Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

GAAT DAT MAAR ZO ? ?

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

GAAT DAT MAAR ZO ? ?

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

2

De uitzending van kerkdiensten per televisie kwam voor het eerst op de synode van 1956.

Er kwam ter tafel een rapport van deputaten voor radio-kerkdienst-uitzendingen. Daarin lezen we o.a.:

„Uw deputaten moesten zich ook bezinnen over het aanvragen van zendtijd voor televisie-uitzendingen.

Deze materie was reeds herhaaldelijk besproken op de vergaderingen van het Convent van Kerken voor Radio-kerkdienstuitzendingen. Besloten werd om met de andere kerken een verzoek te zenden aan de Minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen, teneinde zendtijd te ontvangen voor het uitzenden van deze kerkdiensten. Mocht de Minister op dit verzoek gunstig beschikken, dan houdt dat nog niet voor onze kerken in, dat wij van de televisie-uitzending moeten gebruik maken.

Onze kerken behouden zich dan alle rechten voor.”

In de zitting van 11 september 1956 werd dit rapport behandeld. In de acta staat onder art. 26 te lezen:

„Radio-kerkdienstuitzendingen.

In behandeling komt het rapport van de deputaten voor de Radio-kerkdienstuitzendingen (bijlage III).

De voorzitter van de deputaten, ds. C. v. d. Zaal, geeft desgevraagd een nadere toelichting, daar verschillende vragen gesteld worden ten aanzien van het beleid van deputaten, over het gezamenlijk — via het Convent van kerken voor deze uitzendingen —, aanvragen van zendtijd voor de televisie. Met nadruk wijst ds. C. v. d. Zaal er op, dat het hier niet gaat om een beslissing of de kerken aan de televisie-uitzendingen zullen medewerken, maar om het feit, dat nia de mogelijkheid om in de toekomst rechten te kunnen laten gelden, benut moest worden.

Ook prof. W. Kremer legt er alle nadruk op dat niemand., ook de deputaten niet, dit middel rni wensen te gebruiken.

Sommige leden vragen, daar zij alle gebruik, gezien de praktijk, afkeuren, een definitieve uitspraak over het al dan niet gebruiken van de televisie als zodanig. Anderen hoewel evenzeer tegen het gebruik van de televisie voor de dienst des Woords, achten het beleid van de deputaten juist om de mogelijkheid b.v. van uitzending van evangelisatiesamenkomsten in de toekomst open te houden.

Prof. J. J. v. d. Schuit wijst in zijn prae-advies op de problemen door de televisie in het buitenland voor de kerken opgeroepen. In dit experimentele stadium zou hij adviseren het beleid van de deputaten goed te keuren, maar uit te spreken dat de kerken dit middel niet kunnen aanvaarden. Uit de discussie blijkt, dat niemand in dit stadium de televisie zou willen gebruiken voor kerkdienstuitzendingen. Op advies van prof. dr. J. van Genderen besluit de synode, waar nu geen uitspraak door de kerken gevraagd is over de televisie als zodanig, het beleid van de deputaten in haar geheel goed te keuren, gehoord hun toelichting, daarbij uitsprekend, dat dit geenszins wil zeggen dat de synode de televisie als zodanig kan aanvaarden voor de dienst des Woords.

De deputaten ontvangen de dank voor hun arbeid.”

Op de synode van 1965/’66 kwam deze zaak weer aan de orde. We hebben daar al eerder over geschreven, maar volledigheidshalve vermelden we hier wat we in de acta van deze synode vinden. In het rapport van de deputaten voor de radio-uitzending van kerkdiensten lezen we hierover het volgende:

„V. Kerkdiensten voor de televisie.

Uw deputaten hebben zich, gehoord uw opdracht, niet ingelaten met de verzorging van de kerkdiensten die door de partners in het Convent via de televisie worden uitgezonden alsook niet met andere door het Convent verzorgde televisie- uitzendingen. Waren het in 1962 nog twee leden van het Convent, die geen televisie-opdracht hadden, nl. de Geref. Kerken (vrijgemaakt) en de Chr. Geref. Kerken, eerstgenoemde kerken hebben bij synodebesluit de uitzending van televisiekerkdiensten, vrijgelaten voor de verantwoordelijkheid van d.e plaatselijke kerken.”

Dit rapport kwam in behandeling op de zitting van 31 augustus 1965. We lezen onder art. 25 van de acta :

„Radio-uitzending van kerkdiensten.

De praeses geeft in behandeling het rapport van de deputaten voor de radio-uitzending van kerkdiensten (bijlage VI).

De discussie over dit rapport betreft met name de televisie. De vraag wordt gesteld of het niet nodig is zich te bezinnen op de mogelijkheid gebruik te maken van de via het convent van kerken beschikbare tijd voor het uitzenden van kerkdiensten door middel van de televisie. Tevens wordt gevraagd welke ervaring andere kerken in dezen hebben.

De sekretaris van deputaten, ds. I. de Bruyne, wijst ’erop dat, sinds de synode van 1956 naar aanleiding van het rapport van de deputaten en de toen gevoerde discussie besloot dat de goedkeuring van het beleid van deputaten ad hoc „geenszins wil zeggen dat de synode de televisie als zodanig kan aanvaarden voor de dienst des Woords”, de deputaten een eigenaarde positie innamen in het convent van kerken, gelijk dit ook het geval was met de deputaten van de Geref. Kerken (vrijgemaakt). De synode van deze kerken heeft echter sindsdien uitgesproken dat het aan de vrijheid van de kerken werd overgelaten om dit middel voor de dienst des Woords te gebruiken. Geziendered van ’t besluit van de synode van 1956 is het voor de deputaten de vraag of zij enige bemoeienis kunnen hebben met televisie-uitzendingen, zelfs al gaat het om evangelisatiesamenkomsten. Kerkdienstuitzengen via de televisie stellen speciale eisen. Toen op het uitzenden van normale kerkdiensten ernstige kritiek werd geleverd, heeft men gepoogd door meer omlijsting van de dienst deze voor de televisie geschikter te maken. Maar ook dat bleek niet te bevallen. Staking van de uitzendingen achtte men niet verantwoord omdat door de televisie velen bereikt worden die anders onbereikbaar zijn. De gewone „woorddienst” eenvoudig en kort, blijkt tenslotte het best te voldoen. Het zou goed zijn aan deputaten opdracht te geven te onderzoeken of de beschikbare tijd besteed kan worden voor speciale evangelisatiediensten. De mogelijkheid om dergelijke diensten via de N.C.R.V. uit te zenden is trouwens aanwezig maar die valt buiten het overleg en de beïnvloeding van deputaten.”

De acta vermelden nog meer, maar dit artikel zou te lang worden, wanneer we nu nog meer zouden overnemen. Dat laten we wachten tot een volgend artikel.

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 9 december 1976

Bewaar het pand | 4 Pagina's

GAAT DAT MAAR ZO ? ?

Bekijk de hele uitgave van donderdag 9 december 1976

Bewaar het pand | 4 Pagina's