Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Samenspraak tussen een vader en zijn twee zonen over Samuël

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Samenspraak tussen een vader en zijn twee zonen over Samuël

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Bert: Wij komen nu aan de geschiedenis van David en Goliath zoals in hoofdstuk zeventien beschreven is. Ik heb er erg naar verlangd om deze geschiedenis te bespreken. Ik zie die arme reus al neervallen, en die werkelijk arme David, die de sterkte bij een Ander zocht, met het hoofd van Goliath opgaan, en dan kan David in de sterkte van zijn God roemen.

Vader: Niet al te haastig hoor Bert. Laat de gevoelens van emotie niet alles overstemmen. U moet de taal van Goliath niet te ver zoeken. Wij zijn allen van nature in eigen ogen zulke reuzen. Genade alleen, die kan Jdein maken. Juist genade leert, hoe hoog wij in onszelf zijn. - Niet te vergeefs bad David in Psalm 119 : 36: Geen meerder goed Heere Gij mij geven meugt dan dat Gij mij vernedert en maakt kleine. In Psalm 30 spreekt David er van, dat hij in voorspoed zeide, ik zal niet wankelen en in dezelfde Psalm spreekt hij van schrik, als de Heere Zich kwam te verbergen.

Huib: Het moet toch wel indrukwekkend geweest zijn, toen die twee machtige legers tegenover elkander stonden?

Vader: Dat is het zeker geweest, en met welk een onderscheid. De vertoning van de Filistijnen was groter dan bij Israël. Gods werk bestaat niet alleen in vertoning, maar in de innerlijke kracht die God schenkt om te strijden. Bert: Wat bedoelt U met eigen kracht Vader? Of zo U zegt, vertoning? Vader: Dat de Filistijnen op niets anders hun vertrouwen stelden dan op mensenkracht en vertoning. Dat is hun wapen in de strijd. Goliath weet niet, dat het de laatste dag is die voor hem aanbreekt, en dat hij zo spoedig die God van Israël zal ontmoeten. Geen vertoning zal dan baten. Voor die God geldt alleen de kracht van Hem Die uitriep: Mij is gegeven alle macht in hemel en op aarde. Hij bekrachtigt een machteloos volk, opdat de arme zich in God verblijden mag. Onder Israël was er ook wel die openbaring. Denk aan de geschiedenis van Simson. Hij riep uit: Met een ezelskinnebakken heb ik geslagen, één hoop, twee hopen. Ook hij stond als een reus. Het keerpunt kunt U lezen in het vervolg, toen hij door een dorst gekweld werd en in zichzelf machteloos uitriep: Gij hebt door de hand van Uw knecht dit heü gewrocht. Op dat plaatsje is Goliath nooit gekomen.

Huib: Lieten de Israëlieten dan zomaar de Filistijnen begaan? Ik meen dat zoiets een koude oorlog genoemd wordt.

Vader: Saul als koning stond machteloos. Het hart van het volk versmolt, en er was niemand die de tweestrijd aandurfde om zich voor  Israël in het recht te begeven. Wie zou de vijanden van Israël aankunnen? Saul kan met de zalving alleen, de strijd niet aanbinden. De drijving van Gods Geest is nodig, en die juist mist Saul op zulk een gewichtig ogenblik.

Bert: Hoe lang was die reus precies?

Vader: Er staat van zes ellen en een span. Een el is iets minder dan een halve meter. Hij is dus ongeveer drie meter lang, een geweldige lengte voor een mens. Men zou op zulk een mens toch torens bouwen.

Huib: Goliath leek toch wel onkwetsbaar in het harnas, zoals het hier beschreven wordt.

Vader: Toch waren het niet anders dan menselijke bedekkingen, en die zijn voor God geen bedekking. Of het een vijgeblad is of een pantser, voor Gods macht en wijsheid is geen bedekking

Bert: Zijn mond was ook groot. Welk een vermetelheid. Hij beroemt er zich op, dat hij een Filistijn is. Hij had ook kunnen zeggen de Filistijn. Alles draait schijnbaar om hem.

Vader: Dat is goed opgemerkt. Als men niet anders dan zichzelf op het oog heeft, dan moet men anderen verachten. Het is waar, dat zijn mond en spraak groot genoeg was, doch dan mag U er ook wel eens goed overdenken. Ik geloof Bert dat Uw mond ook ruim genoeg is. Ziet U in de spraak van Goliath wel het onderscheid? Gij zijt knechten van Saul, zo roept hij uit. Zijn verachting is zo groot, dat hij Israël niet als volk erkent, en daarmede ook loochent de God van Israël en Zijn daden.

Huib: Zou Goliath wel geweten hebben van de God van Israël?

Vader: Gods Woord heeft hij verworpen en wat wijsheid zou ook dan Goliath hebben? De afgoden der Filistijnen waren zijn vermeende sterkte. God wist echter wel van de plannen van Goliath. Ook dit zou medewerken ten goede.

Bert: Hoe kwam David dan in het leger?

Vader: David was bij de kudde. Isaï is begaan met het lot van drie zijner zonen, die Saul zijn nagevolgd en stuurt David met een koninklijk geschenk weg. David hoort de Filistijn snoeven, en de beloning die Saul stelt. Vooral dat een Filistijn de moed heeft om de slagorden des levenden Gods te honen.

Huib: Was het niet roekeloos om zonder zwaard de strijd aan te binden?

Vader: De daad die David deed was onmiskenbaar een geloofsdaad, en waar geloof geoefend wordt, is men niet roekeloos. Niet door kracht noch door geweld, maar door Gods Geest zal het geschieden. Zo treedt David de reus tegemoet als een herder.

Bert: Hij meent dat David hem als een hond ziet.

Vader: Alles spreekt van hoogmoed, alles is te min voor hem. Onrein wil Goliath niet zijn, en hij weet niet dat er van een onreine geen reine kan voortkomen. De Kananese vrouw was er beter achter, die vergeleek zich bij een hond, om als een onreine genade te ontvangen. Gelukkig die door genade als een onreine gedreven wordt, tot de Fontein die reinigt van alle zonden, om in het geloof als een reine maagd gesteld te worden, en eenmaal met de heilige troongee'sten vlekkeloos voor Hem te staan, van Wie de Serafs uitriepen: Heilig, heilig, heilig, is de Heere der heirscharen. Dat ontving David in deze strijd.

Huib: David zweeg ook niet.

Vader: Neen, zijn taal was wel anders. David kwam met geestelijke wapens. De Naam des Heeren was voor hem een sterke toren. David is er heen gevlucht en in een hoog vertrek gesteld geworden. David bond voor Israël de strijd aan, en overwon. Israël deelde mee in zijn overwinning. Christus ging voor Zijn kerk de strijd alleen in, en overwon, en Israël mag delen in Zijn overwinning. Al werd Israël niet als volk erkend, bij God bleef het uitverkoren en dierbaar.

Yerseke

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 13 januari 1955

De Saambinder | 4 Pagina's

Samenspraak tussen een vader en zijn twee zonen over Samuël

Bekijk de hele uitgave van donderdag 13 januari 1955

De Saambinder | 4 Pagina's