Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Voor de Jeugd

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor de Jeugd

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Weten jullie het nog? Roeping, wedergeboorte, bekering en geloof....... We zijn nog steeds bezig met de orde des heils. We zijn toegekomen aan de behandeling van het geloof. Gods Woord zegt ons: ‘Maar zonder geloof is het onmogelijk Gode te behagen.’ ( Hebr. 11: 6) Nu is de duivel, als niemand anders, goed op de hoogte van de Schrift. Hij heeft in zijn denkfa-briek ook ‘geloof’ uitgevonden, surro-gaatgeloof. Geloof voor elk wat wils. Geloven is namelijk ‘in’. Als je een peiling zou houden in een winkelstraat met de vraag: ‘Gelooft u ook?’ Dan zouden de meesten daar ‘ja’ op antwoorden. De meesten geloven wel ergens in. Je voelt wel aan dat ik dit soort geloven niet bedoel, als schakel in de heilsorde. Toch luistert het heel nauw. De duivel zal alles in het werk stellen om jou te verleiden met zijn surrogaatgeloof. Je kent ze wel: Het historisch geloof; het tijdgeloof; het wondergeloof.

Het historisch geloof

Het historisch geloof gelooft dat de Bijbel van kaft tot kaft Gods Woord is en dat alles wat daarin staat waar gebeurd is. Zo’n iemand weet veel van de Bijbel; hij weet dat hij een zondaar is, dat hij bekeerd moet worden, dat hij Christus moet leren kennen, enz. Daar is hij bij opgevoed en in onderwezen. Op zichzelf genomen is dit niet nutteloos. Paulus spreekt koning Agrippa daarop aan. In het vuur van zijn rede zegt hij tegen de joods opgevoede koning Agrippa: ‘ Gelooft gij o koning Agrippa, de profeten? Ik weet dat gij ze gelooft.’ Toch is het bij koning Agrippa niet het zaligmakend geloof, waar Paulus hem op aanspreekt. Dat blijkt uit het antwoord dat koning Agrippa geeft. Hij zegt: ‘Gij beweegt mij bijna een christen te worden.’ Hij bedoelt niet: ‘Het scheelt niet veel of ik ben een christen.’ Agrippa bedoelt het spottend. In de zin van: ‘ Om mij tot een christen te maken is meer nodig Paulus.’ In dit ‘geloof’ zit geen leven, geen beweging, geen bekering, geen vrucht. Jakobus noemt het een dood geloof. (Jak. 2:19) Soms sidderen ze weleens voor de hel of lokt de hemel hen, maar er is geen verbroken en verslagen hart, geen zondebesef, geen droefheid naar God, geen roepen om genade, geen behoefte aan Christus. Het is ook weleens verstandsgeloof genoemd. Geloven per conclusie: ‘Ik ben een zondaar, Christus is voor zondaren gestorven, dus Hij is voor mij gestorven.’ Dat is niet het ware geloof, dat door Gods Geest gewerkt is.

Het wondergeloof

Het wondergeloof komt erg veel voor. Het is erg belangrijk om het verschil te zien tussen het wondergeloof en het ware geloof. Het bekende voorbeeld van wondergeloof vinden we in de genezing van de tien melaatsen. (Luk. 17:11-19) Deze tien mannen hadden enigermate geloof in de almacht van de Heere Jezus, ze roepen luidkels om hulp, ze geven Hem de eretitel ‘meester’, ze zijn gehoorzaam aan Zijn bevel om zich te tonen aan de priester. Onderweg worden ze genezen als ‘resultaat’ van hun ‘geloof’. Bij negen van hen blijft het bij de genezing van hun ziekte. Een van hen gaat terug om Christus de eer te geven. Wat is nu kenmerkend voor het wondergeloof, in onderscheid van het ware geloof? Het wondergeloof gelooft dat God een wonder kan doen. Vaak wordt dit begeerd onder bepaalde omstandigheden, bijvoorbeeld bij een ernstige ziekte of een financiële noodsituatie. Er wordt gesmeekt om uitkomst. Er komt uitkomst. Het wordt beleden: Er is een wonder gebeurd! Door de opmerkelijke gebedsverhoring dreigt het gevaar, dat iemand meent een kind van God te zijn. Toch is een tijdelijke uitredding nog geen bewijs van het delen in het heil van Christus. ‘ En al ware het. dat ik al het geloof had, zodat ik bergen verzette, en de liefde ( tot Christus) niet had, zo ware ik niets.’ (1 Kor. 13:2) Het wondergeloof grijpt niet de gehele Christus aan, alleen wat op het moment van pas komt. De negen melaatsen hebben wel genezing nodig, maar geen redding van zonde en schuld. Ze waren blij met de gaven, de Gever hadden ze niet nodig.

Het tijdgeloof

Het gaat hier over mensen ‘ die het Woord horen en dit terstond met vreugde aannemen’. (Matth. 13:20,21) Ze horen de preek, hun reactie is spontaan, onnadenkend, zonder de kosten te overrekenen. Ze staan gelijk in vuur en vlam. Je vindt ze niet alleen in evangelische kringen, dan zouden we ons er gemakkelijk van af kunnen maken. Het zijn ook niet altijd de ‘oppervlakkigen’ of ‘de lichten’ in de Gemeente. Het kunnen ook luisteraars zijn die zeggen dat het allemaal niet ‘zomaar gaat’. De wet grijpt hen aan, het geweten gaat spreken, er komt een zichtbare verandering, ze voelen enige kracht uit de belofte en toch......het is slechts voor een tijd. ‘Deze hebben geen wortel, die maar voor een tijd geloven’. (Luk.8:l3) Er is gebrek aan diepgang, er is geen vastheid, er zijn voedingsbronnen, er is geen kracht in. Het dringt niet door tot het hart, er is geen levend zondebesef, ze gaan niet geheel verloren, ze blijven overeind staan en missen de werkelijk overgang in Christus, er is sprake van een gedeeltelijke bekering. Langzaam sterft ‘hun leven’ af, het kwijnt weg. Het oppervlakkig zondebesef wordt flauw, hun ingebeelde Christuskennis vervaagt, hun strijd wordt koel. Uiteindelijk blijft er niets van over. Vooral als er verdrukking, spot en vervolging op af komt. (Matth.l3:6) Ze gaan zich ergeren aan de weg van Gods kinderen. Ze vallen soms weer terug in hun oude leven. De kracht van het Woord verdwijnt in hun leven. Dat is het kenmerk van het tijdgeloof. Vaak worden ze korzelig en vijandig tegenover de ware gelovigen en ook tegen een ontdekkende prediking.

Misschien vind je de bovenstaande dingen wel moeilijk en somber. Wellicht vraag jij jezelf af: ‘Wat is het dan wel?’ Daarover wil ik de volgende keer schrijven. Toch wil ik je dit zeggen, laat je niet bedriegen, laat je eerlijk behandelen. De meest liefdevolle prediking is een eerlijke prediking. Een prediking die het echte van het onechte weet te onderscheiden. Ga met al je vragen naar God en bidt met Psalm 139: 14 (berijmd):

Doorgrond m’, en ken mijn hart o HEER’!
Is ’t geen ik denk niet tot Uw eer?
Beproef m ’, en zie of mijn gemoed
Iets kwaads, iets onbehoorlijks voedt;
En doe mij toch met vaste schreden
Den weg der zaligheid betreden.’
Ontvang de hartelijke groeten van jullie vriend,

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 11 mei 2000

Bewaar het pand | 8 Pagina's

Voor de Jeugd

Bekijk de hele uitgave van donderdag 11 mei 2000

Bewaar het pand | 8 Pagina's