Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Op den akker van Boaz III (Slot)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Op den akker van Boaz III (Slot)

20 minuten leestijd Arcering uitzetten

Ruth 2 vers 14—16. Als het nu etenstijd was, zeide Boaz tot haar: Kom hier bij en eet van het brood en doop uwe bete in den azijn. Zoo zat zij neder aan de zijde van de maaiers en hij langde haar geroost koren, en zij at en werd verzadigd en hield over. Als zij nu opstond om te lezen, zoo gebood Boaz zijnen jongens, zeggende: Laat ze ook tusschen de garven oplezen, en beschaamt ze niet: ja, laat ook allengskens van de handvollen voor haar wat vallen en laat het liggen, dat zij het opleze, en bestraft ze niet.

D e ar en-lezende Ruth.

A l s zij nu o p s t o n d om op te lezen, zoo gebood Boaz zijnen j o n g e n s , zeggende: laat ze ook tusschen de garven oplezen en beschaamt ze niet; ja laat ook a l l e n g s k e n s van de handvollen voor haar wat vallen, en laat het liggen, dat zij het opleze, en b e s t r a f t ze niet.
Hier maken wij dus nader kennis met het aren oplezen. L a t e n wij eerst n a g a a n , wat de H e e r e in zijne goedheid daarv a n heeft geboden.
A l s gij den oogst uws land inoogsten zult, zult gij den hoek uws velds niet ganschelijk a f o o g s t e n , en wat van uwen o o g s t op te zamelen is, niet opzamelen; insgelijks zult gij uwen w i j n g a a r d niet nalezen, en de a f g e v a l l e n beziën van uwen w i j n g a a r d niet opzamelen, den arme en den vreemdeling zult gij die overlaten; Ik ben de Heere uw God.
W a t dus viel bij het maaien moest blijven liggen voor den arme; wat aan den boom bleef hangen of bij het plukken viel eveneens. Zoo maakte de Heere milde beschikkingen voor de armen in Israël, die dus zelfs bij het ontvangen van hun steun moesten werken. B e d e l a a r s mochten in Israël niet zijn. D a t waren sociale misstanden, geboren uit het verlaten van Gods geboden. Zoo lezen wij in Leviticus 19 evenals in het 23ste hoofdstuk van dat Bijbelboek. In Deuteronomium 24 staat geschreven: Als een garve is vergeten, zoo zult gij niet wederkeeren om die op te nemen, voor den vreemdeling.voor den wees en voor de weduwe zal zij zijn, opdat u de H e e r e uw G o d zegene in al het werk uwer handen.
A l s de olijfboom is geschud, zoo zult gij de takken niet doorzoeken achter u. . . .
E n gij zult gedenken, dat gij een knecht in E g y p t e l a nd g e w e e s t zijt; d a a r om gebied Ik u deze z a a k te doen.
Z o o deed dan Boaz een zorgend bevel uitgaan.
l s zij nu opstond om op te lezen, zoo gebood Boaz zijnen j o n g e n s , z e g g e n d e : laat ze ook tusschen de garven oplezen en b e s c h a a m t ze niet.
Ruth geniet de h o o g s t e achting bij B o a z . Zij moge zeggen: ik ben gesproten uit een boozen wortel en e r f g e n a am des toorns, gelijk de anderen van mijn volk; mijne natuur is verdorven, hoe zou ik ooit ook maar kunnen hopen de gunst v a n Boaz deelachtig te worden en mogen oplezen op zijn a k k e r s ? En gij hebt reeds met hem gegeten. De Heere zij met u en: hoort gij niet mijne dochter? Boaz gebood... daartoe had hij recht als l a n d e i g e n a a r . En nog geeft Hij opdracht a a n zijne dienaren en kinderen Ruth liefdevol te behandelen; haar geen stroobreed in den weg te leggen. Integendeel, haar te wijzen op de vrijheid tot oplezen en de jongens moeten bij het maaien haar ook tusschen de garven laten oplezen, waar het g r a a n nog niet was opgebonden en uit den aard der z a a k het meeste op te lezen was. Bij B o a z is vriendelijk g e z a g , maar het blijft gezag. Geen militair commando, maar v a d e r l i j k bevel, dat met liefde wordt opgevolgd. Blijf bij mijne m a a g d e n en ga niet in een ander veld om op te lezen.
Ruth was arm en ongelukkig. Ik kan niets doen om de g e n a d e van Christus te koopen, niets doen om zijn liefde te verwerven. V r o e g e r dacht ik nog wel wat goeds te bezitten, dat bij den Heere in aanmerking kon komen, maar heden, zoo is het met onze Ruth, bezit ik niets dan armoede en ledigheid. Ruth, lees maar aren op Boaz' veld, de beste tijd komt nog voor u. Het g a a t hier alles zonder geld en zonder prijs. De markt van vrije genade wordt alleen bezocht door b a n k r o e t i e r s . Schoon ik arm ben en ellendig, denkt God a a n mij bestendig. Hulpeloos, maar toch niet hopeloos. Ruth, hoor eens,
Boaz was toch wel beminnelijk en Naomi, hoe is die voor u? B o a z treft maatregelen en Naomi geeft leiding en haar gebed stijgt ook heden op tot den Heere, den G o d van Israël, voor Ruth.
Het is ons een genot op te merken hoe deze zielen aandringen op Christus, hem niet kunnen missen. Zij zijn als een drenkeling, die zich te vaster klemt aan den reddingsplank, naarmate het gevaar om te verdrinken grooter wordt en de krachten uitgeput raken. Heeft de Heere niet gezegd, dat Hij vreemdelingen met een w a k e n d oog beschouwt.
't Is de Heer, die vreemdelingen
Met een wakend oog beschouwt;
En in kommer, staande houdt;
aar zijn arm, der vromen hoop,
tuit de boozen in hun loop.

Boaz is zeer mild voor Ruth, ook al laat hij nog niet doorschemeren welke bedoelingen achter die mildheid zijn verborgen. Het gezicht van hare onwaardigheid vernedert Ruth zeer diep en toch wordt zij uitgedreven naar haar weldoener. Onze Boaz heeft van u gehoord, van den Vader die u trok, van den Geest die u uitdreef uit Moab, die u van alles beroofde, wat u dierbaar scheen.
Ja, deze Boaz kent u met eene kennis der eeuwige liefde, want ook Hij zoekt u om u wel te doen en voor eeuwig gelukkig te maken. Hij zal niet rusten, voordat gij hem kent als Bruidegom uwer ziel. Dan loopt gij ook niet meer haastig, als had gij gestolen, van den maaltijd weg, maar zult beter verstaan het woord: als gij dan gegeten en gedronken zult hebben, zoo zult gij opstaan om den Heere uwen God te loven.
Laat ze ook tusschen de garven oplezen en beschaamt ze niet, zoo luidt de opdracht aan de maaiers. Ruth heeft zeer hooge gedachten van maaiers en maagden van Boaz. Ik ben niet gelijk eene van uwe maagden. Ik sta daar buiten, ben niet van uw huisgezin, maar een vreemde. Ja, dat woord ligt in haar hart verklaard, dat is een werkelijkheid, die zij maar niet kan overstappen.
Velen kunnen en doen dat wel, een bewijs, dat zij toch de echte Ruth nog niet zijn.
Anderen blijven er voor staan. Goed, maar laat het u geen hinderpaal zijn om aren op te lezen en u te houden bij maaiers en maagden, want zoo vreemd zijt gij niet als gij wel denkt. De Heere ziet u anders dan gij uzelf waarneemt. De uitkomst zal het leeren. Is er niet veel waarover gij u verwonderen moet in uw leven en de wegen, die de Heere met u houdt? Neen, ik heb het nu niet over Orpa maar over Ruth. Ruth komt op het veld van Boaz, hoe wonderlijk kan het haar te moede zijn. Soms heeft zij zelfs vrijmoedigheid om een vraag te stellen of een woord te spreken tegen erg vertrouwde medelevende menschen. Zoo heeft toch Ruth haar Naomi. Klopte uw hart niet sneller, o Ruth, toen Boaz zelf u geroosterde aren langde? Dat alles is waar, zoo bekent zij, maar toch blijf ik arm en ledig. Ik verlang Naomi mijn wedervaren te verhalen en dan zal ik opnieuw aan mijn ledigheid worden herinnerd. Met dat alles komt gij toch den winter wel door, Ruth. De omzwevende gevangene zal haastiglijk los gelaten worden, hij zal in den kuil niet sterven en zijn brood zal hem niet ontbreken. De Heere hoort het geroep zijner ellendigen en vergeet het gekerm zijner nooddruftigen niet.
Laat ze ook tusschen de garven oplezen en beschaamt ze niet.
Ik weet niet of Ruth dit bevel hoorde uitspreken door Boaz, maar de vruchten mag zij er toch van plukken. Zie haar eens oplezen, gebogen, scherp uitziende naar den grond. Zij laat niets liggen want zij heeft de waarde van het broodgraan leeren kennen, door den honger en de armoede. Geld om te koopen had zij niet, gelukkig handen om op te lezen. Ruth komt ons voor als een zeer beweldadigde arenleester, want zij had meegegeten aan den maaltijd. Dat werd haar in het bijzonder gegund.
De oplezers hadden in den regel ook geen toegang tusschen de garven, de nog niet opgebonden bij elkaar gelegde handvollen. Met het binden werd meteen gegrepen wat er zoo los omheen lag. Dat mag Ruth nu ook oplezen; zoo krijgt ze een flinken voorraad.
Aan den avond van den eersten dag, bij het uitslaan der gerst, had zij niet minder dan een epha, dat is meer dan 20 Kilogram. De Joodsche overlevering weet mee te deelen, waarin Ruth van andere arenleesters onderscheiden was. Alle vrouwen bukken bij het oplezen, Ruth leest zittend op. Alle vrouwen omgorden zich om geen last te hebben van hun neerhangend kleed, Ruth laat haar kleed hangen, zij kan immers zittend oplezen. Allen schertsen met de maaiers, zij houdt zich terug.
Dit is Joodsche overlevering, maar zeker is, dat Ruth bevoorrecht was boven de andere arenleesters. Dicht bij de maaiers is dicht bij de garven, is dicht bij Boaz, want deze komt zijn werkvolk bezoeken op tijd en eet met hen, na te hebben gegroet en dan krijgt ook onze Ruth haar deel.
Beschaamt haar niet, zoo maande Boaz. Hij wil zeggen: zorg, dat zij overvloedig kan oplezen, hinder haar niet door nieuwsgierige blikken of ongepaste opmerkingen. Laat Ruth niet bloozen, zij kent zich een vreemde, is schuchter en bedeesd en toch niet van zekere vrijmoedigheid ontbloot. Vergeet niet, dat de ervaring van den beproefden heilige haar niet als maatstaf kan worden aangelegd. Hij zal de lammeren in zijnen schoot dragen. Die in hem gelooft zal niet beschaamd worden en: vrees niet, want gij zult niet te schande worden.
Ruth heeft Helpende noodig, zooals Bunjan dien teekent in zijn pelgrimsreize naar de eeuwigheid. Sommigen willen een kring om zich vergaderen van zielen die zij leiden, maar vergeten, dat Ruth het van Boaz hebben moet. Dit heeft Naomi treffend juist verstaan en daarnaar gehandeld vanaf het oogenblik, dat zij met haar meeging naar Bethlehem.
Een vraag. Zal Ruth niet hoogmoedig worden op haar voorrechten? Het zou niet onmogelijk zijn, maar door genade wordt zij er armer en verlegener door, gevoelt zij dieper een vreemde te zijn. Boaz heeft Ruth met name genoemd en aanbevolen in de bescherming der maaiers om haar wel te doen.
Luister wat Boaz nog verder beveelt met liefdevolle stem:
ja. laat ook allengskens van de handvollen voor haar wat vallen, en laat het liggen, dat zij het opleze, en bestraft ze niet.
De maaiers moeten de hand niet te vast om het koren slaan bij het maaien met den sikkel. Ook bij het binden moeten zij wat laten liggen. Zij moeten geen heele garve laten liggen, want dan zegt Ruth zeker: dat mag ik niet hebben. Het moet oplezen blijven van aren, daarvoor kreeg zij toestemming, hoewel zij een vreemde was. Laat voor haar wat vallen. Voor haar, die meeat en door Boaz wordt bemind. Laat het liggen, dat zij het opleze. Wellicht zijn andere oplezers afgunstig geworden. Waarom die Ruth zoo begunstigd? Wel, Boaz mag toch met het zijne doen wat hij wil. De Heere maakt nog bijzondere beschikkingen voor armen en ellendigen, die zich gedragen als Ruth. Of beter, die bijzondere gunst genieten.
Zij mag diep afdalen in de liefde bij erkenning van het heilige recht. Weenende oogen hebben Christus noodig om tranen te droogen.
Laat voor haar wat vallen. Vergeten wij toch deze opdracht van onzen Boaz niet. De maaiers van Boaz kregen een bijzondere opdracht voor Ruth. Zij kreeg veel meer dan bij haar stand eigenlijk paste, zou men zeggen. Ja, zou men zeggen, maar Gods gedachten zijn hooger dan onze gedachten. Gelukkig, wie ook van deze gedachten des Heeren leert belijden: hoe kostelijk zijn mij, o God, uwe gedachten. Neen, dan gieten wij geen azijn in de hartewonden, maar olie. Zij kunnen het niet helpen, dat de Heere zoo goed voor hen is. Boaz heeft geboden voor Ruth bij handvollen te laten vallen als wij maaien op de velden des Evangelies. Dit is ons geen last, maar een lust, omdat de opperste herder der schapen daardoor wordt verheerlijkt.
Handvollen laten vallen van het gemaaide graan. Ruth heeft er werk mee, want zij moet ze oplezen om ze in haar bezit te krijgen. Soms kunt ge hooren: ik zie het wel liggen in den Heere. Ruth was verder: zij raapte op wat zij zag liggen, zoo werd het haar eigendom, door schenking krachtens het bevel van Boaz.
Hij heeft gezegd: het gekrookte riet zal Hij niet verbreken en de rookende vlaswiek niet uitblusschen. Een gekrookt riet zingt niet op den wind. Een rookende vlaswiek geeft weinig licht en veel rook. Al waren uwe zonden rood als scharlaken, zij zullen worden als witte wol. Dat wil zeggen: gij zult ervan gereinigd worden en in plaats van zwart, liefelijk wit worden.
Maar wij mogen blijven oplezen op dezen akker de beloften des verbonds. Bergen mogen wijken en heuvelen wankelen, maar mijne goedertierenheid zal van u niet wijken en het verbond mijns vredes zal niet wankelen, zegt de Heere uw Ontfermer.
Hier is een hand vol uit den schoof der verkiezing: Gij zult om niet gelost worden. Het arme en verachte der wereld heeft God uitverkoren, opdat Hij de rijken beschamen zou. Ruth mag wel eens beluisteren de sprake des Heeren voor eigen hart: Ik dank U, Vader, Heere des hemels en der aarde, dat Gij deze dingen voor de wijzen en verstandigen verborgen hebt en hebt ze den kinderkens geopenbaard. Ja Vader, want alzoo is geweest het welbehagen voor U.
Dan weer: niet door de werken, opdat niemand roeme. Neen Heere, als het door werken moest, dan kon het niet, maar door vrije genade kan het toch, zonder dat Gij wordt onteerd. Ik geef mijne schapen het eeuwige leven en zij zullen niet verloren gaan in der eeuwigheid en niemand zal ze uit mijne hand rukken. Ja Heere, in uw handen ben ik veilig. Bewaar mij als de appel van het oog, wil mij met uwe vleugelen dekken. Daarvan had immers Boaz gesproken, van het toevlucht zoeken onder de vleugelen van Israels God. Daar is het veilig temidden van de nooden des levens, als donkerheid over de ziel daalt en alles ons tegen schijnt. Dit heeft Naomi ondervonden en Ruth zal het ook ervaren keer op keer. Wel moet zij bedenken, dat wie niet alles verlaat, geen discipel des Heeren kan zijn, maar de prijs was niet te duur. Nooit had zij kunnen denken arenleester te zullen worden op den akker van Boaz, op de velden van Bethlehem. Nog minder kon het in haar opkomen, dat Boaz zóó met haar zou handelen.
Ik zal dragen en redden en in den grijzen ouderdom zal Ik dezelfde zijn.
Ruth, laat ik u met nadruk verzekeren, dat ik om Boaz' wil handvollen voor u mag en moet laten vallen. Lees maar op. Ik denk weer aan de Joodsche overlevering, die immers zeide, dat Ruth zittende kon oplezen. Zeker is dankbaarheid in haar hart geweest over zooveel goedheid. Zij was toch maar een vreemde en niet gelijk de maagden van Boaz.
Zie mijns Meesters Evangelie is een gouden koets, waarin de Bruid wordt gedragen, tegelijk een ambulance op het slagveld om gewonde zielen naar het hospitaal te brengen. De ervaring van Ruth is geen uitzondering op den regel, want Christus is gisteren en heden dezelfde en tot in der eeuwigheid.
Het is waar, de eene ontvangt meer dan de andere, doch niemand heeft te klagen... dan over zichzelven. Ruth is op dezen akker gekomen door genade, die in haar hart de keuze wekte om met Naomi mee op te trekken, en zij heeft er tot op heden geen berouw van gehad. De duivel moge al benauwen met het verwijt, dat gij op een zijweg zijt waar de genade nooit wandelt, de Heere zal het maken. Soms schrijft Ruth bittere dingen tegen zichzelven. Gelukkig, dat Boaz dit alles verstaat en weet en... doet ervaren: wie zich zal vernederen, die zal verhoogd worden.
Ik weet de gedachten, die Ik over u denk, gedachten des vredes en niet des kwaads. Hoewel Ruth zich als een vreemde aandient is zij toch onze kleine zuster. Zij zal zeker eenmaal kunnen zeggen: ik ben des Heeren, Hij heeft mij geschreven op de rol als in Israël ingelijfd. Gij zijt ook een vreemdeling op aarde, gij, die echter moogt weten: Hij heeft mij ondertrouwd in eeuwigheid, ik ben de zijne. Hij staat voor mij in voor tijd en eeuwigheid. Zie hoe ijverig Ruth aren leest, soms een hand vol gelijk, want de maaiers hebben immers opdracht van Boaz gekregen goed om haar te denken.
De arenlezer moet de hitte van den dag verdragen, op vermoeienis rekenen. Zij staan vroeg in den morgen op en gaan naar het veld. Van Ruth lezen wij: haar thuis blijven was weinig. Hoe liefelijk zijn aan Gods kinderen de voorhoven des Heeren, waar het Woord wordt bediend naar de meening des Geestes; waar Gods hart jegens Sion wordt verklaard. Dan wordt ons hart bloot gelegd. Spreek naar het hart van Jeruzalem, zeg dat haar strijd vervuld is. Hoe dierbaar is het Woord. Ruth leest en herleest. Zij legt een vouwtje waar zij een groote oplezing had.
Als gij een goed veld hebt gevonden, dat is waar Boaz zelf komt, ga niet in een ander veld om op te lezen waar distels groeien en veel brandkoren. Als ge die korrels fijn wrijft is het louter asch, het is nog bovendien oorzaak dat er zwarte streepen in uw brood komen. Maaiers, die niets laten vallen, omdat zij het gebod van Boaz niet verstaan.
Nu moet gij u echter hier niet vergissen en meenen, dat menschen die ieder de handen opleggen en zonder grond in Christus gerust stellen en zichzelf bedriegen voor de eeuwigheid, dat zij het ruime Evangelie brengen. Het is wel ruim maar bedriegelijk, wijl uit den mensch en niet uit God. Ook hier moet het snoode van het kostelijk worden onderscheiden.
Zoo gevoelt en verstaat ook Ruth het. Zij heeft reeds eenig onderscheidend licht en vraagt naar de verheerlijking van Gods deugden. De weg van vrije genade lacht haar toe, bekoort haar en men moet haar maar niet zoeken op te dringen dat zij geen vreemde is. Soms kan men hooren in gesprek en prediking: gij hebt toch dit en dat wel eens ondervonden, dat was toch niet van uzelf... en dan: gij moogt niet ontkennen wat de Heere gedaan heeft aan uw ziel. Nog een stap en men is gered. Maar vraagt gij: is dan die verandering in het leven, die overtuiging uit den mensch? Neen, dat is zij zeker niet, maar er is veel algemeene overtuiging; niet minder gevoelsstreelingen door het Evangelie, of een zekere hoogachting des Woords, die toch volstrekt niet zaligmakend is.
Juist daarom komt de oprechte mensch in de knel en wordt gekweld met de vraag: is het wel waarheid, zal ik niet bedrogen uitkomen? Zal ik niet met alles wat ik ervoer verloren gaan? Bij Ruth merken wij op een aandringen op Boaz. Van hem moet zij het hebben. Hoe lief zij Naomi heeft, het gaat toch om Naomi's God, om den Losser.
Wat Ruth opleest houdt zij in haar hand en dorscht het. Dan gaat zij naar huis om Naomi deelgenoote te maken van haar vreugde.
En het is bij Ruth geen bijzonderheid, dat zij ook thuis brengt bij Naomi wat zij oplas.
Geestelijk is dit wel het geval, want hoe menigeen raakt alles onderweg weer kwijt.
Nu zal ik er toch eens wat van vertellen en de deur binnen komend is alles weer weg. En zij kunnen geen woord uitbrengen. Het moge dan schijnen, dat zij niets hebben opgelezen of gegeten, doch in waarheid is dit toch wel het geval. Zoo gemakkelijk kunnen wij verkeerd oordeelen ten goede, maar ook ten kwade.
Ge moet weten, dat Ruth zich een vreemde weet. Zij durft ook niet openbaren hoe zij in haar hart eigenlijk denkt van Boaz. Ja, zij durft wel te zeggen, dat hij zoo mild is maar verder... zij durft niet, dat kan immers toch nooit. Haar man is echter gestorven, zoodat de weg voor een huwelijk open is. Velen willen hun band met de wet aanhouden en toch Bruid van Christus worden. Maar leert ons Paulus niet, dat onze eerste man moet gestorven zijn, dood voor de wet ten leven, om verbonden te kunnen worden aan Christus? De Heere Jezus wil ons geheel hebben en duldt geen mededinger der liefde.
Gij weet, wat Boaz bewoog in zijn gedrag om Ruth wel te doen. Boaz had haar lief en was haar verwant door Naomi. Laat Ruth nemen zooveel zij wil want het blijft toch van Boaz, omdat Ruth van hem is. Zeker, nog veel moet gebeuren voor het zoover is, maar begin-goed-al-goed.
Wij denken aan Jozef en zijne broeders. Hoe lang hield hij zijn diepste gevoelens verborgen totdat hij zich niet meer bedwingen kon. Ontdaan van al het menschelijk gebrekkige weet ook Jezus zijn tijd af te wachten. Hij let op het werk van den Vader en den Geest en loopt niet vooruit op de trouw-verbintenis. Alles moet met orde geschieden naar de wet des Rijks. Zoo betracht Boaz eene wijze terughouding. Boaz had Ruth aanstonds van alle moeite en zorg kunnen ontslaan, maar de weg dien hij kiest is beter. Hij had haar kunnen thuis bezorgen, wat zij nu moet oplezen in de hitte des daags. Zij had met hem gegeten en gedronken en hij laat haar toch weer opstaan om aren te lezen zonder zich nader te verklaren.
Zoo wordt Ruth's liefde en oprechtheid beproefd. Als goud zal zij uitkomen. De gehoorzaamheid en ootmoedige vernedering moeten de proef doorstaan.
Ruth wordt daardoor geoefend. Zoo merken wij op voorgaande genade om te noodigen, verzeilende genade blijkt uit haar mede aanzitten met Ruth, achtervolgende genade bevestigd het voorgaande en opent nieuwe wegen van weldadigheid.

De Heer' is recht in al zijn weg en werk,
Zijn goedheid kent in 't gansch heelal geen perk.
Hij is nabij de ziel, die tot hem zucht,
Hij troost het hart, dat schreiend tot hem vlucht.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 28 september 1940

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's

Op den akker van Boaz III (Slot)

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 28 september 1940

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's