Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

RumoER om ons Psalmboek

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

RumoER om ons Psalmboek

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

Maassluis (vervolg)

De derde Mei 1777 kwam er een waarschuwing van den Baljuw, waarin een beloning van ƒ 50 werd beloofd aan hem, die de makers van de lastergeschriften kon aanwijzen. Bovendien werd het samenscholen ten strengste verboden.

De voorstanders van de korte zingtx-ant namen hier geen genoegen mee en de oproerigheid van de tegenstanders werd er niet door gedempt, want direct na de afkondiging van de waarschuwing stormden ze het raadhuis op en kregen van de stadsregering de toezegging, dat voortaan op de oude manier gezongen zou worden.

Spoedig daarop werden Kaat Persoons en enige andere vrouwen te Delft gevangen gezet. Jan van der Thuyn werd ten aanzien van een grote menigte, op wier hulp hij gerekend had, door gerechtsdienaars uit een schip aan de kade gehaald, zonder dat iemand er zich tegen vei'zette. Bij een volgende razzia wist Cornelis Ladrijven te ontkomen, maar Frans Steil en Gideon van der Kraan werden in hun huizen gevangengenomen. Arie Woutersz. en zeventig anderen wisten bijtijds onder te duiken en de volgende dag de stad te ontvluchten.

Men begreep echter heel goed, dat zo al de schuldigen gevangen gezet werden, zowel van vóór-als van tegenstanders, van de korte zingtrant, Maassluis ontvolkt zou worden en de stad ten gronde zou gaan. Vandaar, dat de Vrouwe van Maasland en Maaslandsluis, Anna Arnoldina van Boetzelaar, een algemene vergiffenis bij de Heren Staten wist los te praten met uitzondering van die voor Kaat Persoons en Jan van der Thuyn, die voor twaalf jaren, en voor Gideon van dei-Kraan en Arie Woutersz., die voor zes jaren de stad werden uitgebannen.

U ziet, geachte lezers en lezeressen, dat er heel wat rumoer om ons Psalmboek heeft plaats gehad. Het hier behandelde geeft slechts enkele grepen, maar toch meer dan voldoende om de titel van dit onderwierp te rechtvaardigen.

Nu zou men uit deze artikelenreeks de conclusie kunnen trekken, dat de voorstanders van de oude zingtrant toch veel te ver gingen in hun verweer tegen het nieuwe. Men moet echter niet vergeten, dat de invoering plaats had met de „welwillende medewerking" van de overheid. Deze toch was het, die de nieuwe berijming aan de kerk heeft opgelegd en daardoor werd de hele zaak onkei'krechtelijk. Datheens psalmen waren door de kerk ingevoerd en door de overheid er weer uitgebannen en hier zit de kardinale fout. Als dan sommige van onze gemeenten de oude psalmen van Datheen nog zingen, dan hebben ze kerkrechtelijk daarin volkomen gelijk en zijn de kerken met de nieuwe berijming kerkrechtelijk op het ver-keerde pad geraakt. Dat moet men nooit uit het oog verliezen. Of het nu gaat over de invoering van een nieuwe berijming in 1773 of overliet vluggere zingen in latere jaren, in die tijd kreeg de ovei'heid de kans haar zin door te drijven door de moderne richting, die in de kerk op kwam, te steunen. De kerkdienst werd gemoderniseerd, de oude paden werden niet meer betreden. De overheid heeft een dienende taak ten opzichte van de kerk, maar geenszins een heersende. In dat licht bezien hoeft het ons niet te verwonderen, dat de tegenstanders wel eens te ver doorsloegen naar hun kant. Want juist onder die tegenstanders scholen velen van Gods kinderen, die de ere Gods nader aan het hart lag dan al het gesol met hun Psalmboek. Maandenlang zaten sommigen van hen onveroordeeld in de gevangenis en hebben ze smaad en hoon moeten verdragen, liever dan toe te geven aan het zoete gefluit van de bedriegelijke vogelaar. Wat de duivel ook al niet aanpakt, om de wijngaard des Heeren te verderven. Maar ook hier gold het: „Ik ben met U tot aan de voleinding der wereld." Wat is dat volk in boeien rijkelijk door de Heere getroost. Een van hen schrijft: „Het was alsof God tot mij sprak: Mijn knecht, zit ge hier eenzaam? Ik ben met en bij u; Ik zal u bewaren en troosten en Mijn ogen zullen op u zijn ten goede; zijt niet bekommerd; Ik heb u uitverkoren en niet verworpen en vrees voor de listen uwer vijanden niet. Ik weet uw onschuld en daarom zal Ik u bewaren voor hun goddeloze oogmerken. Zo werd de gevangenis voor mij een Beth-El, een huis Gods en een poort des hemels." „Is God meer verheerlijkt in de as van mijn lichaam dan in mijn leven, dat zij mij dan maar verbranden."

Ik moet voor dit keer weer ophouden, maar die er meer van weten wil, leze het mooie boekje: „Bevindingsweg en gevangenschap van K. de Korte", in 1935 opnieuw uitgegeven door „De Banier."

Wee de overheid, die Gods volk de smaadheid heeft aangedaan. „Wie Mijn volk aanraakt, raakt Mijn oogappel aan."

Dit artikel werd u aangeboden door: Jeugdbond Gereformeerde Gemeenten

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 7 april 1950

Daniel | 8 Pagina's

RumoER om ons Psalmboek

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 7 april 1950

Daniel | 8 Pagina's