Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De vreemdeling in de kerk

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De vreemdeling in de kerk

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het woord „vreemdeling” is misschien niet zo gelukkig gekozen, maar naar de bedoeling van dit artikel worden ermee bedoeld de mensen, die als onbekenden in de samenkomsten van de gemeente verschijnen. Incidenteel, dus voor één keer, af en toe en soms zondagen lang achter elkaar. Het kan gebeuren dat in overzichtelijke samenkomsten kerkgangers vóór de aanvang van de dienst of op een in hun ogen geschikt moment tijdens de dienst, elkaar aanstoten met de vraag: „zie je daar die mensen zitten? Wie zouden dat toch zijn? ’k Heb ze al eens eerder gezien, dacht ik”. Er zijn kerkgangers die, wat hun zitplaats betreft, in de kerkzaal zodanig positie kiezen dat zij feilloos de presentie van vreemden en de absentie van bekenden kunnen registreren.

Dit artikel wil proberen aan te geven hoe met „vreemdelingen” in de kerk moet worden omgegaan. Onder de noemer „vreemdelingen” kunnen in dit verband ook worden gerangschikt vakantiegangers, die in sommige plaatsen in grotere of kleinere aantallen de kerkzalen vullen. Aan deze categorie meen ik voorbij te mogen gaan. Veel korken in plaatsen waar mensen van elders hun vakantie komen doorbrengen, zijn op de opvang van deze mensen helemaal ingesteld. Men weet elk jaar waarop men te rekenen heeft en door goede organisatorische maatregelen en duidelijke publikaties over tijden en plaats van samenkomst, tonen de meeste kerken in recreatiecentra een goede gastvrouw te zijn. Om vakantiegangers gaat het hier dus niet, althans niet speciaal. Bedoeld zijn mensen, die incidenteel en soms met een zekere regelmaat in de samenkomsten van de gemeente verschijnen, wier herkomst onduidelijk of volstrekt onbekend is en bij wie men alleen maar raden kan naar de aanleiding om de kerkdienst te bezoeken. Wat dit laatste betreft is er een heel scala aan mogelijkheden. Het kan gaan om mensen van andere kerkgenootschappen, die vanwege teleurstellingen of misnoegdheid over dingen in eigen kerkelijke kring hun heil elders zoeken; men kan te maken hebben met onkerkelijken die onder bepaalde levensomstandigheden, aan het eind van hun Latijn, tegen zichzelf zeggen: „ach kom, laat ik daar eens binnenlopen”; het kan gaan om buitenlanders die een willekeurige kerk binnenlopen om hun religieuze plichten waar te nemen; een enkele maal gebeurt het dat de koster wordt geconfronteerd met mensen die te diep in het glas hebben gekeken en een kerkgebouw nog maar nauwelijks van het horecabedrijf weten te onderscheiden; ook wel eens met jongelui die bij wijze van amusement even binnenstappen om al gauw weer de benen te nemen, met mensen die voor één keer een bepaalde predikant willen horen omdat hij alom een goede pers geniet; met buurtbewoners die de kerk al jaren lang van buiten kennen, zich elke zondagmorgen groen en geel ergerend aan het klokgelui, maar die, waardoor dan ook gedrongen, de kerk toch ook eens van binnen willen zien. De rij zou nog langer te maken zijn.

Moet er sprake zijn van opvang van „vreemdelingen” in de kerk? En zo ja, hoe moet die dan zijn? Of moet men onbekenden in de samenkomsten maar ongemoeid laten en stilletjes, onopgemerkt, hun gang laten gaan? Het volgende zou erover gezegd kunnen worden.

Geen nieuwsgierige blikken

Mensen zijn nieuwsgierig. Ook kerkmensen zijn ermee behept. Velen weten die eigenschap goed te verbergen. Niet weinigen geven die eigenschap de vrije loop, ongeremd, ook in de kerk. In minder druk bezette, dus goed overzichtelijke kerkdiensten, kan men het zien gebeuren dat kerkgangers, nadat zij door de naastzittende zijn geattendeerd op de aanwezigheid van vreemden in de kerk, op wat ordinaire wijze gaan zitten omkijken om met eigen oog te registreren over welke „vreemdelingen” het dan toch wel mag gaan. Vreemden in de kerk worden nog wel eens aangegaapt en dat doet voor de betrokkenen in de regel allesbehalve weldadig aan. Natuurlijk mag uit de blikken van de vaste kerkgangers door de gasten best worden afgeleid dat men als „vreemde” is opgemerkt, maar laat dat dan verpakt zijn in een vriendelijke groet, die de ander het gevoel geeft dat men vertoeft onder mensen die behalve burgerlijk fatsoen ook hebben geleerd wat vriendelijkheid in bijbelse zin betekent. Onder die vriendelijkheid valt ook de bereidheid eventueel eigen bijbel of zangbundel aan de gasten uit te lenen als men merkt dat zij zonder deze „uitrusting” binnen gekomen zijn. Die vriendelijkheid omvat ook de bereidheid met een andere plaats in de kerkzaal genoegen te nemen als „vreemden” de eigen vaste plaats blijken te hebben ingenomen. Wat dit laatste betreft munten sommige kerkmensen uit in onwelwillendheid en onwellevendheid. Méér dan eens is het voorgekomen dat „vaste” kerkgangers bij hun reeds door „vreemden” ingenomen zitplaatsen bleven staan met een gezicht, dat een mengeling van verbazing en ergernis uitdrukte en de gasten het gevoel gaf nauwelijks welkom te zijn. Het ergste wat daarop dan nog kan volgen is dat de „rechthebbenden” verlangen dat zal worden opgeschoven of een overstap naar een andere bank of rij stoelen zal worden gemaakt. Een kerkzaal met het rode lichtje dat enkele minuten vóór de aanvang van de dienst gaat branden, als teken dat men de nog open zijnde plaatsen vrij kan innemen, wordt op dit punt als een goede oplossing gezien, maar ook dat heeft zijn negatieve kanten. Het is minder elegant om „vreemden” te laten wachten op het overschot(je) aan plaatsen.

Aanschieten na de dienst

In sommige kerken geniet de „vreemdeling” in de samenkomsten van de gemeente bijzondere aandacht. Op instigatie van de kerkeraad of geheel op eigen initiatief bezien sommige kosters met een wakend oog de in- en uitgaande „vreemdelingen” en - een beetje afhankelijk van hun communicatieve vaardigheid - knopen zij met „vreemden” in de dienst wel eens een gesprek aan. Wat zij daarbij aan de weet komen, wordt meestal doorgesluisd naar de kerkeraad. In de randstad weet ik van een enkele kerkeraad dat hij voor elke zondag een ouderling aanwijst, die na beëindiging van de dienst achter in de kerk gaat staan om door gasten in de dienst bij het verlaten van de kerk eventueel te kunnen worden aangesproken. Of eventueel zelf het initiatief tot contact te nemen. Dat moet natuurlijk wel op behoedzame en zorgvuldige, in elk geval niet opdringerige manier gebeuren. De ambtsdrager, die uit wervingsdrang „vreemden”, die voor het eerst in de dienst zijn, al direct aanschiet, kan verkeerd bezig zijn. Het kan gasten die misschien een „oriënterend uitstapje” maakten, het gevoel geven al direct het net over zich heen te krijgen. Of contact gewenst is c.q. op prijs wordt gesteld, moet worden aangevoeld. Uit de uitdrukking op het gezicht, soms uit de aarzeling in de manier waarop men de kerkzaal verlaat, kan men genoegzaam afleiden of een nader contact op dat moment nuttig kan zijn of dat voorshands met een vriendelijke groet moet worden volstaan. In elk geval is het goed als gastheer op deze wijze beschikbaar te zijn en bij de uitgang zodanig positie te kiezen dat men voor de gasten herkenbaar is.

Voorzichtig toelatingsbeleid

Zo ontstaan hier en daar, op sommige plaatsen veelvuldig, contacten met mensen die het binnen hun eigen kerkgemeenschap om één of andere reden niet meer (zo goed) kunnen vinden en die zich, na een tijd van verkenning, bij de christelijke gereformeerde kerken willen aansluiten. Door of met kerkeraadsleden, gemeenteleden of de predikant zijn in de regel al contacten gelegd, als de wens te kennen wordt gegeven om zich bij de gemeente te mogen voegen. Voor velen is men al geen „vreemde” meer. Meerdere malen was men in de samenkomsten waargenomen en men acht de tijd gekomen om het vreemdeling en bijwonerzijn om te zetten in een definitief lidmaatschap. Hoewel dit aspect niet meer zo duidelijk de bedoeling van dit artikel raakt, is het misschien toch goed erop te wijzen dat men als kerkeraden met het toelatingsbeleid rond „vreemdelingen” voorzichtig, dat is niet al te voortvarend moet zijn. Een goed onderzoek naar de motieven tot overgang is nodig om moeilijkheden nadien te voorkomen. Die motieven kunnen heel verschillend en soms van bedenkelijk gehalte zijn. Het is lang niet altijd verlangen naar de rechte prediking dat de keuze bepaalt. Veel kerkmensen wijken naar elders uit na persoonlijke conflicten of controverses over kerkelijke ontwikkelingen waarin men niet meekon. Liturgische veranderingen of vernieuwingen vormen soms een breekpunt. Hang naar een modernere wijze van kerkzijn en „lichtere” vormen van geloofsbeleving kunnen aan elders willen kerken ten grondslag liggen. Het is meerdere malen voorgekomen dat kerkeraden „vreemdelingen” in de kerk snel tot de eigen gemeenschap toelieten, maar de voortvarendheid later zeer betreurden omdat het kerkelijke lastpakken bleken te zijn die het klimaat in de gemeente in negatieve zin gingen beihvloeden.

Buitenlanders in de kerk

Ook dat kan gebeuren, met name in de vakantieperiode. Bij binnenkomst wordt het door de koster of opmerkzame leden van de gemeente al opgemerkt. Wordt het nog ruim vóór de aanvang van de dienst waargenomen of weet men het misschien al vóór de zondag dat er buitenlandse gasten in de kerk zullen zijn, dan kan het voor dezen verrassend zijn wanneer zij in hun eigen taal worden begroet. En het is al heel mooi als de predikant de moeite wil nemen om de meest saillante punten uit de preek kort in de taal van de gasten aan te duiden.

Zeldzaam

Overigens begint de „vreemdeling” in de kerk een steeds zeldzamer verschijnsel te worden. Buiten de belangstellende (en zoekende) medechristenen uit andere kerkgemeenschappen, lopen vandaag niet zoveel mensen meer een kerk binnen, althans niet voor een Woorddienst. Oude historische kerkgebouwen worden druk bezocht door mensen met architectonische en kerkhistorische interesse, maar het zijn maar weinigen die vandaag in het drukke leven voor een moment van oriëntatie of bezinning de kerk opzoeken. De kerk is met haar boodschap volstrekt buiten het leven van de moderne mens komen te staan.

Vooral mensen in de stadskerken, waar de eigen gelederen door ontvolking of andere oorzaken zijn gedecimeerd, krijgen bij het zien van al die half gevulde en lege banken wel eens de gedachte: wat zou het geweldig zijn als al die onkerkelijke omwonenden hier nu ook eens zouden zitten. Maar er vertoont er zich niet één. Toen daarover in zo’n gemeente eens hardop werd gesproken, maakte iemand de opmerking: als elk lid van de gemeente nu eens een poging zou doen om slechts één mens uit zijn of haar onmiddellijke omgeving (een collega, buurman, kennis of iemand vanuit welke andere relatie dan ook maar) zondag a.s. mee te nemen naar de kerk en daarin zou mogen slagen, dat zou toch geweldig zijn. Volstrekt illusoire gedachte, merkte iemand anders op. Waarom eigenlijk illusoir? Zijn wij met wat we zeggen te belijden en te geloven misschien vreemden voor de wereld? Niet in de zin van vreemdsoortig maar in de zin van onbekenden?

Dit artikel werd u aangeboden door: Christelijk Gereformeerde Kerken

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 september 1989

Ambtelijk Contact | 16 Pagina's

De vreemdeling in de kerk

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 september 1989

Ambtelijk Contact | 16 Pagina's