Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Van het Zendingsveld

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Van het Zendingsveld

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

(61.)

Moffat huwt en verwisselt van standplaats

De eerste zendingspost van Moffat was dus temidden van enige honderden Hottentotten, die Afrikaner tot hoofdman hadden. Deze Afrikaner, eertijds een beruchte roverhoofdman, was Moffat goed gezind en beide mannen sloten vriendschap.

Zo gauw het maar enigszins kon, werd een kerk gebouwd, in de vorm van een bijenkorf, zoals ook de hutten van de inlanders waren. Een school kwam ook tot stand. Veel geld en veel tijd waren niet nodig voor die eenvoudige gebouwen. De school werd goed bezocht, maar de zendeling kon maar weinig tijd besteden aan onderwijs en verdere zendingsarbeid. 't Kwam hierdoor: het salaris van Moffat was lang niet voldoende om daarvan de noodzakelijke levensbehoeften te kunnen kopen. De zendeling was net zo arm als de bevolking. Hij moest veel tijd steken in het kweken van groenten en het verzorgen van zijn vee. Soms moest hij zelfs op jacht gaan om in zijn onderhoud te kunnen voorzien. Een oude inlandse vrouw speelde zo'n beetje voor huishoudster. Ze waste de kleren, maakte het vuur aan en molk de koeien. Voor de rest moest de zendeling zelf maar zorgen.

Er was nog een groot bezwaar. Zonder bevloeiïng kon de grond, waarop de stam woonde, niets opleveren. Nu was er een beetje, dat slechts een gering stukje grond kon bevloeien, zodat er te weinig voedsel werd geproduceerd; niet genoeg voor het aantal bewoners. Naar een betere woonplaats werd uitgezien, maar zonder resultaat, zodat de Hottentotten moesten blijven waar ze waren, en Moffat liet ze niet in de steek. We kunnen wel snappen, hoe groot de moeilijkheden nu en dan waren, en dat het hoog tijd werd om deze moeilijkheden eens grondig te bespreken met de zendelingsautoriteiten.

In 1819 ging Moffat dan ook zijn reis naar Kaapstad. En wie vergezelde hem ? Afrikaner, die lange tijd de Kaaj? kolonie onveilig had gemaakt.' Wat keken de mensen verwonderd op! Er waren er, die dachten in hun bijgelovigheid, de geest van Moffat (hoe is 't mogelijk? ) te zien, want, zo dachten ze, de zendeling zal zeker door Afrikaner zijn vermoord. Maar toen ze zagen en hoorden wie de gevreesde man nü was, riep een Boer uit: , , 0 God, wat een wonder van Uw macht! Wat kan genade niet doen!" Een oom van genoemde Boer was indertijd door Afrikaner vermoord.

Tot zijn grote blijdschap ontmoette Moffat een oude bekende uit het vaderland. Het was Mary Smith, de dochter van Moffats baas uit de bloemisterij. Toen Moffat daar als tuinmansjongen werkte, hadden hij en Mary elkander leren kennen en waren het „goed eens" geworden. Toen Moffat als zendeling vertrok, had Mary heel graag mee gegaan, maar haar ouders wilden er niets van weten: zij was de enige dochter!

Tenslotte (Moffat zat toen al in Zuid-Afrika) gaven de ouders toe en Mary ging op reis.

Hoor, wat ze aan haar moeder schreef:

, , 0 moeder, is uw hart niet blijde, dat God mij heeft willen gebruiken om tot Zijn werk in te gaan? Is uw hart niet verheugd, dat God u de moeder heeft gemaakt van een kind, dat de hoge eer geniet, een instrument in Zijn handen te mogen zijn, al is het dan maar een nedering instrument, voor de bekering der heidenen? Dikwijls denk ik, dat de strijd te zwaar zal zijn voor mijn zwakke krachten, maar dan heb ik de belofte, dat Gods genade mij genoeg zal zijn en dat Zijn kracht in mijn zwakheid wordt volbracht."

In de St. George-kerk te Kaapstad werd het huwelijk van Moffat en Mary Smith bevestigd op de 27ste December 1819.

Aan haar broer schreef Mary: „Ik heb gerekend op een leven van harde arbeid, van tegenspoed en van minachting. Ik ben bereid, dat alles met vreugde tegemoet te zien, omdat het gaat om de zaak van Christus."

Het plan werd nu gemaakt, dat Moffat naar de Beetsjceanen zou gaan, terwijl Afrikaner naar zijn stam zou terugkeren om alles in orde te brengen om ook naar Beetsjoeanaland te vertrekken en zich bij Moffat te voegen. Vóór de „trek" kon beginnen, stierf de eens zo gevreesde leider. Zijn ondergeschikten werden, nu ze zonder hoofdman waren, verstrooid. Ze losten zich in andere stammen op.

Om in Beetsjoeanaland te komen, moest men een toestemming hebben. Moffat had de vereiste „papieren" niet en zodoende moest hij zich voor een tijd in Griquastad ophouden. De bewoners, de Grïqua's, waren door zendeling Anderson van zwervers gemaakt tot een ordelijke volksstam. Dat was een mooie prestatie. Maar nu had Anderson een betrekking aanvaard in Kaapstad en had dus het volk in de steek gelaten. Wanneer zoiets gebeurt, dan zien we meestal, dat zo'n man het ver-

trouwen totaal verliest. Bovendien dachten de Griqua's, dat het preken van Anderson maar een schijnbeweging was om de vrijheidlievende inlander onder de Engelse macht te brengen.

Er kwam nu een grote verandering in Griqua-stad. Het opperhoofd ging de binnenlanden in met een gedeelte van het volk en de plaatsvervanger ging ook met een groep heen. Begrijpelijk dat Moffat niet een bepaald bloeiende nederzetting aantref. Maar al was hij er slechts tijdelijk, hij zou doen wat hij kon. Er werd een nieuw opperhoofd gekozen en in de kerk werd met krachtige hand geregeerd.

Aan Dr Philip te Kaapstad schreef hij:

Aan Dr Philip te Kaapstad schreef hij: „De meeste leden der gemeente hebben vlekken op hun gewaad, doch veelal niet zo erg, dat de kerkelijke tucht op hen moet worden toegepast.

Wij verheugen ons echter in de weinige getrouwen, die met recht kunnen worden beschouwd als pilaren van Gods tempel. Deze, met degenen, die reeds in de eeuwige rust zijn ingegaan, getuigen, dat de arbeid van zendeling Anderson niet vergeefs is geweest en dat het werk van de Britse Christenen onder Gods zegen machtig is geweest tot nederwerping van de sterkten van Satan."

M. NIJSSE.

Dit artikel werd u aangeboden door: Jeugdbond Gereformeerde Gemeenten

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 4 mei 1951

Daniel | 12 Pagina's

Van het Zendingsveld

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 4 mei 1951

Daniel | 12 Pagina's