Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Aandacht voor de Heidelbergse  Catechismus

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Aandacht voor de Heidelbergse Catechismus

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Aanleiding tot het schrijven van dit artikel. Het was zeer zeker een goede zaak, dat Drs. Exalto in zijn boek: „De enige troost" aandacht gevraagd heeft voor de catechismus. Het lezen van het vlot geschreven boek heeft ons echter zeer verontrust. Dat bracht ons er toe, in dit blad in een tweetal artikelen (van 16 mei en 23 mei '80) U te waarschuwen: hier wordt van de inhoud van het zo kostelijk geschenk, dat de Heere Zijn gemeente schonk, een vertekend beeld gegeven!

Achteraf zijn we nog méér verontrust geworden, toen bleek, dat zowel in „De Waarheidsvriend" als in het „Gereformeerd Weekblad" het boek van Drs. Exalto met veel instemming werd begroet. En dat nog wel door predikanten, van wie. we dit zeker niet hadden verwacht. Met des të meer ernst menen we te moeten blijven waarschuwen: Laten we ons toch onder biddend opzien tot de Heere ertoe zetten, samen, na te gaan, op welke wijze ons in de Heidelbergse Catechismus de leer van Gods genade aan een in zichzelf verloren zondaar, wordt voorgesteld.

De grote betekenis van de catechismus. Wat is het een wonder, hierin een belijdenisgeschrift te hebben, dat onder Gods zegen een middel kan zijn om ons voor afval en verlei­ ding te bewaren, omdat we mogen weten, dat de Heere ons hierin als het ware zegt: „Dit is de weg, wandelt daarop."

Bracht dit onze vaderen er niet toe, met zoveel aandrang voor te schrijven, ons en onze kinderen in deze leer te laten onderwijzen, omdat dit de leer is, die ons kan wijs maken tot zaligheid?

Vinden we hierin niet de geheimen van de gereformeerde godsdienst, die ons onder Gods zegen een juist begrip kunnen geven en kunnen brengen tot een geheiligde bevinding van de in

onze catechismus voorgestelde waarheden? Reactie van Ds. Hoek op onze bedenkingen. Vanuit deze overwegingen hebben we de genoemde artikelen over „De enige troost, inleiding tot de Heidelbergse Catechismus" geschreven. Om onze lezers en lezeressen te brengen tot bezinning. Om ook in brede kring op te wekken tot zeer ernstig onderzoek.

Op deze artikelen heeft Ds. J. Hoek in het „Gereformeerd Weekblad" van 25 juli 1980 gereageerd. We zijn daar erkentelijk voor. Ook al is mijn verontrusting niet weggenomen. Ds. Hoek heeft mijn kritiek op de zienswijze van Drs. Exalto op onze catechismus weergegeven en op zijn wijze belicht vanuit twee hoofdlijnen: a. de drieslag? ellende-verlossing-dankbaarheid b. veronderstelde wedergeboorte?

Twee „vergissingen". Twee opmerkingen hierover: 1. Nergens heeft Drs. Exalto of heb ik gesproken over „de drieslag". Wel over „de driedeling": kennis van ellende, kennis van verlossing en kennis van dankbaarheid. Een driedeling kennis van ellende, verlossing en dankbaarheid: dan worden in één geheel drie stukken onderscheiden, zonder ze te scheiden. Een drieslag: dan hanteer je drie dingen ineens; b.v. een dorser slaat met drie vlegels gelijk op de dorsvloer. Waarom deze „vergissing"? Of is het geen vergissing?

2. Nergens heb ik gesproken over de veronderstelde wedergeboorte. Wèl heb ik mij afgevraagd, of Drs. Exalto met zijn opvattingen over het geloof niet komt tot een verondersteld geloof. En zijdelings heb ik opgemerkt, dat we ons moeten afvragen, of, wanneer later blijkt, dat een gedoopte „niet in het verbond is op de wijze van geloof en bekering", dan niet gedacht moet worden aan Kuyper's „Tenzij het tegendeel blijkt". Ook in dat verband heb ik zelfs de veronderstelde wedergeboorte niet genoemd. Waarom deze „vergissing"? Of is het geen vergissing?

De drie stukken. Wat het „Gereformeerd Weekblad" schrijft over de zienswijze van Drs. Exalto met betrekking tot de driedeling: ellende-verlossing-dankbaarheid, hebben we met enige geruststelling gelezen. Vooral omdat Ds. Hoek met mij Ursinus terdege laat spreken; „wat Drs. Exalto niet doet. Dan gaan we immers de veilige weg, omdat we dan de theologie van de opstellers van de catechismus laten spreken, en niet één of andere eigen opvatting boven de catechismus plaatsen en van daaruit de catechismus gaan belichten.

Jammer (en beslist onnodig), dat de schrijver „de drie stukken" ons wat naderbij wU brengen door twee kleurrijke beelden te gebruiken: Zondag 1, antwoord 1 is als kleurrijk en onzegbaar schoon boeket van de enige troost; na antwoord 1 wordt elke bloem apart onder de loep genomen. En: de drie stukken zijn als een drievoudig snoer, dat hecht ineengestrengeld ligt: het zwarte koord van de ellende, het rode van de verlossing en het witte van de dankbaarheid.

Afgezien van de moeilijkheden, die het gebruik van dergelijke, niet in de Bijbel voorkomende beelden, waarmede we dan geestelijke zaken willen verduidelijken, kan opleveren - we hebben deze naast Gods Woord echt niet nodig. De Schrift spreekt zeer duidelijke taal. Ursinus wijst daar in dit verband telkens op. Vinden we in de Brieven van de apostelen niet telkens een duidelijke onderscheiding, die met de drie stukken overeenstemt? In de Brief aan de Romeinen:

— eerste stuk: de geestelijke ellende, waarin Jood en heidenen van nature verkeren: Rom. 1:1- Rom. 3 : 20; — tweede stuk: de weg der verlossing door het geloof in Jezus Christus: Rom. 3 : 21 - Rom. 11 : 36; — derde stuk: de vermaning en leringen m.b.t. een Gode-welbehaaglijk offer van het leven der verlosten: Rom. 12 - Rom. 16. Bewijst ook Ef. 5 : 8 niet, dat in de Heilige Schrift deze drie stukken duidelijk worden onderscheiden: „Want gij waart eertijds duisternis, (zonder ware zaligmalcende kennis van God en zonder hoop op God; dat is de ellende), maar nu zijt gij licht in de Heere; vernieuwden verlicht door de Geest, Die uitgaat van de Vader en de Zoon; dat is de verlossing); wandelt als kinderen des lichts." (leeft een God geheiligd leven naar Gods wil; dat is de dankbaarheid).

Wie de schriftuurlijke onderscheiding van de drie stukken, die nodig zijn, gekend te worden tot zaligheid, overdenkt, zal wel geen behoefte hebben aan de zinnebeeldige voorstelling daarvan, zoals deze zoeven werd gegeven in het schoon boeket en het drievoudig snoer. Neen, de christen belijdt in de catechismus, welke de weg is, die zijn vrager in de troost kan doen delen, waarvan hij m antwoord 1 getuigenis aflegde. Daartoe is nodig:

— een zaligmakende kennis van eigen ellenden, die ons alle troost benemen en ons in de meest troosteloze jammeren storten; — een zaligmakende kennis van de weg der verlossing uit die ellende, waardoor de zondaar deelgenoot wordt van de troost (zie antw. 1); — een zaligmakende kennis van de Godverheerlijkende dankbaarheid, waardoor de troost (zie antw. 1) bevestigd en beantwoord wordt.

Zo komt de leer van Wet en Evangelie tot haar recht. Niet in een zekere „verkramping", die „ellende", „verlossing" en „dankbaarheid" tot opeenvolgende stations maakt. (Waar Ds. Hoek bang voor is).

Neen, Gods Geest ontdekt de ziel aan zijn natuurlijke vervreemding van God en Christus; Hij maakt haar daaromtrent steeds meer bekommerd. Gods Geest gaat het Evangelie openen, waarin Christus als de Zaligmaker van over hun eigen zaligheid bekommerde zielen wordt voorgesteld en aangeboden. Gods Geest opent de ogen ervoor, dat dit Evangelie-aanbod de ziel persoonlijk aangaat en ontsteekt in de ziel een vurige begeerte naar deze volkomen Zaligmaker. Door het geloof mag de ziel instemmen met de weg der zaligheid, zoals Christus deze naar de wil en het voornemen van Zijn Vader heeft geopend. Door Gods Geest mag de ziel in het geloof rust vinden in de wetenschap, dat zij het eigendom is geworden van Christus. En dankzij deze allesomvattende genade, volgen alle andere daden van geloof en heiligmaking. We menen hier wel te kunnen spreken van zekere trappen, waarin de Heere door Zijn Geest de zondaar bekend maakt met het heil, dat God in Christus reeds van eeuwigheid heeft bereid.

Verondersteld geloof? De tweede hoofdlijn, die Ds. Hoek in mijn bezwaar tegen de inhoud van „De enige troost", waarin ons een inleiding wordt gegeven op de H.C. trekt, betreft: „Verondersteld geloof? " Ds. Hoek schrijft: „Veronderstelde wedergeboorte? " maar dat zal wel een vergissing zijn. Trouwens er is wel meer, wat ietwat lichtvaardig werd neergeschreven. Blijkbaar heeft Ds. Hoek mijp boekje „Schibbolet/Sibbolet" gelezen. We hebben daarin o.a. gewezen op het gevaar van Woelderinks verbondstheologie. Nu doet Ds. Hoek het voorkomen, of ik van mening ben, dat de tendens van de visie van Drs. Exalto op de catechismus dezelfde zou zijn, als die van Ds. Woelderink. Daarover echter werd door mij met niet één enkel woord gerept.

De schrijver van „Discussie rond de Heidelberger" heeft ernstige bedenkingen tegen de wijze, waarop ik mijn bezwaren tegen Drs. Exalto's boek heb kenbaar gemaakt. Deze bezwaren richten zich dan met name tegen de gevolgtrekkingen, die Drs. Exalto trekt uit het feit, dat „heel de H.C. in de lucht zou komen te hangen zonder dit fundament: de opneming van de kinderen der gelovigen in het verbond der genade en de doop als teken en zegel daarvan", (zie blz. 52 van „De enige Troost").

Alles gezien vanuit de verbondstheologie? In het desbetreffend artikel (het tweede van 23 mei '80) had ik er waarschijnlijk beter aangedaan, de verbondstheologie, zoals Drs. Exalto deze telkens weer met veel nadruk naar voren brengt in verband met de H.C., uitvoerig te bespreken (en te bestrijden) en dan aan te geven, welke consequenties het heeft, wanneer de catechismus geheel en al in het kader van deze verbondstheologie wordt geplaatst. De moeilijkheid is echter, dat Drs. Exalto in zijn boek niet spreekt over zijn verbondstheologie, maar deze schrijft op naam van de Heidelberger theologen. „Zo hebben het de vaderen van Heidelberg gewild" heet het dan. „Het is aan hun leer van het verbond te danken, dat zij een catechismus hebben kunnen opstellen, als de Heidelberger is, " zegt Drs. Exalto.

Wat de Heidelberger theologen dan zouden leren omtrent het verbond, lezen we wèl op blz. 30-31 onder het opschrift „Het geheimenis van het verbond". Daarin bespreekt Drs. Exalto althans de visie van Caspar Olevianus op het verbond, of liever over zijn visie op Olevianus' verbondsopvatting.

De verbondsopvatting van Olevianus. We zullen dan ook moeten nagaan, of Drs. Exalto op deze bladzijden Olevianus' leer van het genadeverbond recht doet, èn of Olevianus tot dezelfde gevolgtrekkingen komt met betrekking het onderwijs, dat de catechismus ^ geeft. Maar omdat het verbond zo zeer bepa- ] lend wordt geacht voor de inhoud van de 1 catechismus, voor het onderwijs daaruit, èn |

voor de vraag, hoe we het kind hebben te beschouwen, dat dit onderwijs ontvangt, komt er dan veel meer aan de orde.

Enkele vragen. We denken aan: a. hoe ziet men dan de orde des heils? b. hoe het verband wedergeboorte en geloof? c. maakt men onderscheid tussen de uitwendige- en de inwendige roeping? d. hoe krijgt de „bondeling" deel aan de weldaden van het verbond? e. hoe krijgt en heeft deze „bondeling" deel aan Christus?

Omdat één en ander verband houdt met hetgeen Drs. Exalto ons biedt in zijn „De enige Troost', waarin hij ons inleidt tot de catechismus, resp. deze ons toelicht, zal het wel eens nodig zijn van dezelfde schrijver te raadplegen diens bekende boek „Roeping". Immers door beide studies van de geachte schrijver te vergelijken, komen we dichter bij diens eigen opvattingen.

Geen geschrijf vanuit eigen kringetje. Graag nog één opmerking alvorens verder te gaan. Ds. Hoek is van gedachte, dat ik met mijn bezwaren tegen de gedachtengang van Drs. Exalto bezig ben met het afsnoeven van al wat niet tot mijn eigen kringetje behoort. Hij geeft daarin blijk, mij niet te kennen. Irnmers, het zou mijn hartewens zijn, wanneer allen, die Ds. Hoek tot de zijnen rekent, zich eens heel ernstig gingen bezinnen op de werkelijke inhoud van dé catechismus, maar dan zoals deze in 1563 van de drukpers kwam en in de geest van haar opstellers èn van de keurvorst, die daartoe opdracht gaf.

W.

P. Kuijt

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 23 oktober 1980

De Saambinder | 8 Pagina's

Aandacht voor de Heidelbergse  Catechismus

Bekijk de hele uitgave van donderdag 23 oktober 1980

De Saambinder | 8 Pagina's