Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

meDitatie

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

meDitatie

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

„Maar die de Heere verwachten, zullen de kracht vernieuwen." (Jesaja 40 : 31a)

Lezers, wij mochten de jaarwisseling nog weer meemaken. We zijn een nieuwe jaarkring ingetreden, het jaar onzes Heeren 1957.

Uw familieleden, uw vrienden en kennissen hebben U mondeling of schriftelijk hun nieuwjaarsgroet doen toekomen met hun beste wensen. Maar lezers, hebt U bij de intrede van dit nieuwe jaar nu ook reeds de groet des Hemels mogen vernemen? Die groet door Woord en Geest in uw hart: „Ik zal U niet begeven en Ik zal U niet verlaten? " Anders is het een kwaad begin als ge zonder de Heere dit nieuwe jaar moet ingaan met al zijn onzekerheden. Het kon ook zijn, dat U dit jaar gaat sterven, Hoevelen zijn het afgelopen jaar met ons begonnen, maar hebben het niet met ons mogen beëindigen!

Daarom, lezer en lezeres, is er bij U een verlangen, een smachtend verlangen naar tijding, goede tijding uit de hemel, naar ontmoeting met de Heere, nu we staan in de poort van het nieuwe jaar?

Leeft het in uw hart: „Heere, zeg Gij tot mijn ziel: Ik ben uw heil? "

Als dat niet zo is, als we niet die levende betrekking op God in ons leven hebben leren kennen, als we nog nooit een groet des hemels hebben vernomen, wat is er dan overvloedige reden, om bezwaard dit jaar in te gaan, in het bijzonder in deze tijd, zo vol onzekerheden, noden en zorgen.

Doch zij, die naar de Heere hebben leren uitzien, in wier hart het leeft: Heere, indien Uw Aangezicht niet medegaat, laat ons dan van hier niet optrekken, wij worden bemoedigd want de boven opgeschreven tekst zegt: „Maar die de Heere verwachten, zullen cle kracht vernieuwen."

Het woordje „maar", waarmee cle tekst begint, wijst op een tegenstelling. We lezen immers in het voorafgaande vers: „De jongen zullen moede en mat worden en de jongelingen zullen gewisselijk vallen." Ja, dat is waar, cle jongen en cle jongelingen zijn moede en mat in cleze tijd. En clan cle jongelingschap, clie immers haar eer stelt in haar kracht, in haar durf, in haar toekomsticlealen! En nu moede en mat! De tijden zijn immers zo donker. Velen laten zich maar meedrijven met cle stroom van cle tijdgeest en verliezen zich in cle onverschillig pessimistische levenshouding van: „je moet er nog maar van maken, wat er van te maken is."

En toch is er ook heden een mogelijkheid om te volharden, een mogelijkheid om levensmoed te hebben, ook te midden van de bange nood der tijden. En clie mogelijkheid is: „De Heere verwachten."

„Maar clie cle Ileere verwachten, clie zullen de kracht vernieuwen."

Van nature kennen wij clat verwachten, clat uitzien niet. Van nature verwachten wij alles van dit leven, van de aarde, ja clan verwachten wij het van alles en nog wat, behalve van cle Heere. En toch zullen alle verwachtingen buiten cle Heere zo bitter, ja voor eeuwig teleurstellen.

Alleen, als wij door wederbarende genade het alleen van cle Heere leren verwachten en wij Hem tot ons deel mogen verkrijgen, dan zal werkelijk 1957 het jaar onzes Heeren worden en clan mag Gods Kerk ervaren: „Hetzij clat wij leven, hetzij clat wij sterven, wij zijn des Heeren."

Vrienden, wat is het toch noodzakelijk om met God verzoend en bevredigd te worden bij het voortwentelen der jaren, bij het naderen van de eeuwigheid.

Het moet tot een wezenlijke beslissing komen in ons leven om het door genade alleen van de Heere te verwachten.

Want dit verwachten houdt in een opgeven van eigen kennen en kunnen, een opgeven van eigen wijsheid, een verloochening van ons eigen doen, want anders gaan we met onze plannen het nieuwe jaar in, met onze wijsheid, met onze kracht en clan ontbreekt het verwachten van cle tekst. En toch, „tevergeefs verwacht men het van cle heuvelen en cle menigte der bergen, waarlijk, in de Heere is Israëls heil."

Dit verwachten des geloofs, clat door genade wordt beoefend is een uitzien met verlangen, het houdt in cle lijdzaamheid der hoop. „Zo Hij vertoeft, verbeid Hem, Hij zal gewisselijk komen." Dan is dus clie verwachting de verbindingsschakel met cle God onzer verwachting.

De Heere lere ons bij aanvang en voortgang iets van clat ware verwachten opdat het in onze harten leve.

„Zijn goedertierenheid is beter dan het leven, daarom zal ik op Hem hopen."

En als ge moet zeggen „Mijn hope is vergaan van cle Heere, " clan doe Hij ervaren wat Hij getuigt: „Gij zult weten clat Ik cle Heere ben, clat zij niet beschaamd zullen worden, die Mij verwachten."

Dit artikel werd u aangeboden door: Jeugdbond Gereformeerde Gemeenten

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 11 januari 1957

Daniel | 8 Pagina's

meDitatie

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 11 januari 1957

Daniel | 8 Pagina's