Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

HET LAATSTE HEILSFEIT

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

HET LAATSTE HEILSFEIT

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

(antwoord op vragen)

Nog een tweetal vragen bereikten mij in verband met wat ik geschreven heb over het laatste Heilsfeit. Een lezeres gaf te kennen dat er soms een heel sterk heimwee naar de toekomst van Christus in haar hart levend is. Ik zou zeggen, zo behóórt het te zijn. Wees gij de mensen gelijk, die op hun heer wachten als hij wederkomt van de bruiloft. Dan komt de horizon van het vergelegen land in het gezicht.

Paulus schreef mede met het oog op die grote dag dat hij mocht vergeten hetgeen achter is, om zich uit te strekken naar hetgeen voor is, en zo te jagen naar het doelwit tot de prijs der roeping Gods. We hoeven het niet nog eens te benadrukken (of ook misschien toch wel? ) dat het heimwee - verlangen naar de komst van de Bruidegom het geloofsleven van vele christenen te weinig beheerst. Slechts een regelmatige prediking zal hier genezend en heilzaam kunnen werken. Aan een patiënt schrijft een arts wel eens medicijnen voor om de eetlust op te wekken. Het gepredikte evangelie van de wederkomst dient als middel op het verlangen naar Christus op te wekken. Ook dit verlangen is te duiden als honger en dorst naar de gerechtigheid, althans naar de nieuwe hemel en de nieuwe aarde, waar gerechtigheid woont.

Maar zegt u, er is nog een andere kant aan de zaak. Met de wederkomst van Christus zal zich ook het laatste oordeel voltrekken. Zouden we onder ons de dag van Christus' wederkomst ook teveel kunnen zien als geladen met het laatste oordeel?

Het is er natuurlijk onlosmakelijk mee verbonden. We mogen het er niet uit wegexcegetiseren, gelijk velen helaas doen. Maar we mogen die gedachten ook niet laten overheersen als wij de wederkomst van Christus ter sprake brengen. Misschien is het daarom dat we er weinig aandacht aan besteden? Is het de angst voor het laatste oordeel dat ons beklemt, of is het de blijdschap van de bruiloft des Lams die overheersen mag? Als onze lezeres schrijft over het heimwee, waarin de horizon van de grote toekomst zichtbaar begint te worden, dan krijgt ze meteen het gevoel of door donkere wolken waarmee de wederkomst van Christus gepaard gaat, de hemel bewolkt en mistig wordt. Want zo schrijft ze: „Ik heb drie kinderen en dan kan de angst naar boven komen en tegelijk het gebed: „eer die dag aanbreekt, wil dan om Uws Verbonds wil eerst nog velen tot U bekeren".

Ik laat u nog even verder meelezen:

„Paulus zegt dat hij zelf wel wenst verbannen te worden van Christus voor Israël. Dat begin ik nu pas te begrijpen. Immers, zelf zou je blijven verlangen naar God en Zijn gemeenschap in Christus, zelfs al zou de Heere je „inruilen" voor je kinderen..."

Ik geloof dat u hier een wezenlijke zaak aansnijdt. In de eerste plaats de zorg om je kinderen, die nog niet tot het geloof in Christus gekomen zijn. Deze dingen leven

onder ons, en je komt ze vaker tegen, ook in het pastoraat, als het gaat over de wederkomst van Christus. Ik mag beginnen te zeggen dat dit een op zichzelf zeer positieve reaktie is, omdat de liefde voor hen die Christus nog niet kennen er doorheen straalt. Het komt me heel wat sympathieker niet alleen, maar ook veel echter en bijbelser over dan welk ongevoelig dreigement ook. Als God geen behagen heeft in het feit dat mensen verloren gaan, maar lust heeft in hun bekering en leven, dan zal de liefde Gods, zo wij daar kennis aan gekregen hebben, ons bezielen met zorg voor anderen, met name voor het behoud van onze kinderen.

En zolang de wederkomst van Christus nog uitgesteld wordt, is er ruimte en plaats om te pleiten op Gods genadeverbond. We gaan toch niet van de gedachte uit, hoe minder hoe liever. De Heere wil dat Zijn huis vol wordt. In de veelheid van de onderdanen is des Konings heerlijkheid. Als Christus ons spreekt over een nauwe weg en over een enge poort dan is dat niet om zoveel mogelijk mensen buiten de deur te houden, maar om ons te leren op de rechte wijze binnen te gaan in het koninkrijk Gods.

De uitgestelde wederkomst is tegelijk verlengde genadetijd. Maar nu ben ik meteen ook bij de andere kant van de zaak. Stel dat Christus één dezer dagen op de wolken des hemels verschijnt, want zo concreet moeten wij Gods beloftewoord toch nemen nietwaar, maar dan hebben onze kinderen toch alle tijd gehad om zich te bekeren? Hoe lang zou anders de Heere zijn komst moeten uitstellen? Als Hij in onze dagen niet komen kan vanwege onze onbekeerde kinderen, en als hij in de dagen van onze kinderen niet komen mag vanwege hun onbekeerde kinderen, wanneer mag Hij dan komen? Nooit? Daarom geldt ons allen de opdracht om te waken.

Paulus wenste inderdaad verbannen te zijn van Christus en bevindt zich in het voetspoor van Mozes die tegen de Heere zei: delg mij uit Uw boek.

De liefde tot het verlorene heeft deze groten in Gods koninkrijk zó bezield, dat ze vroegen naar een mogelijke onmogelijkheid, om met de vloek beladen afgesneden te worden van de heilsgemeenschap met Christus. Er wordt degenen die zo de nadruk leggen op persoonlijke bekering en geloof nog wel eens heilsegoïsme verweten. Maar als Mozes zo kan spreken als Paulus en als een gelovige moeder of vader het hen na mag zeggen, dan leveren zij juist bewijs van het tegendeel. Hier kunnen we zien hoe het , , ik" de doodsteek krijgt om leeg te bloeden aan het hart van die Borg, die kwam om Zijn ziel te stellen tot een rantsoen voor velen.

Dus mevrouw, u hoeft zich geen zorg te maken dat u een verkeerd verband legt. Nu is er wel de liefde in het geloof en door het geloof werkende, maar ten diepste kan het niet en hoeft het niet.

Er is er maar Eén die in liefde zijn leven geven kon en de Vader heeft dit Offer geaccepteerd. De liefde is goed, maar de daad is het kroonrecht van Sions Borg en Middelaar. En ook van uw kinderen of wie het dan mogen zijn geldt: Alzo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij Zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat een iegelijk die in Hem gelooft, niet verderve, maar het eeuwige leven hebbe. Natuurlijk roept dat de vraag op zoals u die verderop in uw brief stelt: Hoe kom je er toe om met loslating van allen, zo de Heere te verwachten dat alleen die ene bede overbijft: Kom Heere Jezus, koin haastig? Op deze vraag heb ik maar één antwoord, dat alles samenvat: Die ook Zijn eigen Zoon niet gespaard heeft, maar heeft Hem voor ons allen overgegeven, hoe zou Hij ons met Hem niet alle dingen schenken? Alle dingen, en in de ure waarin wij het nodig hebben. Alle dingen, ook het heimwee dat losmaakt van allen en alles en ons bindt aan die Ene, die ons tevoren zo uitnemend heeft liefgehad.

— o — De laatste brief betreffende dit onderwerp gaat in op de door mij uit de Schrift geciteerde woorden van Christus die, sprekend •over de laatste dagen, met het oog op de allerlaatste dag zegt: aar van die dag en die ure weet niemand. Mijn briefschrijver erkent dit ook en citeert daarbij 1 Thess. 5 : 2. Waar staat dat deze dag komt als een dief in de nacht en wijst er dan op dat in 1 Thess. 5 : 4 staat: aar gij broeders zijt niet in de duisternis dat u die dag als een •dief zou bevangen. U schijnt hier een zekere tegenstelling uit af te leiden namelijk deze: oor de kinderen der duisternis is de wederkomst van Christus wel als „een dief in de nacht" aangekondigd, maar de kinderen des lichts, de gemeente van Christus wordt door die dag niet overvallen gelijk als door een nachtelijke dief. Maar dit laatste wil toch niet zeggen dat Gods kinderen dag en uur exact aan de weet komen voordat Christus verschijnt? Het verschil is er wel, maar ligt zoals u dit zelf al min of meer aangeeft, in de houding die men tegenover Christus hier en nu inneemt. Anders gezegd in de verhouding waarin iemand tot Christus staat.

Zonder of in het geloof. Over het tijdstip zelf wordt verder niets meegedeeld. Zeker als de gemeente van Christus op haar plaats is dan staat zij in de wachtende en verwachtende houding tegenover de wederkomst van Christus. Maar deze laatste geloofshouding is ook voor hen die Christus door genade toebehoren allerminst vanzelfsprekend. Ik wijs daarvoor slechts op de gelijkenis van de tien maagden uit Matth. 25. Als de kerk, die altijd wakende en wachtende behoort te wezen, het ook inderdaad zou zijn, dan waren de vermaningen niet nodig om haar te gispen en de beloften niet nodig op haar hoop op Christus te vestigen.

En als er in de preek gezegd wordt dat het nog wel duizend jaar duren kan eer dat Christus wederkomt, dan is dit niet in strijd met de Schrift die ons zegt dat bij de Heere duizend jaren zijn als een dag en een dag als duizend jaren. Mits deze uitspraak niet de gedachte wekt, maak u er nog maar niet druk om, het zal onze tijd nog wel duren. Als er tegelijk maar nadruk op gelegd wordt dat we op de tekenen der tijden acht moeten slaan en als de hoop op de toekomst des Heeren maar voluit gepredikt wordt.

U stelt nog dat er weinig oog voor is wat God met Israël doet. Als ik zo hier en daar mijn oor te luisteren leg, en mijn ogen te kost geef dan ben ik daar nog niet zo zeker van. Er wordt meer aandacht aan Israël besteed dan ooit wel eens het geval is geweest. Er word soms zoveel aandacht aan Israël besteed, dat het er wel eens op gaat lijken dat alleen Israël er nog maar is en de kerk als een soort vijfde rad aan de wagen functioneert.

Dat er aandacht aan Israël besteed dient te worden zal waar zijn, maar dan wel in de verbanden door de Schrift aangewezen waarnaar we voortdurend en blijvend moeten luisteren om de rechte zin te verstaan.

Dat Israël één van de tekenen van de eindtijd is, zal wel niemand ontkennen. Maar dat Israël hèt teken van de eindtijd is, dan zeg ik nee, er zijn er meer, veel meer. Want al de tekenen onzer dagen zeggen ons Zijn komst genaakt. De Heere vervulle ons met verwachting en hoop, want Hij komt, Hij komt.

K. a. Z.

H. V.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 7 januari 1983

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's

HET LAATSTE HEILSFEIT

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 7 januari 1983

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's