Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

DE DRIE STUKKEN (6, SLOT)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

DE DRIE STUKKEN (6, SLOT)

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Met deze bijdrage beëindig ik de kleine serie artikelen die gewijd is aan de ‘drie stukken’. Terwijl ik dat zo schrijf, realiseer ik me dat de verhouding tussen kennis van ellende en verlossing heel wat meer aandacht ontving dan de relatie verlossing - dankbaarheid. Misschien dat er nog eens een mogelijkheid zal zijn ook daarover iets te schrijven. Dit keer ging het vooral over de betekenis van zondag 2 van de Heidelbergse Catechismus, de plaats van de ellendekennis ten opzichte van de kennis van Gods genade door de Heere Jezus Christus.

Ik hoop dat u het met (inmiddels) me eens bent, dat onze Catechismus hierover een duidelijk geluid laat horen: de bediening van de Wet in haar aanklagende en ontmaskerende functie maakt een mens tot zondaar voor de Heere opdat hij Christus nodig zou hebben tot zaligheid, opdat hij tot Hem zou vluchten en door het waarachtig geloof deel zou hebben aan Christus en aan Zijn weldaden. Die gezond is, heeft geen dokter nodig. Daarentegen wie zich ziek weet, die spoedt zich naar hem om geholpen te worden. De kennis van zonde en genade zijn in deze orde aan elkaar verbonden. Het tweede zal er niet zonder het eerste zijn. En het eerste zal naderhand nog extra verdiept zijn door het tweede.

Deze voorstelling kan wel genoemd worden: de chronologisch-bevindelijke. Zo heeft dr. Verboom haar genoemd in zijn inaugurele rede. En daarin wil ik hem volgen. Maar anders dan hem erken ik dat dit de bedoeling ook is geweest van Ursinus, de opsteller van de Catechismus.

Nu wordt van deze gedachtegang wel gezegd dat ze het geloofsleven op een gekunstelde wijze in fasen verdeelt. Maar ik denk dat dat op een misverstand berust. Alsof bedoeld zou zijn dat een mens eerst een poosje in het stadium van de ellendekennis verkeert, daarna tot de fase van de verlossing opklimt, om de rest van zijn leven in het stuk van de dankbaarheid te verkeren. Wie meent dat dit bedoeld zou zijn, heeft van de werkelijke gangen van Gods Kerk nog maar weinig begrepen. Het was wijlen ds. H.C. van der Ent die ik eens aan een jonge dominee hoorde vragen: “Zeg vriend, zeg mij eens waar de kennis van de ellende het diepst is...” Toen hij enige aarzeling constateerde, gaf hij zelf het antwoord maar: “In het stuk van de dankbaarheid...” En zo is het ook. Lees er dezelfde Catechismus maar op na. Of vraag het aan de apostel Paulus en hoor diens klacht in Romeinen 7: “Ik ellendig mens...” Gods kinderen moeten steeds weer leren dat ze vleselijk zijn en onder de zonde verkocht. Om telkens weer opnieuw te ervaren dat het leven buiten hen in Christus ligt. Ik wijs in dit verband ook nog op hoofdstuk 5 van de Dordtse Leerregels, dat handelt over de bewaring van Gods kinderen. Paragraaf 7 geeft aandacht aan de beleving van die bewaring. Als de Heere hen opricht uit het dal van de verachtering in de genade, dan leidt Hij hen, aldus de Dordtse vaderen, opnieuw langs de weg van ellende, verlossing en dankbaarheid. De Heere “vernieuwt hen zeker en krachtig door Zijn Woord en Geest tot bekering, opdat zij over de bedreven zonden van harte en naar God bedroefd zijn, vergeving in het bloed van de Middelaar door het geloof met een verbroken hart begeren en verkrijgen; de genade van God, die nu met hen verzoend is, wederom gevoelen; Zijn ontfermingen en trouw aanbidden en voortaan hun zaligheid met vrezen en beven des te naarstiger werken.” De drie stukken tekenen dus een levenslange les.

Ik erken het bovenstaande van harte. Maar dat is niet in tegenspraak op wat ik eerder benadrukte: als het gaat om het eerste kómen tot Christus is de orde van de drie stukken chronologisch. Als ik niet weet dat ik in de eerste Adam voor de heilige God verloren lig, dan zal ik geen begeerte hebben om door de tweede Adam uit die verlorenheid verlost te worden.

Helaas wordt dit niet overal erkend en in de prediking gehonoreerd. Niet in de breedte van de gereformeerde gezindte. En ook niet overal in onze eigen kerken. Ik acht dat een fundamenteel gebrek. Als in de prediking Wet en Evangelie, kennis van zonde en kennis van genade niet scherp en helder worden onderscheiden, is er het gevaar van ‘bezittende’ mensen die nooit aan hun armoede en hun verlorenheid zijn ontdekt. Dan wordt het huis van de zaligheid niet op de rotssteen maar op de zandgrond van eigen gerechtigheid gebouwd.

Er circuleren onder ons publicaties die op dit punt niet helder zijn. Zo kwam er enkele jaren geleden onder verantwoordelijkheid van deputaten ‘Eenheid gereformeerde belijders’ een studie uit die de toe-eigening des heils vanuit de belijdenisgeschriften toelicht. Het is een overzicht waarover veel goeds te zeggen valt. Op bijbelse wijze wordt het een en ander gezegd over verwerving en toepassing, schenking en toerekening, Geest en Woord, over de wedergeboorte en over de kenmerken van het geloofsleven. Die uiteenzetting is bedoeld om van dienst te zijn in de gesprekken met de Gereformeerde Kerken Vrijgemaakt. Jammer is echter dat ditzelfde geschrift op het punt van de drie stukken erg teleur stelt. Het lijkt het karakter te hebben van een soort compromis-tekst zonder echte helderheid. Ten opzichte van de duidelijke synode-uitspraak uit 1846 acht ik het een forse stap terug.

Maar, zo wordt wel eens gezegd, we mogen toch geen voorwaarden gaan stellen om tot Christus te komen. Is er dan eerst een bepaalde mate van zondekennis nodig? Maar werpen we dan geen onbijbelse drempels op? Hier zou veel over te zeggen zijn. Meer dan mogelijk is in dit slotartikel. Laat ik nog eens naar die uitspraak van 1846 wijzen. Daarin is heel duidelijk antwoord op deze vraag gegeven. De synode in Groningen wilde niet anders dan de Heilige Geest vrij laten in het bepalen van de diepte van de zondekennis. Tegelijkertijd sprak men uit dat een zondaar - zo laat de praktijk zien - alleen de toevlucht tot Christus zal nemen, wanneer hij Hem werkelijk nodig heeft. “De Heere Jezus zal nimmer noodzakelijk of dierbaar zijn, tenzij de zondaar eerst door de Heilige Geest overtuigd is van zijn doemwaardigheid en onmacht.” Is dat een voorwaarde die ikzelf eerst vervullen moet? Nee, het is dezelfde Geest die van ongeloof en zonde overtuigt, maar die ook vanuit die nood leidt tot de kennis van de zaligheid in Christus. Noem het: de weg. Zo u wilt: de toeleidende weg!

Tot slot nog een kort antwoord op een vraag die ik schriftelijk vanuit het Zeeuwse kreeg. Als ik het samenvat, dan is het deze vraag: zou het niet kunnen zijn dat er mensen zijn die een bepaalde mate van overtuiging hebben en die toch nog verloren gaan? “Gedenk aan de vrouw van Lot!” Die vrouw was niet als de Sodomieten. Ze ging weg uit de stad Sodom. En toch kwam ze nog om op de weg.

Mijn antwoord: helaas behoort dat tot de aangrijpende mogelijkheden. In zijn boek over de viervoudige staat van de mens wijst Thomas Boston erop dat het mogelijk is te blijven ‘steken’ op de weg van de overtuiging van zonde. Tussen Sinaï en Sion te blijven staan, zo zegt hij ergens, is levensgevaarlijk. Velen verongelukken daar voor eeuwig, aldus Boston. Mijn ellendekennis op zichzelf beschouwd maakt mij immers niet zalig. Met die kennis kan ik mij ook niet troosten. Daar ligt geen enkele vrede in. Ik citeer Ursinus nog eens die zegt dat “de schrik pas dan heilzaam is, als er geloof bij komt.”

Het is daarom van het grootste belang niet te rusten voordat ik in Christus geborgen ben. Wie vluchtte naar de vrijstad mocht zich halverwege niet tevreden stellen met de gedachte dat hij op de goede weg was. Nee, alleen binnen in de vrijstad kon de bloedwreker hem niet meer deren. “Die in de Zoon gelooft, die heeft het eeuwige leven. Maar die de Zoon ongehoorzaam is, die zal het leven niet zien, maar de toorn Gods blijft op hem.”

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 26 juni 2003

Bewaar het pand | 8 Pagina's

DE DRIE STUKKEN (6, SLOT)

Bekijk de hele uitgave van donderdag 26 juni 2003

Bewaar het pand | 8 Pagina's