Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Meditatie

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Meditatie

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

"En David, als hij den engel zag, die het volk sloeg, sprak tot den HEERE en zeide: Zie ik, ik heb gezondigd, en ik, ik heb onrecht gehandeld, maar wat hebben deze schapen gedaan? Uw hand zij toch tegen mij en tegen mijns vaders huis". 2 Sam. 24 : 17.

David was de man naar Gods hart. Hij was van eeuwigheid verkoren tot de zaligheid; dat is het voornaamste. Maar ook was hij verkoren om koning te zijn over Israël; dat is een grote weldadigheid, maar tekort voor de eeuwigheid. David was een man met veel genade, een type van de meerdere David. Heeft David de oorlogen des Heeren gevoerd, deze meerdere David zal het werk Zijns Vaders volvoeren. Hij is in de stilte der eeuwigheid verkoren om het werk Zijns Vaders in de opluistering der Goddelijke deugden te verhogen, en Zijn volk te verlossen. Doch van David lezen wij dat hij in de zonden gevallen is; zie Ps. 51. Maar toch bleef hij de verkorene des Heeren, en over hem werd bevestigd: "Ik zal nooit herroepen hetgeen Ik eenmaal heb gesproken, hetgeen uit Mijn lippen ging, blijft vast en onverbroken". Hier zien wij eenzijdige Goddelijke liefde. Veel heeft David moeten mee- en doormaken. In zijn huis en in zijn koninkrijk heeft hij het ongenoegen Gods over zijn afmakingen ondervonden. Maar zijn gehele leven getuigt van de onveranderlijke trouw des Heeren. In ons teksthoofdstuk vinden wij de volkstelling beschreven. De Heere liet satan toe David te verzoeken, daar Hij oorzaak zocht, om het volk Israël te straffen om hun zonden, en David te vernederen voor Zijn aangezicht. En hoewel Joab de koning waarschuwde, kreeg het woord des konings de overhand. Joab ging uit, en na negen maanden bracht hij het getal der getelden tot David. De zonde van hoogmoed is de snoodste zonde. Die zonde is reeds in het paradijs begaan; daar wilde de mens als God zijn, kennende het goed en het kwaad. David is oud geworden en in plaats dat hij gedenkt al de weg die de Heere hem geleid heeft, verheft zijn hart zich in hoogmoed en wil hij zich verlustigen in het groot getal der mensen, waarover hij koning was. Is dit nu die David, die in Ps. 51 zo laag onder God mocht buigen? Och, David moest ook in deze weg maar leren, tot hinken en tot zinken elk ogenblik gereed te zijn. En mocht hij in Ps. 32 zeggen: "Welgelukzalig is de mens, dien de HEERE de ongerechtigheid niet toerekent", en geschiedt de rechtvaardigmaking hier in dit leven volkomen, in de heiligmaking moet geleerd worden, dat er een arme zondaar overschiet, die maar dagelijks bekeerd moet worden. Als het goed is, komen zij het gebedje niet te boven: Heere bekeer mij, dan zal ik bekeerd zijn. Maar nu, David wist het getal der getelden. Eén miljoen en driehonderdduizend, allen strijdbare mannen. Welkeen ontzaglijk leger. Nu David, al had u er tienmaal zoveel, als nu de dood komt, kunnen al die helden u dan helpen? Maar ja, laten wij ons hart er eens bij leggen: o, wat zijn wij toch geneigd om op ons goed ons betrouwen te zetten.

Wat zijn wij doorgaans rijk en verrijkt, en menen geens dings gebrek te hebben. Waar stelt de mens zijn vertrouwen al niet op?

Buiten bloed en gerechtigheid is ook alles ijdelheid en wind, waarmede men zijn vuisten komt te vullen. O, al dat vermeende goed, wat geen nut doet ten dage der verbolgenheid. Maar Davids hart sloeg hem, in de dadelijkheid werd hij bij God vandaan gedicteerd. Daar ligt David nu in de schuld voor God. Die ruim één miljoen helden kunnen hem nu niet helpen. Neen, die ontvallen hem hoor, hij kreeg met God te doen. Kent u daar ook iets van? Alles uit de handen geslagen? Ik heb tegen U, o Heere, zwaar en menigmaal misdreven? Als een vuil en walgelijk schepsel valt hij voor God in. Die stinkende hoogmoed is hem tot schuld geworden. Kent u dat ook? Bent u in uw leven weieens voor God ingevallen? Uitroepende voor het aangezicht des Heeren: Ik heb zeer gezondigd, ik heb zeer zottelijk gedaan? Eerst had Davids woord de overhand, maar nu des Heeren woord over Zijn knecht. Daar ligt de koning, voor de Koning der koningen in het stof. Koning-af geraakt. Is dat u ook al eens gebeurd? Vader en moeder af? Dominee en ouderling af? Ik heb zeer zottelijk gehandeld? Wat zijn we er toch goed mee als we eens in de onwaarde voor God mogen komen. De Heere gaat Zijn gerechtigheid openbaren. Hij zendt Zijn knecht Gad tot David, met een ontzaglijke boodschap. Zeer zware oordelen worden hem voorgesteld. Wat zal Davids hart gesidderd en gebeefd hebben. De profeet Gad is getrouw en zich bewust van zijn Goddelijke roeping en zending. Neen, hier krijgt David geen uitstel; als God komt, dan wordt het werkelijkheid. Hier gaat David evenals Jakob alleen overblijven. Bent u weieens op dat puntje terecht gekomen, dat er nog maar twee waren? Een heilig en rechtvaardig God en een verdoemelijk zondaar? Dan gaat het bang worden op aarde. De Heere gaat ijveren voor Zijn eer. Mij is zeer bange. Neen, dan blijft er geen zuchtje over. Dan moet u in de hand des Heeren vallen. Zonder uitbeding, aan de zijde Gods: Zo Hij

mij doodde, ik zal nochtans op Hem hopen. Vlak vallen onder God geeft stilte in de ziel. Het oordeel gaat door, maar God kan geen kwaad meer doen; Hij is recht in al Zijn weg en werk. Drie dagen pestilentie; zeventigduizend mannen sterven. Van Dan tot Berséba toe een Goddelijk gericht. O, wie zal toch voor Gods aangezicht bestaan.

In Israël lag het zwaar verzondigd. Maar hoe is het in ons vaderland? Dan ontbreekt het ook niet aan waarschuwingen. Maar de zonde neemt hand over hand toe; er is geen stem of opmerking meer. Wat een spotten met God en Zijn Woord, en een vertrappen van de rechten en inzettingen des Heeren.

Een geest van goddeloze onverschilligheid is allerwegen op te merken. Een jagen naar wat groots, met het loslaten van de waarheid. Wat is er toch weinig meer een sidderen en beven bij het aanschouwen der ongerechtigheid. Nog erger dan de heidenen zijn we geworden. Zonde is geen zonde meer, men raakt gewend aan het oordeel; en dat kan niet anders dan verschrikkelijke verwoesting tot gevolg hebben. Bij David kwam de engel tot boven Jeruzalem, en ijverde voor de ere Gods. En het was zeker doorgegaan, ware het niet dat eeuwige Goddelijke liefde tussenbeide kwam. Hier zal barmhartigheid gaan roemen tegen een welverdiend oordeel: Het is genoeg. David kreeg genade om op te merken; hij kreeg de schuld te eigenen en de strafte aanvaarden. Hij mocht buigen onder het Goddelijke recht: Ik, ik heb gezondigd. O, dat deze klacht toch in onze dagen eens meer gehoord mocht worden. Bij overheid en onderdaan. Dan heeft een ander het niet meer gedaan, maar dan wordt de schuld van land en volk onze schuld voor God. Maar omdat de Heere dit ook zo weinig bij Zijn volk geeft, kan men zien dat het oordeel doorgaat. Men kan heimelijk wel denken, dat het allemaal nog wel mee zal vallen, maar als de Heere komt om de zonden te bezoeken, zal het verschrikkelijk tegenvallen. Buiten ware, door God gewerkte schulderkenning kan er nooit genade zijn. Voor ons vaderland hebben we echt niets goeds meer te wachten. Dat er nog maar een haasten en spoeden mocht zijn, om geborgen te mogen worden in de Arke der behoudenis. De toekomst des Heeren genaakt, het geruis Zijner voetstappen wordt airede gehoord. Haast u, spoedt u om uws levens wil. De Heere bekere nog, eer het voor eeuwig te laat is. Hij gedenke Zijn getrouwe knechten, die zeer weinig geworden zijn en meestentijds wenende hun werk moeten doen, vanwege de verharding der mensenkinderen. Hij brenge Zijn volk op het plekje met David: Ik, ik heb gezondigd; om daar particulier nog goed mee te zijn. Nu dan, de Heere zegene de waarheid tot Zijn eer en tot ons eeuwig heil. Amen.

Dit artikel werd u aangeboden door: In het spoor

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 februari 1984

In het spoor | 22 Pagina's

Meditatie

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 februari 1984

In het spoor | 22 Pagina's