Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Tegengesteld vertrouwen

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Tegengesteld vertrouwen

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Gij komt tot mij met een zwaard en een spies en een schild; maar ik kom tot u in de Naam van de Heere der heerscharen. 1 Samuel 17, vers 45

Een grotere tegenstelling dan die tussen David en Goliath is nauwelijks denkbaar. Ze kunnen elkaars tegenpolen worden genoemd. De reus Goliath is de kampvechter van de Filistijnen, de vijanden van Israël en zijn God. Hij daagt Israël uit om tegenover hem een man te stellen die het in een tweegevecht tegen hem op zal nemen. Om een man te leveren met wie hij zijn grote kracht zal kunnen meten. Hij is zich ervan bewust dat hij hem dan gemakkelijk zal overwinnen. Daarmee zal dan ook de overwinning aan de Filistijnen zijn. Hij waant zich sterk in eigen kracht. Iedere morgen en iedere avond spot hij met Israël en zijn God. Hij ziet dat niemand uit Israël het waagt de uitdaging aan te nemen.

Daartegenover spreekt ons de geschiedenis van David, een jongeling. Hij is wel reeds tot koning over Israël gezalfd. De vervulling daarvan laat op zich wachten tot Gods tijd is aangebroken. Hij is wel aan het hof van koning Saul om hem bij te staan als boze geesten hem kwellen. Maar nu de oorlog is uitgebroken, is hij weer naar huis gestuurd.

Toch leidt Gods weg hem naar het oorlogsveld. Daar hoort hij de spottaal van de reus. Die raakt hem tot in het diepst van zijn ziel. Want Gods Naam wordt erin gelasterd. Dat wekt in hem het verlangen om, in de Naam van de Heere, de spotter de mond te snoeren en tegen de reus te strijden. Gods eer kan toch niet gedogen dat Zijn Naam door het slijk wordt gehaald? Door het geloof mag David zich verlaten op de Heere, Die voor Zijn Naam en eer instaat. Zo treedt hij, slechts gewapend met zijn herdersgereedschap, de vijand tegemoet. Deze acht het een grote belediging tegen zo’n onbetekenende tegenstander te moeten strijden. In overmoed bralt hij: “Ben ik dan een hond, dat gij tot mij komt met stokken?... Kom tot mij zo ik zal uw vlees aan de vogelen des hemels geven en aan de dieren des velds”.

Reuzenkracht of Godsvertrouwen
De maten en de uitrusting van de reus worden ons meegedeeld. Daar stelt hij zijn vertrouwen op. Hij komt tot David met een zwaard, een spies en een schild. Daarmee denkt Goliath zijn vijand te kunnen overwinnen. Sterk staat hij in eigen kracht. Dat is de grondhouding van de mens die zich zo staande houdt tegenover God en de naaste. Wat kan hij dan een macht vertonen: in de samenleving, in de politiek en zelfs in het kerkelijke leven. We vinden dit allemaal in ons innerlijk. We zoeken onze eer en handhaven onszelf. Heeft de Heere ons daaraan al ontdekt?

David leeft, door genade, uit een andere bron: “Maar ik kom tot u in de Naam van de Heere der heerscharen, de God der slagorden van Israël, Dien gij gehoond hebt”. Het is hem te doen om Gods eer. Hij wil de strijd met de reus niet aanbinden om daarmee te laten zien hoe dapper hij is, maar opdat hij gebruikt zal mogen worden voor de eer van de Heere uit te komen. Het gaat hem alleen om de Heere en Zijn grote Naam.

Goliath vertrouwt op de kracht van het geweld. Daar kon David het niet van verwachten. Saul probeert David van passende strijdmiddelen te voorzien als hij zijn voornemen bekend maakt tegen de reus te strijden. Maar David kan daar zijn vertrouwen niet op stellen. Hij vertelt de koning hoe hij een leeuw en een beer die het op zijn schapen gemunt hadden, verslagen heeft. Niet om daarmee aan te tonen dat hij heel wat in zijn mars had, maar dat de Heere wonderlijk en heerlijk helpen kan. Davids kracht is zijn geloofsvertrouwen. En dat vertrouwen heeft een vaste grond, namelijk in de belofte van de Heere dat Hij Zijn volk niet zal begeven of verlaten. Omdat Hij voor Zijn Naam en eer opkomt. Nu die Naam zo gelasterd wordt, zal de Heere zeker helpen. In dat vertrouwen legt David het harnas van Saul af. Hij veracht dat middel niet. Eerst heeft hij geprobeerd het aan te trekken, maar hij kan er niet mee overweg. Toch brengt hem dat niet in verlegenheid. Hij heeft dat harnas ook niet nodig. De Heere zal hem helpen. We weten dat hij daarin niet beschaamd is.

Eigen eer of Gods eer
Wij zullen ook wel eens moeten strijden. Soms menen we dat zelfs in de kerk te moeten doen. Ook in de politiek kunnen we ertoe geroepen worden. Maar we moeten er wel oog voor hebben voor wie we strijden. Is dat voor onszelf of voor onze groep? Vanuit ons hart zijn we daar allen toe geneigd. Eigengereidheid leeft bij ons allen. Zelfs in de heiligste verrichtingen kleeft het ons aan. Daar moeten we allen van bekeerd worden. En dat telkens opnieuw. We mogen wel gedurig bidden: “Doorgrond en ken mijn hart en zie of er een schadelijke weg bij mij is en leid mij op de eeuwige weg”. Daar is het David om te doen. Hij vertoont daarin de gestalte van de Heere Jezus Christus. Meer dan David heeft Hij gestreden voor de eer van Zijn Vader. Zodanig heeft Hij Zich ervoor gegeven, dat Hij Zijn leven ervoor over had. Opdat daardoor Zijn Vader in al Zijn deugden zou worden verheerlijkt en Zijn kerk de zaligheid zou ontvangen.

David kan erop vertrouwen dat zijn God hem geen ogenblik in de steek zal laten. Daarom spreekt hij in het geloof: “Te dezen dage zal de Heere u besluiten in mijn hand en ik zal u slaan en ik zal uw hoofd van u wegnemen; en ik zal de dode lichamen van der Filistijnen leger dezen dag aan de vogelen des hemels en aan de beesten des velds geven; en de ganse aarde zal weten, dat Israël een God heeft”. Dat geloof is verdiend door Hem, Die heeft moeten ervaren dat Zijn Vader Zijn aangezicht voor Hem verborg. Maar toch hield Hij aan Zijn God vast. Hij is daarom ook de Overste Leidsman en Voleinder van het geloof. In dat geloof treedt David Goliath tegemoet en verslaat hem. Die mare wordt alom verspreid: David heeft Goliath met een slinger en een steen verslagen. Wat is de God van Israël een groot God. Door de overwinning van David heeft God Zich een Naam gemaakt op de ganse aarde.

Strijden en stil zijn
Nog veel meer geldt dat van de overwinning die Christus behaald heeft. Daaruit mag de ganse aarde weten dat Israël een God heeft en een Held Die haar terzijde staat. Een heerlijk en machtig God, Die alle Goliaths overwint. Ja, ook de grote kosmische machten van dood, duivel en hel. Een God Die geen voorlopige overwinning geeft, maar een eeuwige. Hij heeft Zijn Kerk beloofd: “Niet door kracht, noch door geweld, maar door Mijn Geest zal het geschieden”.

Er zijn grote reuzenmachten die ervan overtuigd zijn de wereld te zullen overwinnen. Zij schromen geen geweld en zien de kleine Davids met verachting aan. Maar hun Verlosser is sterk. Niemand zal hen uit Zijn hand rukken. Alle reuzen vergaan. Het beest en zijn leugenprofeet doen er alles aan om Christus’ gemeente te overweldigen. David mag echter roemen: “Het is in de Naam des Heeren, dat ik ze verhouwen heb”. Dat is strijden en toch stil zijn. Stil tot die God die nooit beschaamd heeft, die het van Hem verwachten.

Dit artikel werd u aangeboden door: Wetenschappelijk Instituut voor de Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 oktober 2010

Zicht | 68 Pagina's

Tegengesteld vertrouwen

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 oktober 2010

Zicht | 68 Pagina's