gebod van de HERE achterwege willen laten. Er is niet zoiets als een anoniem getuigenis, waarbij de naam en het heil van de HERE ten enen male worden verzwegen. Ik bedoelde te zeggen, dat we met het „zo zegt de HERE” niet klaar zijn. Wij zullen in de wereld waarin wij staan óók hebben te beargumenteren dat wat de HERE in zijn Woord van ons vraagt goed en heilzaam, redelijk en zinvol is. Al te zeer heerst bij een aantal niet-gelovige mensen de gedachte dat het geloof in de HERE ingaat tegen wat redelijk en zinvol is. Maar wat de HERE vraagt is een begaanbare weg. Dèt te beargumenteren had ik op het oog. En daarbij kan een rechtstreekse verwijzing naar het Woord van God niet worden achterwege gelaten.

Dat ik in mijn inleiding er het pleit voor voerde niet te volstaan met het beklemtonen van het samenvattend karakter van de belijdenis, hangt samen met het scherpe onderscheid dat ik wil handhaven tussen Schrift (met een hoofdletter) en belijdenis (met een kleine letter). De laatste is geheel en afhankelijk van de eerste! Daarom hechtte ik er met zoveel nadruk aan, dat ook het heenwijzende karakter van de belijdenis volledig zou gelden: wij belijden niet omdat wij zo goed kunnen samenvatten, wij belijden omdat wij niet anders kunnen dan nazeggen wat Gods eigen Woord ons voorzegt. Dàt is ons leven. Dat doet niet af van de trouw aan de belijdenis: wij achten ons eraan gebonden en willen eraan gehouden worden. Maar ook dat juist vanwege deze volstrekte afhankelijkheid der belijdenis van het Woord Gods. Dat bepaalt de oorsprong en de inhoud ervan.

Wie maakt uit wat het midden van de belijdenis is?

De vraag doet een bepaalde willekeurigheid vermoeden bij elke poging tot beantwoording ervan. Toch behoeft dit niet zo te zijn. Uitgaande van de drie kernwoorden van de Reformatie (sola scriptura, sola gratia, sola fide) laat zich wel degelijk een antwoord geven op de vraag. Het „midden” van de belijdenis is de wetenschap dat wij volstrekt afhankelijk zijn van het Woord van Gods genade, van de beloften die vast en zeker zijn in de Here Jezus Christus. Daarom staat Hijzelf en Zijn werk in het centrum van ons geloof. De apostel Paulus kan zijn gehele prediking samenvatten in één woord: Jezus Christus en dien gekruisigd (1 Cor. 2, 2). En sprekend over de belijdenis van de gelovigen zegt de apostel: Want indien gij met uw mond belijdt, dat Jezus Heer is, en met uw hart gelooft, dat God Hem uit de doden heeft opgewekt, zult gij behouden worden (Rom. 10,9).

Een geheel andere vraag luidt: De Amersfoortse kring zegt op Schrift en belijdenis te willen staan. Hoe komt het dan dat de predikanten uit deze kring die onze kerken verlaten, juist naar dèt deel van de Hervormde Kerk gaan, waar deze belijdenis niet functioneert?

Dat is een vraag die zich door mij als inleider ter conferentie niet laat beantwoorden. Ze zou naar mijn mening aan de desbetreffende predikanten zelf moeten worden gesteld. En wel om twee redenen. In de eerste plaats omdat uit de vraag de gedachte opkomt, dat de „Amersfoortse kring” zoiets als een gesloten groep zou zijn, waarin ieder, als voorwaarde van lidmaatschap, gelijk zou moeten denken. Dat is niet het geval. De groep wil niet meer zijn, dan een platform waar in alle openheid met elkaar van gedachten kan worden gewisseld over zaken die ons bezighouden en waar we samen op willen studeren. Meer pretendeert de studie- en bezinningsgroep niet. Bovendien staat deelname open aan elk van onze chr. geref. predikanten. In de tweede plaats omdat de redenen om ons kerkverband te verlaten en over te gaan naar de Hervormde Kerk voor elk van de vijf predikanten verschillend lagen. Het is niet goed dit alles over één kam te scheren.

Wèl wil ik graag zeggen, dat ook wij (als leden van de studie- en bezinningsgroep) hun vertrek uit onze kerken betreuren. En dat ook wij ons afvragen: Hadden wij niet méér kunnen doen om deze broeders voor ons kerkelijk leven te behouden?

Nu de werkelijkheid anders is, kan dat voor ons allen slechts reden zijn elkaar des te meer vast te houden op de ene basis van het kerkelijk samenleven in onze kerken: de trouw aan Schrift en belijdenis.

Tot zover de vragen. Soms hoor je geluiden, dat er méér aan de orde had moeten komen. Dat zou de duidelijkheid hebben bevorderd. Wellicht. Ik meen echter dat we een goed gesprek alleen kunnen beginnen bij wat we samen hebben: het Woord van God en de belijdenis die naar dat Woord is. Dàt was de inzet van het gesprek ter conferentie. Misschien kan het een vertrekpunt zijn om ook over andere zaken door te praten.

Dat geve God.

Dit artikel werd u aangeboden door: Christelijk Gereformeerde Kerken

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 september 1986

Ambtelijk Contact | 32 Pagina's

NOG ENKELE VRAGEN

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 september 1986

Ambtelijk Contact | 32 Pagina's