Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

SDe dominé als nieuwólezer

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

SDe dominé als nieuwólezer

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Afkondigingen

Wie als gastpredikant ergens voorgaat zal in de meeste gevallen voor de dienst in de consistoriekamer een brief (je) onder zijn neus krijgen met de vraag: „zoudt u dit misschien willen afkondigen? " Soms blijven deze mededelingen beperkt tot het striktnoodzakelijke: de koliekten tijdens de dienst, een doopzitting en een kerkelijk huwelijk. Maar het kan ook een hele waslijst worden: de preekbeurten voor de volgende zondag, de opbrengst van één of andere kollekte, een lijst met gezinnen die huisbezoek kunnen verwachten, bijeenkomsten van verenigingen of bijbelkringen, een bejaardenmiddag, enzovoorts, enzovoorts...

Ik ben weleens zo vrijpostig geweest om te vragen: „hebben jullie hier geen kerkblad? " Soms kreeg ik dan ten antwoord: „jawel, maar dat leest lang niet iedereen". Waarop ik dan weer teruggaf: „dat stimuleert u zelf door al deze afkondigingen".

Vóór de dienst

Die nieuwtjes moeten wèg uit de dienst, besloten sommige kerkeraden. Ze vonden de oplossing: vóóraf komt een ouderling, óp om „den volke kond te doen" wat geweten moet worden, zodat de dienst zelf niet meer wordt onderbroken en ontsierd door allerlei mededelingen van zakelijke aard.

Maar tóen was het hek pas echt van de dam... De dienst is immers nog niet begonnen, dus dan kun je eens lekker onder-ons doen. Bijvoorbeeld „goede morgen, gemeente" zeggen en aan het eind van de afkondigingen elkaar „een gezegende dienst" toewensen.

Het gebruik om de mededelingen te laten voorafgaan aan de eigenlijke dienst stamt uit nogal hóóg-kerkelijke en liturgische kringen. Maar zoiets waait natuurlijk over

en hier en daar heeft het ook in de rechtersektor van de kerk terrein veroverd. Merkwaardig is wel dat er nu weer verzet komt, juist daar waar het begonnen is. In kerkelijke bladen kan men nu het praatje van de ouderling vóór de dienst afgeschilderd zien als „oubollig gedoe" en „prietpraat".

De „kerkespraak"

Er is niets nieuws onder de zon, wist de wijze Prediker. Dat is ook van toepassing op de kerkelijke nieuwsdienst. Onze vaderen kónden er wat van... Wanneer we horen wat er in voorbijgaande eeuwen allemaal werd afgekondigd van de kansel, dan hebben wij daarvan slechts een slap aftreksel overgehouden. Maar ook tegen de zogenaamde „kerkespraak" was de eeuwen door niet weinig verzet. Het is allemaal uitvoerig beschreven in het nu al weer enkele tientallen jaren oude boekje van dr. H. J. Prakke, „Kerkgang om nieuws", waaraan de volgende gegevens voor het grootste deel zijn ontleend.

Gemengde berichten

Hoe kom je in een afgelegen plattelandsgemeente de zaken te weten waarvan je beslist. op de hoogte moet zijn? Dat was reeds de vraag in de Middeleeuwen, toen er vrijwel geen communicatiemiddelen waren. Het was zo simpel mogelijk. Éénmaal per week kwamen de dorpelingen in ieder geval bij elkaar, op zondagmorgen in de kerk. Dat was dus de meest geschikte tijd en plaats om het nieuws bekend te maken. Vóór de Reformatie gebeurde dat na de hoogmis, soms in, soms ook buiten het kerkgebouw.

De Reformatie — men wist niet beter — nam het gebruik over. Soms was het de schoolmeester-koster, die terstond na de zegen met verheffing van stem meedeelde

wat hij kwijt moest. Dikwijls echter was het de predikant zelf die na het verkondigen van de blijde boodschap overging op het andere nieuws...

Dat nieuws kon van alles zijn. Volgens een omschrijving van de gouverneur van Friesland in 1817: „alle zodanige stukken welke vanwege Zijne Majesteit den Koning, en voorts op last van algemeene, gewestelijke of plaatselijke autoriteiten, ter kennisse van de ingezetenen behooren gebragt te worden".

Hier volgt een bloemlezing van de zaken die van de preekstoel of van het voorlezersgestoelte te horen waren. Lotingen voor de militaire dienst, plaatsvervangers en verlofgangers. vrijstellingen. Oefeningen van de schutterijen. Inning van de belastingen. Verkiezingen van heemraden voor de waterschappen. Het schouwen van wegen en wateringen. De installatie van een nieuwe burgemeester. En verder alle mogelijke agrarische berichten, zoals verkopingen en verpachtingen, verhuring van hooiland, verkoop van veldvruchten, opgave van gedekte merries (!), het weiden van runderen of schapen, enz. enz.

Daar konden dan nog allerlei particuliere berichten bijkomen, die het karakter droegen van advertenties. Een nieuwe veerboot waarmee men tegen concurrerende prijzen de overkant van de rivier kon bereiken. Een kruidenier die een nieuwe zaak begon en zich „minzaam" in de gunst van het publiek aanbeval...

Protesten

Reeds vanaf het begin van de Reformatie werd er geprotesteerd tegen deze „profanatie" van de ere dienst. De Provinciale Synode van Dordrecht (1574) deed al de volgende uitspraak: „De dienaars sullen d' overheijden bidden, dat se de prophane ende werltlicke wtroepinghen van coopinghen, vercoopinghen, verloren goet, etc., inder kercke afsetten willen".

Een eeuw later schreef Jacobus Koelman in zijn „Pointen van nodige Reformatie" (1678): „dat ordinaris op de dorpen, even als de gemeynte den zegen van den Leeraar heeft gehoort, gereedt staande om weg te gaan, alsdan den Voorsanger of een Bode of Deurwaarder of Bereyder, gaat voorlezen, of in de Kerk voor de preekstoel, of aan de deur van de kerk, ecnige bekentmakingen, waarschouwingen, etc. van verkoopingen, verpachtingen, etc. die geschieden zullen, zo dat 't gebed en de Predikatie, en den psalm daarmede uyt het herte gedreven wordt ende de wereldt komt in de plaats; temeer omdat de boeren vlijtiger en aandachtiger en wakkerder dan na de Predikatiën, plegen te luisteren na de koop, en op te merken de gelegenheydt en conditiën".

Een synode kan natuurlijk wel besluiten dat iets „afgezet" (afgeschaft) moet worden. En predikanten kunnen tegen ingeroeste gewoonten fulmineren. Maar daarmee is het kwaad nog niet uit de wereld. De „kerkespraak" bleek onuitroeibaar. Hoogstens slaagde men erin, van tijd tot tijd, wanneer er té veel wildgroei optradt, de berichtgeving wat te beperken. En er was ook al veel gewonnen, wanneer de bekendmakingen niet langer van de kansel werden gedaan, maar voor de kerkdeur, of op het kerkhof. Overigens gaf dat laatste ook problemen. Want kan van de mensen worden gevergd dat ze in regen, wind of sneeuw buiten blijven staan? Dan is de meest nabije herberg het enige alternatief. En dan z.ou het laatste erger zijn dan het eerste...

Verzet tegen afschaffing

Van de Algemene Synode der Hervormde Kerk, in 1816 door de koning in het leven geroepen, kan een heleboel kwaad worden gezegd. Maar positief is dat zij van meet af aan pogingen heeft ondernomen om aan de „kerkespraak" een einde te maken. Reeds in 1817 verbood zij dat de mededelingen zouden worden gedaan door de predikant vanaf de kansel. Als het dan tóch moest gebeuren, dan was het de taak van de voorlezers of kosters.

In 1841 ging de Synode een stap verder door te stellen dat het afkondigen van allerlei burgerlijke en maatschappelijke zaken in de kerk „een ergerlijk gebruik" was, en „dat voortaan alle afkondigingen die tot de Godsdienstoefening in geene betrekking staan, niet in, maar buiten de kerk moeten geschieden".

Wie nu mocht denken dat de predikanten zich over dit synodebesluit zouden verheugen, die vergist zich! Zeker, er waren dienaren van het Woord voor wie de „kerkespraak" onverteerbaar was. Enkele van hen zijn zelfs de geschiedenis ingegaan wegens hun weigering om nog langer zakelijke berichten van de preekstoel voor te lezen. Ds. R. Damsté van Boornbergum bijvoorbeeld had reeds op Oudejaarsdag 1817 aan de overheid verzocht „voortaan van de toezending van dergelijke stukken ter aflezing verschoond te blijven". Toen hem dat kwalijk werd genomen verdedigde hij zich door tegenover de minister van eredienst te verklaren dat dergelijke afkondigingen „de hoorders terstond bij onderwerpen bepalen, geheel vreemd aan die, door welke hun godsdienstig gevoel onder den openbare Eeredienst is opgewekt"..

Hij was de enige niet, want van de zijde van de Synode werd opgemerkt dat „vele predikanten zouden wenschen daarvan ontslagen te zijn". Er was echter een „maar" aan verbonden, want, zo vervolgde de Synode, „daar voor die afkondiging iets betaald wordt zijn zij huiverig daartoe te komen, om hunne opvolgers, of anderen hunner medebroeders daardoor niet te benadeelen". Inderdaad kreeg de predikant voor ieder bericht dat hij afkondigde een kleine vergoeding. En al die vergoedingen bij elkaar waren een welkome aanvulling op het meestal vrij karige traktement...

Maar ook de bevolking verzette zich tegen de afschaffing van de „kerkespraak", die immers het enige middel was om van alle nieuws op de hoogte te blijven. Het was een gebruik dat al eeuwen bestond en waarom moest het nu zo nodig afgeschaft worden? Bovendien klonk hier en daar de waarschuwing dat afschaffing van de „kerkespraak" weieens vermindering van het kerkbezoek tot gevolg zou kunnen hebben...

De krant

Ondanks synodale uitspraken bleef de „kerkespraak" als onmisbare informatiebron bestaan tot diep in de 19de eeuw. Tóen werd ze langzaam maar zeker overbodig gemaakt doordat de pers haar taak overnam. Eerst was er in het dorp die éne krant, die van hand tot hand ging. Later twee of drie buren die samen één krant lazen. En tenslotte was er het individuele abonnement. Een merkwaardig gebruik dat niet uitgeroeid kon worden was hiermee vanzelf uitgestorven.

Het was nu niet langer nodig de kerkdienst bij te wonen om het nieuws van de dag te horen. Maar de verkondiging van het grote nieuws, de blijde boodschap, ging door, en blééf nodig. Want hoe zullen ze geloven in Hem, van Wie ze niet gehoord hebben? En hoe zullen ze horen zonder die hun predikt?

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 9 augustus 1985

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's

SDe dominé als nieuwólezer

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 9 augustus 1985

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's