Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Uit de praktijk 63

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Uit de praktijk 63

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Wij lezen in Gods Woord: Zo wij sterk zijn zeventig jaren en zo wij zeer sterk zijn tachtig jaren. Wel vriend, zo wij merken heeft u het laatste getal mogen bereiken. Dat is een grote zegen. En als u nu gevraagd zou worden hoe het met u gegaan is in dit lange leven, wat zou u dan kunnen zeggen ?

Nu mensen, toen ik kort geleden een terugblik mocht hebben over mijn leven, heb ik met diepe verwondering mogen getuigen: Heilig, Heere, zijn Uwe wegen. Het is één weg van goedertierenheid, al ging het soms door tegenspoeden en beproevingen heen, zodat men er geen uitkomst in zag, dat alles tegen scheen te zijn. Maar dan in de diepste wegen te mogen ondervinden, dat de Heere getrouw Zijn Woord houdt. O, dan kan ik het niet op, dat de Heere hetgeen Hij beloofd heeft op Zijn tijd en wijze genadiglijk vervuld heeft. Zodat mijn ziel wel opsprong van vreugde vanwege de getrouwheid des Heeren. Want het is niet onder woorden te brengen, wie de Heere betoont te willen wezen voor zulk een doemwaardig schepsel. In wegen van tegenspoed en beproeving leert men kennen wat men aan zijn God heeft. Hij is een nooit beschamende Rotssteen. Een zalige ervaring, vrienden.

Maar vriend, wanneer is de Heere dat werk in u begonnen ? In uw jeugd of op meer gevorderde leeftijd ? Of is een bijzondere omstandigheid in uw leven daartoe een aanleiding geweest ?

Nu mensen, toen het de Heere behaagde mij terug te leiden in mijn jeugdjaren, kreeg ik te zien en te geloven, dat er reeds bemoeienissen waren, toen ik ongeveer 4 jaar oud was. Ik zat op een stoof aan de voeten van mijn godvrezende overgrootmoeder, waar een gezelschapje met elkander sprak over de dingen, die het koninkrijk Gods aangaan. Mijn verdere leven heb ik veel mogen verkeren onder het gewicht van dood en eeuwigheid. Wat had ik het daar benauwd onder. De overtuigingen namen bij het klimmen der jaren in hevigheid toe, zodat ik menigmaal niet durfde te gaan slapen, bevreesd dat ik niet meer wakker zou worden en zo God te moeten ontmoeten. Ik was vijftien jaar, toen ik zulk een zware overtuiging kreeg, dat ik bekeerd moest worden, wat ik nooit vergeten kan. Zonder bekering tot God had er niets geen waarde voor mij. Die overtuigingen zijn zo vele jaren doorgegaan en werden al heviger.

Maar ook die lokkingen, als ik van de gelukzalige staat van Gods ware volk vernam. Wat was dat volk gelukkig. En ik gevoelde dat gemis. Naar mijn waarneming kon ik niet bekeerd worden. Met al die overtuiging bleef ik een missend en ongelukkig mens. Ik kon er niets op zetten, totdat het de Heere behaagde in de dadelijkheid mij te ontdekken en te stellen in mijn Godsgemis. O, welke zieletranen zijn toen geweend. God kwijt is alles kwijt en dat om eigen schuld. Toen werd ik bepaald bij mijn diepe val in mijn verbondshoofd en ik mocht Adams val eigenen. Onvergetelijke ogenblikken.

Maar enkele dagen daarna beliefde het de Heere in een weg van onderhandelingen Zijn Verbond te ontsluiten en ik mocht de verbondsvoorwaarden inwilligen. O, welk een blijdschap vervulde mijn hart. Want dat is geen kleine zaak, vrienden ! Maar de Heere ging verder. Na korte tijd kwam de Heere mij voor met deze gewichtige woorden: Want de Heere zal een afgesneden zaak doen op de aarde. Hij voleindt een zaak en snijdt ze af tot rechtvaardigheid.

O, vrienden, ik moest rechtvaardig verloren gaan. Er was geen uitkomst meer. Ik moest, ja ik mocht vallen in de handen van ’n heilig en rechtvaardig God als een hellewaardig schepsel. Dan is het òf wanhoop òf gered. In die ogenblikken werd mij geschonken de ere Gods liever te hebben dan mijn eigen leven. In dat dodelijk tijdsgewricht nam Een, Die ik niet kende, het voor mij op. De vreselijke toorn Gods week en ik mocht proeven en smaken wat genade is voor een ter dood veroordeelde zondaar.

Wat gingen toen de hebbelijkheden uit om die Persoon te mogen leren kennen, Die mijn leven gered heeft. De uitgangen des harten werden gericht op die gezegende Persoon. Daarop werd Hij aan mij geopenbaard als de Middelaar van het eeuwig Verbond.

O, wat ging mijn hart uit om Hem te mogen leren kennen, des te meer, toen Hij werd voorgesteld als Jezus, dat is Zaligmaker. Na een weg van onderhandelingen, waarin alles buiten Hem werd afgesneden, beliefde het Hem Zichzelven in mij te openbaren en mij met medeweten voor Zijn rekening te nemen voor de tijd en voor de eeuwigheid.

O, onuitsprekelijk wonder. In die dagen mocht ik ook inzicht ontvangen in Zijn ambtsnaam Christus en in de onderscheiden goddelijke Personen, alle drie werkzaam tot de ere van God en de zaligheid der zielen.

Toen heeft de Heere zo liefdevol mij onderwezen in een zeer nauwe weg. Wat was de Heere Jezus als Borg en Zaligmaker mij dierbaar, gepast en noodzakelijk.

Twaalf jaar later behaagde het de Heere mij bekend te maken met de wezenlijke grond der zaligheid, die ligt in de eeuwige liefde en verkiezing van een Drieënig God. O, onuitsprekelijk wonder.

Nu, vrienden, ik heb iets mogen vertellen en met dat alles ben ik in mijzelve een al groter zondaar geworden, die moet belijden niets te kunnen voortbrengen, wat Gode welbehagelijk is. Maar die wel aan de weet gekomen is, wat vrije genade is en met verwondering moet zeggen: Heere, wat heeft U toch bewogen om naar zo’n schepsel om te zien, die alles in het werk gesteld heeft om maar uit Uw handen te blijven. Maar U hebt hem ingewonnen en overgebogen en dat uit eeuwige bewogenheid. En zulk ’n lang leven geschonken op aarde en Uw eens gedane belofte hebt willen vervullen, dat U dezelfde zal wezen tot de oudheid en de grijsheid daar is. Zodat wij mogen getuigen: de Heere is goed, Hij is tot sterkte in de dag der benauwdheid en Hij kent hen die op Hem betrouwen.

Vrienden, ik heb iets mogen vertellen van de leidingen des Heeren in mijn leven. Hem alleen zij alle eer, dank en aanbidding. Vriend, wij danken u voor hetgeen u ons hebt verteld.

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 22 januari 1981

Bewaar het pand | 4 Pagina's

Uit de praktijk 63

Bekijk de hele uitgave van donderdag 22 januari 1981

Bewaar het pand | 4 Pagina's