Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Uitzicht in uitzichtloze omstandigheden 2.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Uitzicht in uitzichtloze omstandigheden 2.

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Jeremia mag in de uitzichtloosheid van het bestaan in Babels ballingschap voor Israël een heerlijk uitzicht profeteren. De Heere zal een overblijfsel der verkiezing doen terugkeren. Van hen wordt gezegd in onze tekst Jer. 31 : 9a: “ZIJ ZULLEN KOMEN”.

Hoe ver een mens ook van God is afgedwaald, de Heere weet ze te vinden. Ze zullen uit het land van het Noorden aangebracht worden, maar ook vergaderd worden van de zijde der aarde. Voor de Heere is geen ding onmogelijk.

Let er echter wel op: Zij zullen komen. Er staat dus niet: zij mogen komen.

Van vele kansels klinkt zulk een boodschap. Christus heeft de weg gebaand.

Een algemene verzoening is teweeggebracht. Nu mag je komen. Neen, ook staat er niet: Zij kunnen komen. Men stelt dan dat je je hart voor de Heere moet openstellen. Als dan de mens het zijne doet dan zorgt de Heere wel voor de aanvulling.

Achter het “ZIJ ZULLEN KOMEN” horen wij de woorden van de Heere: “Al wat Mij de Vader gegeven heeft, zal tot Mij komen”. Het is Zijn: “Ik wil en . . . zij zullen.”

Het is de Heere, Die zondaren doet komen. Nu is het gevaar anderzijds niet denkbeeldig dat mensen deze waarheid misbruiken. Zij gaan zich dan verschuilen achter het feit dat de Heere het moet doen. Zij vragen er wel om, maar meer kunnen ze ook niet doen. Zo handhaven ze zichzelf en zo rechtvaardigen zij zichzelf ten diepste.

Laten we bedenken: De Heere komt met de eis voorop. Hij zegt: Komt tot Mij. Nooit zal een mens zich kunnen verschuilen achter z’n onmacht. Die onmacht is een schuldige onmacht. Met alle recht mag de Heere van u eisen: “Bekeert u tot Mij”, “neigt uw oor en komt tot Mij, hoort en uw ziel zal leven”.

Denk erom: de Heere zal eenmaal rekenschap vragen aangaande deze eis en roepstem.

Voor hen, die vastlopen met deze eis en hun onmacht, te moeten en niet te kunnen, wordt het zulk een wonder van genade dat Christus van eeuwigheid reeds sprak: “Ik kom, o Heere, om Uw wil te doen”. Hij is gekomen. God is geopenbaard in het vlees. Hij is gekomen om met Zijn lijdelijke en dadelijke gehoorzaamheid alles te volbrengen. Om Christus’ wil ligthet daarom vast: Zij zullen komen.

Zij blijven niet waar ze waren. In het land der ballingschap kunnen ze het niet langer uithouden. Het oude leven van de zonde wordt verlaten. We gaan vluchten uit de stad Verderf.

Zij zullen komen met geween. “Over hunne zonden”, zo zeggen de Kanttekenaars.

Er is veel geween, dat alleen maar een uiterlijke zaak is. Het gaat hier om geween, dat voortkomt uit de overtuiging gezondigd te hebben tegen een heilig, een rechtvaardig, maar ook een goeddoend God. Tranen over ons verzondigd leven, ons boze hart en verdorven vlees. We hebben het doel gemist. Tranen naar God omdat Hij van ons niet ontving waar Hij recht op had en ... wat Hij zo waardig is. Daar raakt ons hart onder verbroken.

Zij zullen komen met geween. Dit is duidelijk een schriftuurlijk kenmerk. Die bittere tranen zijn tevens ook zoete tranen omdat ze vrucht zijn van de uitgestorte liefde in het hart. Al gaat het niet buiten die tranen om, toch zijn die tranen geen grond voor de zaligheid! Het geween kan de schuld niet wegnemen. Daarom verbindt de Heere aan het “Zij zullen komen met geween” de woorden: “En met smekingen zal Ik hen voeren”. God Zelf gaat hen voeren, of, zoals dit werkwoord ook vertaald kan worden, leiden, dragen, brengen. Een volk dat de weg niet weet, niet weet hoe ze ooit God terugkrijgen, wordt geleid. De Heere draagt ze, Hij brengt ze waar ze zelf niet komen kunnen.

Met smekingen. Biddingen om genade, zo noemen de Kanttekenaars het. “Gena, o God, gena, hoor mijn gebed”, zo horen we de psalmdichter uitroepen. Zó gaat de Heere hen voeren. Zó gaat de Heere plaats maken voor het wonder van genade. Genade door Christus’ zoenbloed. Genade voor des doods schuldigen. Wanneer die genade verheerlijkt wordt in het leven van zulk een zondaar, wordt de vrede gesmaakt, die alle verstand te boven gaat. Vrede door het bloed des kruises. Die genade in Christus mag gepredikt worden. Van die genade sprak de Heere tot Paulus: “Mijn genade is u genoeg”. Daarmee kon hij leven èn sterven. Ook na ontvangen genade is de weg van Gods volk getekend in: “zij zullen komen met geween en met smekingen zal Ik hen voeren”. Zij gaan het beeld vertonen van Christus, zij gaan Zijn voetstappen drukken. Van die vernederde Christus lezen we immers in Hebr. 5 : 7 van gebeden en smekingen, ja, van sterke roeping en . . . tranen. Maar geheiligd zijnde is Hij allen, die Hem gehoorzaam zijn, een oorzaak der eeuwige zaligheid geworden!

Buiten Christus wordt het omkomen voor eeuwig. Komen op de plaats waar eeuwig een geween is en knersing der tanden.

In Christus wordt het een komen met geween, maar de tranen van dat volk worden door Hem van de ogen gewist, hier reeds bij tijden en ogenblikken, straks voor eeuwig. Dan geldt het ten volle: “Gij hebt mijn weeklacht en geschrei, veranderd in een blijde rei”.

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 3 oktober 1985

Bewaar het pand | 6 Pagina's

Uitzicht in uitzichtloze omstandigheden 2.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 3 oktober 1985

Bewaar het pand | 6 Pagina's