Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

FRAGMENTEN UIT HET DAGBOEK VAN EEN VLUCHTELING

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

FRAGMENTEN UIT HET DAGBOEK VAN EEN VLUCHTELING

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Een van de programmaonderdelen van .de + 16 bondsdag was „Dagboek van een vluchteling". Voor degenen die het nog eens willen nalezen, volgt hier de tekst. Het geheel (inkl. muzikale omlijsting) is op een kassettebandje bij het bondscentrum verkrijgbaar.

Proloog

Proloog Het is vandaag vier maanden geleden dat Sué Chang arriveerde in het vluchtelingenkamp Vinai. Het was om precies te zijn 9 januari 1981. Sué Chang is een jongen van 19 jaar.

Hij behoort tot de Hmongstam en is afkomstig uit een bergdorpje in Laos. Sué is één van de vele duizenden vluchtelingen die vanwege de kommunistische overheersing hun land hebben moeten verlaten.

Een van de zovelen. Gevlucht, omdat hij in zijn vaderland1 van zijn vrijheid beroofd werd.

Luister, want vanmorgen klinkt een stem uit het Verre Oosten.

Eén stem uit een koor van stemmen. Stemmen die in een eindeloos refrein de treurzang zingen van dood en ellende, van uitzichtloosheid en doffe berusting.

De stem van een tolk, voor jou en mij. Om ons te leren dat wij vanwege de zonde aan allerhande ellende onderworpen zijn.

En toch is er meer! Temidden van alle verdriet en hulpeloosheid mag Sué Chang ook zingen van de trouw van God.

Luister, want vanmorgen klinkt een stem uit het Verre Oosten. Luister naar de stem van Sué Chang, als hij vertolkt dat de Heere goed is.

Want: Hij maakte, Hij die heerlijk is, Zijn wond'ren een gedachtenis. Hij is barmhartig en genadig.

Fragmenten uit het dagboek

Het is alweer enkele maanden geleden dat de rust in ons dorpje ten noorden van de koninklijke hoofdstad' Luang Prabang wreed werd verstoord. Op die bewuste dag viel de Pathet-Lao ons dorp binnen. Wij behoorden tot de paria's, de verdachten. Ons volk was schuldig bevonden aan sabotage en verzetsdaden tegen de kommunistische overheersers. Er was geen uitweg meer, die morgen, Machteloos moesten we toezien dat 24 van onze vaders ter plaatse werden gedood. Ook mijn vader was erbij Ook hij stierf, mijn vader

Onze ouden, onze moeders en zussen werden met rust gelaten. Maar, alle jongens uit het dorp werden meegevoerd, naar het heropvoedingskamp. Ook ik was daarbij.

Vandaag, nu ik dit schrijf, is het alweer drie maanden geleden dat ik in dit kamp arriveerde.

Drie maanden zijn er voorbij, sinds dat verschrikkelijke gebeuren. En groot is mijn verlangen naar de vrijheid.

Groot is het heimwee in mijn hart naar de tijd dat ik nog bij mijn familie woonde. In ons rustige bergdorp. Naar de tijd dat ik met vader op het land werkte.

Mijn vader! Vertel mij nogeen's de verhalen van lijden en vervolging.

Vertel mij toch de verhalen die de zendelingen jullie vertelden, lang geleden. Zo graag zou ik het verhaal nog eens horen. Dat wond're verhaal van de wolk-en vuurkolom. Als een licht in de nacht....

Maar mijn vader, je leeft niet meer. En het is nu zo donker om mij heen. De God van mijn vader wordt in dit kamp

niet geëerd. Telkens weer probeert men mijn geest te breken.

Het gebeurt nu al weken achtereen dat ik elke dag bij één van de kampleiders moet komen. De God van mijn vader wordt door hen gehoond.

En het is zo donker om mij heen.

Vandaag heb ik een wonderlijke ervaring gehad.

Eén van de bewakers heeft mij verteld over de God' van mijn vader. Hij is christen en vertelt aan de gevangenen over God in de hemel, en over Zijn Zoon.

Hij heeft ons verteld over een mens, van God gezonden, wiens naam was Johannes. Deze kwam om van het licht te getuigen, opdat wij door Hem geloven zouden.

Het was als een lichtstraal in de duisternis. Het is nü niet meer zo donker om mij heen.

Het is nu enkele dagen geleden dat ik het verhaal van het Licht gehoord heb. Telkens weer klinkt het in mijn hart: het Licht schijnt in de duisternis, en de duisternis heeft het niet begrepen.

Ook ik ben zo vol duisternis. Het is donker om mij heen. Het is donker in mijn hart. Een stikdonkere nacht.

Ik zal het Licht niet meer zien. Ik moet sterven.

De bewaker die mij vertelde van de God van mijn vader kwam het mij vertellen. Hij stond vannacht op wacht en heeft de gesprekken van de kampleiders gehoord.

De kampleiders hebben besloten om mij te doden.

Ik ben niet geschikt om mee te werken aan de heropbouw van mijn land. De bewaker, ik ken zijn naam niet, wil mij helpen, deze nacht. Om te vluchten uit het kamp. In deze nacht vouw ik voor het eerst mijn handen. Welke zonden ik heb bedreven, Heere wil ze mij vergeven. O, Heere hoor naar de stem van mijn smekingen.

Die nacht was anders dan alle andere nacnien. in die nacht was er licht.

Een helder licht. Als een wolk-en vuurkolom. De God van mijn vader heeft mij geholpen.

Ik ben gevlucht en God wilde voor mij zorgen, deze nacht.

Ik ben nu al enkele weken op weg naar de vrijheid.

Ik ben niet meer alleen, want enkele dagen nadat ik gevlucht ben kwam ik terecht bij een groep van ongeveer 300 mensen, uit verschillende bergdorpen. Zij waren net als ik op weg naar de vrijheid.

Overdag durven we niet verder te gaan, alleen 's nachts trekken we verder. Niet over gebaande wegen, maar door het oerwoud. Want als we gezien worden kost het ons leven.

Toch gaan we verder, op weg naar de vrijheid.

We moeten wel, om ons levens' wil.

Vier weken zijn we nu al onderweg. Bijna 200 km te voet door het oerwoud, in de nacht.........

Onze groep is één keer opgemerkt, 't Was op een namiddag, om ongeveer vier uur. Plotseling werden we gesignaleerd door een helikopter van het leger.

Drie keer vloog de helikopter heel laag over ons heen, totdat de piloot zeker wist dat wij Hmong-vluchtelingen waren. En toen kwam de vierde keer. Ineens werd er een gigantische witte wolk uit de helikopter gespoten. We wisten niet wat er gebeurde.

Maar plotseling plotseling begon er een aantal van ons te bloeden, uit neus, oren, ogen. Er waren er die meteen stierven. Nooit meer zal ik deze verschrikking vergeten........

Van onze groep van driehonderd mensen bleven er bijna 100 achter in het oerwoud.........

Het is nu donker om mij heen. Het is donker in mijn hart.

Groot is het verlangen naar het Licht in deze duist're nacht.

Vanwaar zal mijn hulp komen? Het is middernacht als we de oever van de Mekong-rivier bereiken. Daar aan de overzijde... Daar is de vrijheid! Maar de Mekong is een brede rivier. En het water stroomt snel.

Zwemmend zal ik de overkant nooit; bereiken. Mensen van een bergstam hebben immers nooit geleerd hoe ze een rivier kunnen oversteken. Maar hoe zullen we de overkant bereiken?

Tegen de ochtend besloten we onze groep te verdelen in kleine groepen...

Overdag hielden we ons schuil en tegen de avond maakten we met een groepje van 12 mensen een vlot van bamboestengels. We moesten de overtocht wagen.

We hadden geen keus meer. Het was óf sterven in Laos, óf verdrinken in de rivier óf de vrijheid!

Opnieuw riep ik tot de God van mijn vader. Heere, hoor naar de stem van mijn smeking, en. Heere, red mij in deze donk're nacht.

Vanuit de donkere hemel plenst de regen neer, deze nacht.

Voorzichtig trekken we naar de oever van de rivier. De mannen lopen voorop, ze zeulen een groot bamboe-vlot mee.

Daarachter lopen de vrouwen en kinderen, nauwelijks zichtbaar in het nachtelijk duister. Ze houden elkaar vast.

Er wordt af en toe gefluisterd. Hardop praten is verboden, want dat kan op de rivier gehoord worden.

Af en toe is een lichtflits te zien van een patrouilleboot.

Als we gehoord worden kost het ons leven.

Ons wankele vlot wordt op het water geschoven. Het dobbert hevig op de woelige rivier. Terwijl de mannen het vlot dicht tegen de oever houden, kruipen de vrouwen en kinderen erop.

En dan gaan de mannen er bij. Ook ik was er bij

Er is droefheid in mijn hart. Ik ga mijn vaderland verlaten, voor altijd. Het land van mijn volk. Het land van mijn vader. En ik ga een onbekende toekomst tegemoet.

Groot is het verlangen naar het Licht in deze donk're nacht.

Halverwege de rivier gebeurde het ongeluk. Ons vlot klapte met een enorme

vaart tegen een rotsblok en sloeg om. In radeloze angst greep ik een stuk van ons vlot. Ik werd door de golven meegesleurd, in deze donk're nacht.

Als door een wonder bereikte ik de overkant van de rivier. Op sommige plaatsen is de Mekong-rivier ondiep, vanwege de vele zandbanken en rotsblokken. Dicht bij een bocht in de rivier kon ik me overeind houden. Worstelend tegen de zuigkracht van het water bereikte ik eindelijk de oever.

Toen de dag aanbrak regende het niet meer.

Doelloos liep ik landinwaarts. Tot een Thaise grenswacht mij opving. Toen begreep ik pas dat ig de vrijheid bereikt had. Ik was gered! Ik leefde!

Het was een onbegrijpelijk wonder. Diep in mijn hart wist ik dat de God van mijn vader, de God van hemel en aarde, mij bewaard had.

Ik ben nu alweer enkele dagen in het vluchtelingenkamp dat voor velen van mijn volk een toevluchtsoord, is. Nu ik de gebeurtenissen van de laatste dagen opschrijf in mijn dagboek klinkt in mijn hart een eindeloos refrein. Een refrein van de treurzang over zoveel ellende. Velen van mijn volk hebben de vrijheid niet bereikt. Ook van onze groep zijn er velen vermist. Met 300 mensen vertrokken we, slechts 48 zijn er in dit kamp aangekomen........

Het is vandaag vier maanden geleden dat ik, Sué Chang, arriveerde in het vluchtelingenkamp Vinai.

Het was om precies te zijn 9 januari 1981. Het was een donkere nacht toen ik in dit land kwam...

Het was donker om mij heen En het was donker in mijn hart. Veel heb ik echter geleerd, in maanden.

Er zijn mensen in dit kamp die met mij gesproken hebben over de God van mijn vader en over Zijn eniggeboren Zoon. Nu weet ik ook zeker dat het deze God was die mij bewaard heeft. Zijn naam is heilig en geducht.

Hij maakte, Hij, die heerlijk is. Zijn wond'ren een gedachtenis, Hij is barmhartig en genadig.

Vaak heb ik verdriet: Als ik denk: aan mijn vader. Hij leeft niet meer. Als ik denk aan mijn moeder, mijn broers en zussen.

Leven zij nog? Ik weet het niet Ook de toekomst is nog vaak donker. Maar, er is één sterk verlangen in mijn hart.

Een verlangen om dat Boek te bezitten, dat vertelt over Hem die het Licht des levens is. Om Hem te leren kennen die de Zon der gerechtigheid is.

Dan vouw ik mijn handen, in deze nacht. Welke zonden ik heb bedreven, Héére wil ze mij vergeven.

O, Heere hóór, naar de stem van mijn smekingen.

Dit artikel werd u aangeboden door: Jeugdbond Gereformeerde Gemeenten

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 26 juni 1981

Daniel | 28 Pagina's

FRAGMENTEN UIT HET DAGBOEK VAN EEN VLUCHTELING

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 26 juni 1981

Daniel | 28 Pagina's