Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

VRAGENBUS

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VRAGENBUS

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Vervolg.
In no. 6 (zie 22 Jan. j.l.) gaven we in 't kort de wordingsgeschiedenis van ons Formulier van den Bejaarden-doop.
Thans hebben we de bedenkingen der toen vermelde vragers onder de oogen te zien.
J. K. te K. vestigde de aandacht op Art. 59 D. K. O. en 't Formulier van den Doop van volwassenen „welke tot eisch stellen dat de zich ten Doop presenteerende personen getrouwelijk 't gebruik van het Heilig Avondmaal zullen nakomen met een beroep op de H. Schrift, volgens welke geen andere personen den Doop mogen ontvangen dan diegenen, die hunne zonden gevoelende belijdenis doen van boete en geloof in Christus."
Als bezwaar tegen het hier door de kerk bepaalde voert onze inzender dit aan, dat zijns inziens door het stellen van dien eisch alle vrijmoedigheid tot het beantwoorden der Doopvragen ontnomen wordt aan zulken, die hun zonden niet gevoelende geen belijdenis doen van boete en van geloof in Christus en die dus door het gebruik des Avondmaals tegen het Woord Gods, volgens 1 Cor. 11 : 27-29 zouden zondigen.
Ons antwoord daarop luidt als volgt:
1e. Wanneer door het afvorderen van de belofte eener getrouwe Avondmaalsviering aan zoodanige personen alle vrijmoedigheid tot het bevestigend beantwoorden der Doopvragen ontnomen wordt, dan komt het aan het ontvangen van den H. Doop niet eenmaal toe en kan er diensvolgens van een misbruiken van het Heilig Avondmaal ook heel geen sprake zijn.
2e. Stel eens dat de kerk de vrijheid had den eisch van getrouwe Avondmaalsviering te schrappen, zouden dan zoodanige personen wèl vrijmoedigheid bezitten tot het beantwoorden van de vragen, die in het Formulier hun worden voorgesteld?
In de tweede vraag toch wordt hun afgevraagd, of zij hun erf- en daadzonden gelooven en of deze zonden hun van harte leed zijn.
In de derde vraag leest men: Of gij gelooft, dat Jezus Christus u tot een Zaligmaker van God geschonken is en dat gij door dit geloof ontvangt vergeving der zonden in Zijn bloed, en dat gij een lidmaat van Jezus Christus en van Zijn kerk geworden zijt door de kracht des H. Geestes?
3e. In geval een ongedoopte volwassene d.w.z. die tot jaren des onderscheids gekomen is, voor zichzelven inzake het stuk des Doops tot klaarheid gekomen is en vrijmoedigheid bekomen heeft dien aan te vragen, dan behoeft de belofte van Avondmaalsviering hem geen beletsel te zijn, aangezien de beide Sacramenten dezelfde vereischten aan den gebruikmaker stellen.
4e. Wanneer iemand meenen mocht, dat het beter zou zijn, om, afgezien van boetvaardigheid en geloof in Christus, ongedoopte volwassenen op hun begeerte door den Doop „in de Christelijke Gemeente in te lijven en voor lidmaten der Gemeente aan te nemen" en daarom zulke Doopvragen na te laten of er andere voor in de plaats te stellen, die alleen naar instemming met de geopenbaarde Waarheden onderzoek doen, dien heeft de geschiedenis van Philippus en den Kamerling zeker wel iets te zeggen. Nadat de Evangelist den Moorman Jezus als het geslachte Lam verkondigd heeft, vraagt de Aethiopiër: zietdaar water, wat verhindert mij gedoopt te worden? En dan zegt Philippus niet: welaan dan, laat ons in het badwater afdalen! maar hij stelt aan den Moorman de ingrijpende vraag: „indien gij van ganscher harte gelooft, zoo is het geoorloofd", en eerst na het bevestigend antwoord bekomen te hebben, doopt hem de leeraar.

C. B. V. W. vroeg: Is het noodzakelijk wedergeboren te zijn, om de belijdenisvragen, die gesteld worden aan hen, die tot lidmaten der kerk wenschen aangenomen te worden, bevestigend te kunnen beantwoorden? Of anders gezegd: indien een onbegenadigd mensch, die de belijdenisvragen met „ja" beantwoordt niet een leugen uitspreekt?
Indien de inzender met menschen „die tot lidmaat der kerk begeeren aangenomen te worden" dezelfde bedoelt die onze vaderen onder die benaming plachten aan te duiden: n.l. ongedoopte volwassenen, die op belijdenis des geloofs wenschen aangenomen te worden als leden der geïnstitueerde kerk, dan is deze vraag te gelijk met de bovenstaande beantwoord.
't Is echter mogelijk, dat onze inzender met zijn omschrijving het oog heeft op zulken die in hun kindsheid gedoopt zijn en die, in de heilswaarheden onderwezen zijnde, belijdenis des geloofs afleggen.
Natuurlijk worden deze hierdoor geen lidmaat der gemeente of tot lidmaten aangenomen. Lidmaat waren zij reeds in hun prille jeugd, in Gods verbond en gemeente geboren zijnde. Eer de leeraar een kind den Doop toedient, vraagt hij den ouders af .... of gij niet bekent, dat zij (onze kinderen) in Christus geheiligd zijn en daarom als lidmaten zijner gemeente behooren gedoopt te wezen? En na het bevestigend antwoord der ouders bekomt hun kind het sacrament. Dat kind is echter nog een incompleet, een nog onvolgroeid lid der kerk, is b.v. nog niet in staat zichzelven te beproeven, hem staat dus het tweede Sacrament nog niet open, hij onderkent het sacramenteele lichaam en bloed des Heeren nog niet van gewone spijs en drank.
Tot de gebruikmaking van dit Bondzegel ontsluit de kerk hem, na in de heilswaarheden onderwezen te zijn, den toegang op belijdenis des geloofs. Niet: zij geeft hem het recht op dit sacrament, wat de Verbondsgod alleen doet, maar de kerk, die geen hartenkenster is, stelt hem op zijn belijdenis den toegang open. Vandaar haar belijdenisvragen. Is tot de beantwoording van die vragen de wedergeboorte noodzakelijk? Zeer begrijpelijk is die vraag, en haar bedoeling niet twijfelachtig. Is de wedergeboorte daartoe noodzakelijk, dan spreekt hij die deze vragen bevestigend beantwoordt, een leugen uit, ingeval hij de wedergeboorte mist. En toch moet de kwestie niet zóó gesteld worden. Want wel staat de noodzakelijkheid der wedergeboorte, alleen reeds door het nachtgesprek van den Heere Jezus met Nicodemus, onomstootelijk vast, maar van die zijde moet de zaak niet worden aangevat. De Heere plaatst in Zijn Woord den zondaar niet voor de wedergeboorte; nergens ontmoet ge den eisch, de opvordering: „word wedergeboren"! maar tallooze malen den oproep, de wekstem: „geloof"! Op de vraag van den Stokbewaarder „lieve heeren, wat moet ik doen opdat ik zalig worde?" luidt het antwoord niet: word wedergeboren, maar: geloof in den Heere Jezus Christus en gij zult zalig worden ...
Recht belijdenis doen is belijdenis doen des geloofs. Niet een belijden dat ik een geloovige ben, bekeerd, wedergeboren, begenadigd ben, in dat geval zou mijn innerlijke gesteldheid het voorwerp mijns geloofs zijn. Het ware geloof heeft zijn voorwerp, waarop het ziet, waaraan het hecht, buiten zich: die in den Zoon gelooft zal leven, leeft inderdaad, is wedergeboren. Gelooven is: een met het hart aanvaarden van de vrij geschonken beloften des Evangelies, een omhelzen van, een zich verlaten op den Christus des Evangelies, naar het Goddelijk, welmeenend aanbod van genade, waarbij niets van het schepsel in aanmerking komt. Tot een volk, dat den God des Verbonds getergd heeft in de woestijn, en wier nazaten het niet beter hebben gemaakt, sprak de Heere: „doe uw mond open en Ik zal hem vervullen".

We moeten deze rubriek vooreerst sluiten. Kerkgeschiedenis en Kerkrecht wachten dringend op verdere behandeling.
Leiden, Ds. W. den Hengst

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 26 februari 1925

De Saambinder | 4 Pagina's

VRAGENBUS

Bekijk de hele uitgave van donderdag 26 februari 1925

De Saambinder | 4 Pagina's