Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

HET Atheisme

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

HET Atheisme

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

I.

We beleven thans een tijd, waarin ongeloof en Godsverzaking hand over hand toenemen. De revolutionnaire richtingen, als Socialisme en Communisme, breiden zich schrikbarend uit, zodat het zeker niet ondienstig is het onderwerp „Atheïsme" met elkander van nabij te gaan bezien.

Naam.

Laten we eerst dat vreemde woord Atheïsme eens beschouwen. Wat betekent dat eigenlijk? Atheïsme is een Grieks woord, dat afgeleid is van het bijvoeglijke naamwoord „atheos", dat oorspronkelijk wilde zeggen: goddeloos, godvergeten, een mens, die zich aan het bestaan der goden niet stoort. Later kreeg het de betekenis van: zonder goddelijke hulp, van God verlaten, zonder verbinding met God.

Het heeft dus een actieve en een passieve betekenis.

De uitgang „isme" is afgeleid van een Grieks werkwoord, dat „weten" betekent, zodat met het Atheïsme die wijsgerige richting wordt aangeduid, welke zegt te WETEN, dat er GEEN GOD is.

De grote stelling van die ongeloofswetenschap is dan ook: „GOD BESTAAT NIET!" Het Atheïsme loochent dus het bestaan van God.

Het Pantheïsme daarentegen leert, dat Schepper en schepsel samenvallen, want God is in de natuur; Hij openbaart zich ook in de mens. Kloos, één van de Tachtiger dichters, riep eens uit: „Ik ben een god in het diepst van mijn gedachten!" Ziedaar het noodwendig gevolg, waartoe dit alles leiden moet. Mensvergoding.

Het Deïsme wil precies het tegenovergestelde. Het bestaan van God wordt niet ontkend, maar Hij wordt buiten de wereld gesloten. Vandaar, dat dit stelsel wel eens de „godsdienst der horlogemakers" genoemd wordt. En waarom? zult ge vragen. Wel, het Deïsme leert, dat God de wereld als een uurwerk geschapen heeft, om Zich daarna terug te trekken. Het uurwerk loopt nu verder vanzelf af, totdat het straks stilstaat. De schepping wordt hier dus wel aan God toegeschreven, maar de onderhouding niet en zo wordt de wereld zelf ook weer tot een God gemaakt.

Tegenover al deze richtingen staat het Theïsme, dat aan de aloude Belijdenis, dat God de Schepper en Onderhouder is van al het geschapene, blijft vasthouden. Dat is de zuivere grondslag, gelijk Paulus dat ook zegt in Handel. 17 : 28: Want in Hem leven wij en bewegen ons en zijn wij. Want wij zijn van Gods geslacht!"

Het Pantheïsme en het Deïsme zijn dus tegen Gods Woord; toch treden ze niet zo bruut op als het Atheïsme.

De korte geloofsbelijdenis van het Atheïsme is: „GOD IS DOOD!"

Niemand van nature Atheïst.

Geen schepsel komt als een Godloochenaar ter wereld en dus is niemand krachtens schepping Atheïst. Wel zijn wij allen van nature goddeloos, maar God-loos, d.w.z. „zonder God" is toch niemand. Immers, in elk

mens is nog een heenwijzen naar God te vinden. Zelfs de blinde heiden betoont nog, dat hij een zekere „Godskennis" bezit. i

Paulus spreekt daarvan in Kom. 2 : 14 en 15: Want wanneer de heidenen, die de wet niet hebben, van nature de dingen doen, die der wet zijn, deze, de wet niet hebbende, zijn zichzelve een wet; als die betonen het werk der wet geschreven in hunne harten, hun geweten medegetuigende, en de gedachten onder elkander hen beschuldigende, of ook ontschuldigende."

En toch, ondanks dit alles ontkent het Atheïsme met opzet en beslistheid het bestaan van één Hoogste Wezen en het loochent halsstarrig het recht om aan het persoonlijk bestaan van een Opperwezen te geloven. Het wil geen geestelijk wezen als de oorzaak van de stof, de natuur en het heelal erkennen. Het gelooft niet aan een LAATSTE OORZAAK, waaruit alles moet verklaard worden. Bijgevolg moet deze leer wel uitlopen op een blind en roekeloos NOODLOT en op een grenzeloos TOEVAL.

Tweeërlei Atheïsme.

Toch is er verschil tussen Atheïsme en Atheïsme. Er is een practisch, maar ook een theoretisch Atheïsme.

Het practische Atheïsme zegt: Laat ons eten en drinken, want morgen sterven wij!" (1 Cor. 15 : 32). Of God bestaat, wat doet het er toe. Dat is haar onverschillig!

Het theoretische Atheïsme daarentegen redeneert en bouwt haar theorie op en kent niets boven het eindige „IK." De mens is het hoogste en daarom is het resultaat: de verheerlijking van de MENS.

De practische Atheïst denkt niet over het al-of nietbestaan van God, maar hij leeft, alsof God niet bestaat. Hij leeft voort en tracht van het leven te maken, wat er van te maken is. Het is zeer kort soms en daarom wil hij er zoveel als mogelijk is van genieten. Hg gelijkt op die dwaas, die tot zijn ziel zeide: Ziel! gij hebt vele goederen, die opgelegd zijn voor vele jaren, neem rust, eet, drink, wees vrolijk!" Maar God zeide tot hem: Gij dwaas.' in deze nacht zal men uwe ziel van u af eisen; en hetgeen gij bereid hebt, wiens zal het zijn? " Alzo is het met die, die zichzelf schatten vergadert, en niet rijk is in God. (Lukas 12 : 19—21.)

Géén volstrekte Godloochenaars!

Laten we echter niet menen, dat dit de echte, volstrekte Godloochenaars zijn. Integendeel! Bij velen is het meer een wensen, dan een dadelijk geloven. Let maar eens op diezelfde mensen, die zich in hun leven onverschillig tegenover God betonen. Als ze te ongelegener tijd eens in doodsgevaar verkeren, dan zullen ze u een andere gedaante vertonen. Vroeger bekommerden zij zich nergens om, waren dus practisch-Atheïst, doch nu, nu ze misschien in de golven dreigen om te komen of in gevaar verkeren hun leven te verliezen, hoor! nu roepen zij tot God!

Helaas! Als de vrees weer geweken is en God in Zijn goedheid hun leven nog heeft willen verlengen, nu kunnen zij het wel weer zonder hun Weldoener stellen.

Niettemin blijkt hier duidelijk uit, dat de mens van „Gods geslacht" is en dat hij meer aan God gelooft, dan hij zichzelf bekennen wil en dat vele mensen wel als Atheïst leven, maar in volstrekte zin nog geen Atheïst zijn, want anders moesten zij in nood niet tot God roepen.

Dit artikel werd u aangeboden door: Jeugdbond Gereformeerde Gemeenten

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 11 maart 1949

Daniel | 8 Pagina's

HET Atheisme

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 11 maart 1949

Daniel | 8 Pagina's