Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Het diaconaat in discussie III

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het diaconaat in discussie III

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Handelingen 6

Hoe het komt dat de verzorging van de behoeftigen in de groeiende gemeente te Jeruzalem te wensen overliet, weten wij niet. Mogelijk waren alle weduwen uit de kring der Grieks-sprekenden niet bekend of was er sprake van misverstand. Er kunnen ook bepaalde tegenstellingen geweest zijn tussen de Joden uit Palestina en de Joden, die in de verstrooiing zijn opgegroeid, waaruit naijver opkwam. Hoe het zij, de klacht kwam de apostelen ter ore en deze grepen terstond in. Voor de uitvoering van het werk zullen zij van anderen gebruik hebben gemaakt. Zelf hadden zij het toezicht. De praktijk dwong tot het nemen van maatregelen. Het gevolg was de instelling van het diakenambt. Dit ging niet buiten de gemeente zelf om. Wat het meeste zegt, is de leiding van de Heilige Geest, die wij in deze zaak toch stellig moeten aannemen.

In het algemeen is men er wel van overtuigd, dat de christelijke kerk een nieuwe vorm van organisatie in Handelingen 6 wordt toegeschreven voor het dienen der tafelen, maar er is verschil van mening over de zin en functie van het nieuwe ambt. Sommigen menen dat de nieuw benoemde zeven ambtsbroeders alleen te zorgen hadden voor de weduwen en armen uit de kring der Grieks-sprekenden. Zij gaan er van uit, dat er al waren die als diaken dienst deden, waarvoor gewezen wordt naar de jonge mannen, genoemd in Handelingen 5 : 6 en 10. Hiervoor is echter niet voldoende bewijs. Anderen zien wel een zekere overeenkomst tussen het werk van de „zeven” en dat van de later dienende diakenen, maar achten de verschillen in positie en functie zo groot, dat men liever denkt aan een tijdelijk ambt. Dit zou dan de overgang vormen naar het latere diakenambt.

Wat we in Handelingen 6 lezen, is dat de zeven gekozen broeders de opdracht hadden de tafelen te dienen. De apostelen zelf kregen hierdoor meer ruimte en konden zich geheel geven aan de bediening van Gods Woord en het voorgaan in gebed. We lezen hier niet de naam „diaken”. Letten we op de vereisten, die hier gesteld worden en op die genoemd in 1 Tim. 3 : 8–12 voor de diakenen, dan valt nogal wat verschil op. Veel weten we niet van de mannen, die ingeschakeld werden in de dienst des Heren. Stefanus predikt ook het evangelie. Hij deed wonderen en grote tekenen onder het volk. Filippus komt uit als evangelist. Hij heeft later met vrucht gearbeid in Samaria en mag ook dienen om de Moorman tot Jezus te brengen (Hand. 8). Wellicht hebben zij, na een tijdlang als diaken werkzaam te zijn geweest, een speciale roeping van de Here gekregen om te dienen in de verkondiging van het evangelie.

Waarmee wij vooral te maken hebben en waardoor wij ons bijzonder moeten laten leiden, is dunkt mij het duidelijk gegeven, dat de zeven mannen de opdracht kregen te dienen in de hulpverlening der gemeente aan de behoeftigen. Vers 1 spreekt van de dagelijkse bediening. Het is moeilijk in te denken, dat dit uitsluitend zou opgaan in het regelen van gemeenschappelijke maaltijden, waarvan sprake is in vers 2. Er worden mannen gekozen vol van de Heilige Geest en wijsheid om te voorzien in de aangegeven nood (vers 3). De apostelen kregen de opbrengst van verkochte goederen ter beschikking. Er mocht geen gebrek zijn in de gezinnen. In wat ontbrak moest worden voorzien. Een iegelijk werd uitgedeeld naar dat elk van node had (Hand. 4 : 34, 35).

Wanneer we het geheel overzien, dan is het duidelijk dat de Schrift geen enkele beperking aan wijst, maar dat er integendeel een werkelijke voorziening was in de levensbehoeften der leden, voor zover nodig. De „zeven” zijn door de apostelen in het ambt gesteld, getuige de handoplegging (vers 6). Van het ene oorspronkelijke ambt ging dus een deel af. Een eigen ambt voor een deel van de grote taak werd ingesteld. Hier heeft het diakonaat van de christelijke kerk zijn eerste officiële begin.

geven kan verder worden uitgewerkt maar de hoofdzaak is genoemd en die is voor ons als uitgangspunt voldoende.

Gegevens uit het Oude Testament

Het spieken van Handelingen 6 wordt nog duidelijker, als we letten op de oudtestamentische gegevens van de bijbel. God heeft toegezegd, dat er onder Zijn volk geen armen zouden zijn, omdat Hij hen rijk zou zegenen. Dit kon echter alleen een feit zijn, wanneer men in Gods wegen wandelde en zich hield aan Zijn geboden. De praktijk vertoont andere dingen en dus waren er ook steeds armen onder het volk. Men moest er op toe zien, dat geen arme omkwam. God was bewogen met het lot van armen en ellendigen. Bij ernstige studie is heel wat in het Oude Testament op te diepen dat handelt over de armen en de zorg en hulp voor hen.

God heeft speciale zorg voor de armen. Als hun Beschermer waarschuwt Hij Zijn volk om speciaal te denken aan de weduwen en wezen. Vrijgevigheid tegenover de armen was voorschrift. Wie voor behoeftigen zorgden werd zegen van ’s Heren wege toegezegd. De wetgeving was er op ingesteld.

Deut. 14 : 28 en 29 zegt: „Ten einde van drie jaren zult gij voortbrengen alle tienden van uw inkomen in dat jaar, en gij zult ze wegleggen in uw poorten: zo zal komen de Leviet, dewijl hij geen deel noch erve met u heeft, en de vreemdeling, en de wees en de weduwe, die in uwe poorten zijn, en zullen eten, en verzadigd worden; opdat u de Here, uw God zegene in al het werk uwer hand, dat gij doen zult.”

Gedurende het sabbathjaar, als de velden en wijngaarden onbewerkt moesten blijven liggen, mocht wat er nog groeide vrij door de behoeftigen voor eigen gebruik worden ingezameld. Wat bij de oogst afviel moest voor de behoeftigen blijven liggen. Ook de vergeten schoven.

Wie werkelijk honger had, mocht van de rijpe vruchten of van het rijpe graan ter plaatse gebruiken, om zijn honger te stillen. Men moest de behoeftige geld lenen zonder renteberekening.

Men mocht de armen geen slavendienst doen verrichten. Bood hij z’n diensten aan, dan moest men hem per dag betalen, omdat hij er hard aan toe was. Leent een arme wat met een kledingstuk als pand, dan moest dat voor de avond worden teruggegeven. In alle gevallen moest weduwen en wezen recht gedaan worden. Wie zich aan deze voorschriften niet hield, zou van Godswege vervloekt zijn.

De armen mochten een bescheidener offer brengen dan de rijken.

De verplichting om voor de armen te zorgen maakte kennelijk deel uit van het godsdienstige leven. Wie hierin tekort schoot zou z’n straf niet ontgaan. De profeten hebben het Israël meermalen moeten voorhouden, dat hun tegenspoed een gevolg was van verzuim van hulpverlening aan de armen en behoeftigen.

Het geven van aalmoezen was een godsdienstige verplichting. De belofte van de komst van de Messias hield ook de verzekering in, dat er voor de armen gezorgd zou worden. Hij zou hen vrij maken van hun lasten en overvloed geven. Voor God zijn armen en rijken gelijk. Spreuken 19: : 1 zegt: „De arme, in zijn oprechtheid wandelende, is beter dan de verkeerde van lippen, en die een zot is.”

Wie deze en andere zaken in het Oude Testament leest, begrijpt dat de christelijke kerk die haar eerste toeloop uit de kring der Joden had, zich van Godswege verplicht wist tot voorziening in de behoeften van de armen. Dit verklaart tegelijkertijd dat men niet vreemd stond tegenover het voorstel van de apostelen om een dienst van barmhartigheid in het leven te roepen en mannen in het ambt te stellen, die met de zorg voor de behoeftigen werden belast. Men moet begrepen hebben, dat dit noodzakelijk was voor het stoffelijk en geestelijk welzijn van de gemeente en haar leden.

Men wist dat de opdracht des Heeren veelzijdig was.

Deze dingen zijn niet nieuw. Zij zijn ook in ons kerkverband eerder ter sprake gebracht. Bij de herwaardering van het diako-naat zullen zij echter moeten meespreken. Anders krijgen wij een zwevend geval, dat aanpassing zoekt aan het nieuwe en geen binding heeft aan de door God Zelf gegeven grondelementen.

Dit artikel werd u aangeboden door: Christelijk Gereformeerde Kerken

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 mei 1969

Ambtelijk Contact | 12 Pagina's

Het diaconaat in discussie III

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 mei 1969

Ambtelijk Contact | 12 Pagina's