Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De Liturgie vraagt de aandacht IV

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Liturgie vraagt de aandacht IV

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

De elementen voor onze liturgie

Eén van de verschillen van de kerk van het O.T. met die van de Nieuwe bedeling is dat de eerste wél maar de laatste nièt ontvangen heeft een vast model voor de eredienst. Toen Mozes opdracht kreeg tot de inrichting van de tabernakeldienst, ontving hij de nadrukkelijke waarschuwing: zie toe, dat gij het alles maakt naar het voorbeeld dat u op de berg getoond is. Daar mocht niet van afgeweken worden.

In het N.T. zullen we een dergelijk afgerond voorschrift nergens vinden. We moeten het daar doen met enkele trekken, die ons duidelijk worden uit mededelingen omtrent het leven van de eerste christelijke gemeente. En deze gegevens zijn betrekkelijk schaars. Waar nog bijkomt dat ze ons niet gegeven worden als een nieuwe wet, die voor allen en altijd geldt.

Wel zien we dat het voor de gemeente onmisbaar geacht wordt dat zij haar samenkomsten heeft. Telkens vinden we dat men „tesamen” is of dat men „bijeen” is. Dit is een levensuiting der gemeente. Vandaar de opwekking de onderlinge bijeenkomsten niet na te laten. Er gaat dan wat haperen aan de levensfunctionering. Het moet juist in deze „bijeenkomsten” uitkomen, wat het formulier voor het H. Avondmaal zegt: „dat wij allen één lichaam zijn en dit niet alleen met woorden, maar ook met de daad jegens elkander bewijzen”. En daar behoort ook het bij-één-komen toe. Zo bewijzen we onze gehoorzaamheid aan den Heere; zo belijden wij tesamen Zijn Naam; zo zoeken wij de gemeenschap met den Heere en met elkander tot wat het N.T. noemt de „stichting”; te verstaan als de opbouw van- en met elkaar tot het waarlijk „gemeente” zijn, Gaan we nauwkeurig de gegevens van het N.T. na, dan moeten we toestemmen wat Prof. Lekkerkerker eens geschreven heeft: „Wij krijgen de indruk dat de eerste gemeente in haar samenzijn zich door de behoefte van het ogenblik liet leiden, geen vaste vormen had, zich onderling versterkte door onderricht, gebed, gezang en een maaltijd.”

Ik zou daar nog aan toe willen voegen dat men daar ook niet kende de leiding door één persoon die geheel de dienst verzorgt. Er was ook plaats voor wat men zou kunnen noemen „de inbreng” van de gemeente. Men zie hiervoor b.v. 1 Kor. 14 en lette dan vooral ook op het instructieve slot (vrs. 40). „Laat alles betamelijk en met orde geschieden!”

Het Woord moet open

Eén van de belangrijke elementen in de eredienst van het N.T. is dat het Woord Gods open valt en gehoord dient te worden.

Allereerst moet hier dan gedacht aan de LEZING van het Woord in de gemeente. Aanvankelijk had de zendingsprediking de gemeente bijeengeroepen door de kracht des Geestes. Vandaar dat b.v. het boek Handelingen herhaaldelijk zegt dat het Woord Gods wies, de overhand kreeg en aangenomen werd. De gevestigde gemeente kreeg, in een later stadium vooral, het gelezen Woord te horen. In Openb. 1 : 3 lezen we nadrukkelijk: Zalig hij die VOORLEEST en zij die horen enz. En in Coll. 4: 16 wordt over het lezen van de apostolische brieven gesproken.

De SchriftLEZING dient dan ook altijd een wezenlijk onderdeel van de samenkomst der gemeente te zijn. De PREDIKING zal altijd ondergeschikt moeten blijven aan het gehoorde Woord Gods. Het gelezen Woord wordt niet door de prediking Gods Woord. Het is dit in zichzelf en dat moet in de lezing van het Woord uitkomen. Er wordt maar niet alleen uit de Bijbel gelezen in de kerk om de preektekst aan te duiden. Het lezen van het Woord op zichzelf is een belangrijk onderdeel van de liturgie.

Vreemd was dit element voor de eerste kerk niet. Vooral niet voor de jodenchristenen. In de synagoge was het een hoofdbestanddeel van de dienst, de schriftlezing. Men denke aan de voorbeelden van Jezus en van Paulus.

Deze lezing wil héél het Woord aan het woord doen komen. De wet. de profetie en het evangelie krijgen er een plaats in.

De prediking, die wij wel eens teveel als het een en het al in de dienst zijn gaan zien, dient dan ook om de gemeente het Woord Gods te doen verstaan in al zijn rijkdom en betekenis voor geloof en leven. Over de wijze waarop zij dat heeft te doen. spreek ik hier nu verder niet. Dat is een onderwerp op zichzelf.

De gemeente dient in het horen naar lezing en prediking haar geloofsgehoorzaamheid te betonen, omdat zij beseft dat het geloof uit het gehoor is.

Teken en zegel

Een tweede onmisbaar element in de opbouw van de liturgie is de bediening en het gebruik van de sacramenten. Het kerklatijn heeft ons het vreemde en moeilijk verstaanbare woord „sacrament” gebracht. Mooi zegt de catechismus dat wij in de sacramenten te doen hebben met „tekenen en zegelen van God ingezet, opdat Hij ons, door het gebruik daarvan, de belofte van het evangelie te beter zou doen verstaan en verzegelen”. Elk van de met zorg gekozen woorden van dit belijden bevat een schat van gedachten. De gemeente zal er wel bij varen wanneer zij deze woorden in hun zakelijke betekenis verstaat en beleeft.

Het formulier tot bevestiging van predikanten bedoelt het wel goed als het spreekt over de „bijkomende” bediening van de sacramenten, maar geeft toch teveel de indruk dat het maar aanhangsels zijn. lammer genoeg heeft de gemeente het veel in deze zin verstaan. De preek leed er maar onder, wanneer het dopen was b.v.! Zo sprak men soms.

Calvijn wist het beter toen hij zei, dat God de Heere in de sacramenten spiegels der genade gegeven had. En de belijdenis zegt dat wij deze hard nodig hebben om onze „grovigheid en zwakheid”. God de Heere komt tot ons in de sfeer der aanschouwelijkheid, opdat wij zijn spreken en de inhoud daarvan te beter zouden verstaan en wij een pand van de waarachtigheid Zijner woorden zouden ontvangen. Daarom behoren deze bijzondere gaven Gods in de samenkomst der gemeente de haar toekomende plaats te ontvangen bij en in aanslutting aan het Woord. Het zijn geen zelfstandige grootheden. Zij zeggen ook niet iets anders dan het Woord maar zij zeggen het op ANDERE WIJZE en willen zo het geloof versterken.

Het OOG van de gemeente moet dan ook ten volle op het sacrament als zodanig gericht zijn. De tekenen zelf, met de van God gegeven woorden der inzetting, zijn hier genoeg. Andere woorden van de liturg of zijn zegenende gebaren zijn hier beslist overbodig. Jammer genoeg zijn er velen die dit juist „mooi” vinden! Uiteraard houdt de kerk. die bij het Woord leeft, zich aan de twee tekenen, die God de Heere voor ons nodig keurde, de heilige doop en het heilig avondmaal. Wassing en maaltijd spreken elk op eigen wijze van Gods grote en onverdiende heil! De gemeente des Heren in haar huidige, aardse, situatie zou heel veel armer zijn wanneer zij deze tekenen en zegelen van God zelf miste. Daarom vragen ze hun rechtmatige plaats in de samenkomst der gemeente.

Dienst der gebeden

Wie het boek Handelingen leest vindt daar telkens gewag gemaakt van het gebed. De kerk toont het onderwijs des Heeren en Zijn voorbeeld verstaan te hebben: zij zoekt contakt met God de Heere in haar gebeden. Geen wonder dat de Brieven opwekken tot het: Bidt zonder ophouden. En dit is hier niet maar tot personen gezegd — dat ook — maar ook tot de gemeente.

Het gebed dat de Heere Christus gaf in het z.g.n. „Onze Vader” is ook te zien als een gebed der gemeente, die het voorrecht kent God haar Vader te weten in Christus.

Hoewel niet valt aan te wijzen dat de eerste gemeente in haar samenkomsten dit gebed gebruikte is toch moeilijk te denken, dat zij dit geen plaats zou hebben gegeven in haar zoeken van het aangezicht des Heeren.

Het is vanzelfsprekend dat de gebeden hun stempel ontvangen van de situatie en de gesteldheid waarin zij worden opgezonden. Hier is plaats voor de SCHULDBELIJDENIS, voor de SMEKING, voor de LOFVERHEFF1NG en de DANKZEGGING al naar de wisseling van het leven. Ook nu zullen deze tonen van het gebed gehoord worden waar ’t volk vergaderd is.

Er liggen rondom deze dienst der gebeden vele vragen uit het verleden en voor het heden. Heeft één voor allen gebeden; er is om beurten gebeden of heeft men het gemeenschappelijk gedaan?

Zat men, knielde men of stond men of deed men het gevariëerd? Kende men het vaststaande gebed of gebruikte men het vrije gebed of mogelijk beide? De gegevens uit de Schrift en uit de geschiedenis geven hier niet veel houvast. Wel krijgen we de indruk dat ook hierin veel vrijheid was. Het ging om de stichting. de opbouw van de gemeente en haar leven.

Daarom kunnen deze vragen ook thans een verschillend antwoord in de praktijk vinden. Wij moeten dan ook niet menen, dat wij in onze vormen alle mogelijkheden die hier liggen uitgeput hebben. De liturgie zal hier ook telkens de weg moeten zoeken tussen een formalistische verstarring en een bandeloze willekeurigheid, waarbij deze beide uitersten zeker vermeden moeten worden.

Het gezang

Dit onderdeel van de eredienst is uit het O.T. mee overgegaan in het Nieuwe. Toen was het vooral een bepaalde priesterdienst om den Heere te loven met het lied; deze dienst is echter nu overgegaan op de gemeente. Het is nu onder ons zó dat eigenlijk alleen in het gezang de gemeente aan het woord komt.

Nu ligt er in het gezang een rijke mogelijkheid. Het komt als het ware dieper weg en klimt hoger op dan het gewone woord. Het is of onze geest in het lied gevleugeld wordt.

Ook hier liggen weer vragen. Wat moet (mag) er gezongen worden; met of zonder begeleiding; hoe dient er gezongen? Is hier een taak voor geschoolde zangers (essen), een koor dus, of moet de stem der gemeente klinken? Er zou veel over te zeggen zijn hoe in verleden en heden deze vragen beantwoord werden. Een voorschrift hebben wij hier niet. Evenmin is precies duidelijk WAT hier de eerste gemeente zong. In 1 Kor. 14: 26 is sprake van psalmen, hymnen en oden. Zeker is dat hier variatie is maar welke? Zong men O.T. psalmen of gaf de Geest inspiratie tot nieuwe psalmodie ?

De Reformatie liet de GEMEENTE weer zingen. Terecht. Calvijn gaf de kerk de psalmodie terug.

Ook kwamen berijmde Schriftgedeelten in ere. Voor het vrije lied was de Calvinistische reformatie wat schuw en niet zonder reden. Zij vreesde dat menselijke bedenksels, op de lichte voeten van het lied, gemakkelijk de gemeente veroverden.

Calvijn liet de gemeente ook de wet zingen wat liturgisch fout was. Zij wordt TOT haar, niet dóór haar gesproken. Zij kan er wel op antwoorden met haar zang. De „vaderen” wilden de gemeente haar belijdenis doen zingen en berijmden de Twaalf Artikelen. Op zichzelf een zeer juiste gedachte, maar de berijming van Ghijsen, die wij hebben, streelt gereformeerde oren nu niet bepaald.

„Dordt” was consequent en schrapte alle niet-schriftuurlijke liederen w.o. ook de Avondzang, een verre herinnering aan een prachtige hymne van Ambrosius. Wij hebben hem weer, maar in bewerking van Ghijsen.

En de psalmen? Voldoet onze berij-ming? Hoeveel zingen wij er werkelijk? Buiten onze kerken „beproeft” men allerlei „proeven”. Waar loopt dit op uit? Maar gezongen moet er. Ook hier blijft de liturgie de aandacht vragen.

Het offer

Anders dan onder het O.T. kent ook de kerk van het N.T. het offer. Er wordt weinig gezegd in de N.T. openbaring, over wat wij thans het offer noemen, n.l. het offer in geld. Er is meer sprake van het offer van zichzelf, een levende offerande. Ook het brengen van de varren der lippen, de belijdenis van de Naam des Heeren; ook van het plengoffer, het storten van zijn bloed als martelaar. Daarnaast heeft ook het geldelijk offer vooral voor de behoeftigen een plaats, de behoeftigen dan in eigen gemeente, maar ook voor kerken in andere gewesten. Het Kruis en de munt worden geestelijk verbonden. Met onze vele „zakjes” zijn (of waren) we niet op het rechte spoor. Het „ene offer” lijkt er beter op. Jammer dat er nog angstig bij gecontroleerd moet worden of wij „het wel halen”.

Ook hier vraagt de liturgie blijvende aandacht.

Maar bouwstenen zijn er. Het komt op de bouw aan opdat alles „betamelijk en met goede orde” geschiedde. Een volgende keer nog iets anders tot slot.

Dit artikel werd u aangeboden door: Christelijk Gereformeerde Kerken

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 oktober 1964

Ambtelijk Contact | 16 Pagina's

De Liturgie vraagt de aandacht IV

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 oktober 1964

Ambtelijk Contact | 16 Pagina's