Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Daniël als voorbidder

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Daniël als voorbidder

Wat ie voorbidden?

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

Wat is het een voorrecht, jonge vrienden, als je door Gods Geest mag leren bidden. Van onszelf kunnen we dat niet. Maar nu is voorbidden nog heel iets anders. Een voorbidder is iemand die door de Heere verwaardigd wordt niet alleen eigen noden aan de genadetroon op te dragen, maar die ook de noden van anderen mag gevoelen en opdragen. Dat is een rechte voorbidder.

Wat ie voorbidden?

In de Bijbel komen we verschillende van zulke voorbidders tegen. Denk maar eens aan Mozes, hoe hij bij de Heere smeekt voor Israël. Of denk aan Samuël, die op Gods hoog bevel, biddend was voor zijn volk als een hemeltolk. En aan Abraham die voor Sodom en Gomorra bad. En wat te zeggen van Daniël, die in het verre Babel zuchtte tot God. En toch, hoe treffend deze voorbidders de noden van hun volk mochten opdragen, hoe groot het voorrecht was dat de Heere zulke voorbidders gaf, zij zouden nooit verhoord zijn, als er niet zou zijn die Grote Voorbidder in de hemel: de Heere jezus Christus. Is Gods Geest de gehedskracht van elk waar gebed, Christus is de gebedsgrond! En nu zouden al die voorbidders nooit verhoord kunnen worden, als Christus er niet zou zijn met Zijn voorbede. Daarom wijzen alle voorbidders in het Oude Testament ten diepste heen naar dé grote Voorbidder: Christus.

Daniël als voorbidder

Daniël als voorbidder "was een type van Christus. Wat wees hij schaduwachtig heen naar de komende Messias. Wat een treffende overeenkomsten zien wij in zijn leven en gebed met de grote Bidder in de hemel voor Zijn Kerk. We zien echter ook een paar grote verschillen. Let maar eens op. Eerst kijken we naar de overeenkomsten, dan naar de verschillen.

Daniël als getrouwe voorbidder

Daar ligt hij op zijn knieën, driemaal daags. Met open vensters naar Jeruzalem. Daar lag immers de verwoeste tempel. Daar was weleer op het altaar het bloed gesprengd. En dat had Daniël geleerd, dat er zonder bloedstorting geen vergeving mogelijk is. Dat ook vervulde zijn ziel met smart, dat Jeruzalem, de tempel Uwer altaren, verwoest was door die geweldenaren. En al kostte het Daniël zijn leven, al kwam hij erdoor in de leeuwenkuil, bidden deed hij.

Voor Zijn volk. Voor de Kerk. En het kostte hem zijn leven, maar hij was getrouw tot in de dood. Maar hij werd wél gespaard. Midden in de leeuwenkuil. En daar komt nu zo'n verschil: Christus werd niet gespaard! Wat een getrouwheid had Christus in het bidden, in het voorbidden. Wat heeft Christus een nachten doorgebracht in het gebed op de Olijfberg. En dat voor vijanden. Zelfs aan het vloekhout bidt hij nog: „Vader, vergeef het hun, want zij weten niet wat zij doen". Die grote Voorbidder werd niet gespaard. Hij gaf Zijn leven tot een rantsoen.

Jongens en meisjes, even een persoonlijk vraag: hoe staat het met het geregelde, op vaste tijden je knieën buigen? Dat gebeurt toch nog wel?

Ook als je 's avonds moe bent, of het zo druk hebt, of als je gewoon geen zin hebt om te bidden? Want dat is het vaak ten diepste. Wat erg als het buigen van je knieën in de binnenkamer wordt nagelaten, tot eeuwige schade van je ziel!

Daniël in het eigenen van de schuld van zijn volk

Misschien zeg je wel: daar heb je nu zo'n term: 'eigenen van de schuld'.

Wat betekent dat nu voor mij? Wel, lees maar mee in Daniël 9:5 „WIJ hebben gezondigd". En nu gaat het vooral om dat ene woordje WIJ. Niet ZIJ. Niet een ander. Of dat volk! Nee, Wil! Onderstreep het maar. Zijn eigen persoonlijke zonden, die overigens niet eens in Gods Woord genoemd worden. Die éérst. Maar ook de zonden van zijn volk! De Kerk in die dagen. Hun zonden worden Daniëls zonden.

En dat betekent nu het 'eigenen' van de schuld. Dan sta je niet boven een ander, nog niet er naast, maar eronder. Begrijp je? Hoor hoe Daniël bidt. Smeekt, roept. En gebukt gaat onder

de last van de zonden. En schuldbelijdenis doet. Ontroerend! De zonden drukken hem, bedroeven hem. En hij belijdt ook de zonden van zijn volk, ja van de Kerk. „Wij hebben gezondigd en hebben onrecht gedaan en goddeiooslijk gehandeld en gerebelleerdbij ons is de beschaamdheid der aangezichten, wij hebben niet gehoord

Maar hoor niet alleen hoe Daniël bidt. Hij bad als zondaar voor zijn schuldige volk. Maar hoor bovenal hoe dé Voorbidder voor Zijn Kerk bidt. Zelf onschuldig. Rein. Zonder zonde. Smetteloos. Hij heeft geen onrecht gedaan. Niet goddeloos gehandeld en gerebelleerd. En toch: beladen met de zonde en schuld van Zijn Kerk. Hij, Christus, heeft de schuld van Zijn kinderen op Zich genomen. GE-EIGEND. Wat een wonder. Hij, zo schrijft Paulus in de Galatenbrief, een vloek geworden voor ons. Bovendien: Daniël eigende door genade de schuld, maar hij kon geen enkele zonde verzoenen. Maar Christus eigent niet alleen de schuld, neemt niet alleen de schuld op Zich, maar verzoent de schuld van Zijn Kerk ook, met Zijn dierbaar bloed.

Daniël in zijn liefde tot zijn volk

Wat was Daniël bewogen met zijn volk. Wat smeekt hij ontroerend voor hen. Maar de grote Voorbidder heeft Zich doodgeliefd voor Zijn volk. Zijn bloed gestort, Zijn leven geschonken. Daniël was balling in een vreemd land, ten diepste toch ook om zijn zonde. Maar Christus werd vrijwillig vreemdeling, balling op deze vervloekte aarde. Hij onschuldig, voor een schuldig volk. Ik bij God vandaan, opdat gij, nimmermeer van God verlaten zou worden. Wat een onuitsprekelijke liefde voor Zijn volk.

Daniël in zijn bui gen onder Gods recht

Daniël mag belijden dat hij en zijn volk alles verzondigd hebben. En als de Heere nooit meer naar hem zou horen, dan is dat recht. Hij voelt het: „Uw doen is rein, Uw vonnis gans rechtvaardig". Hij kan geen woorden genoeg vinden om zichzelf bij de Heere aan te klagen. Vele malen belijdt hij dat hij en zijn volk alles verzondigd hebben. Hij kan niet diep genoeg bukken voor de Heere. Hij mag de Heere toevallen en een welgevallen hebben aan de straffen van zijn ongerechtigheden. Lees hoofdstuk 9 van het boek Daniël nog eens rustig door. Wat een ootmoed, wat een onwaarde, jongens en meisjes, hebben jullie door genade daar ook iets van mogen leren kennen? Als je daar iets van mag beleven, mag je God Gód laten. Dat is een groot genadewonder. Dan hoeft de Heere niet meer te doen, wat ik zo graag wil. Maar dan is het goed wat de Heere doet. Dan gaat de mond dicht en komt er een zwijgen. Een bukken en buigen onder de Heere. Wat een bevoorrechte voorbidders zijn dat. En deze gezegende vrucht van genade kan de Heere nu alleen schenken, omdat de grote Voorbidder, Christus, zo volkomen buigen zou onder het recht van Zijn Vader, zo volkomen aan Gods recht zou voldoen, ja, ook in Daniëls tijd ten diepste al had voldaan, omdat het Lam Christus niet voor het eerst geslacht is op Golgotha, maar van vóór de grondlegging der wereld in de Raad des Vredes.

Daniël en zijn pleitgrond

Hoe smeekt en worstelt en roept en bidt Daniël. Wat doet hem toch volhouden? Wat houdt hem toch bezig? Waar horen we hem zo hartgrondig om smeken? Terwijl hij gelijktijdig doorleeft alles verzondigd te hebben? O, jongens en meisjes, dat is nu het geheim van elk waar gebed en van elke door de Heere gewerkte zucht. We lezen de inhoud van zijn gebed zo duidelijk in Daniël 9:1 7 „En doe Uw aangezicht lichten over Uw heiligdom dat verwoest is; om des Heeren wil". En in vers 19 „O Heere, hoor, o Heere, vergeef, o Heere, merk op en doe het, vertrek het niet, om Uws Zelfs wil, o mijn Cod! Want Uw stad en Uw volk is naar Uw Naam genoemd".

Het gaat Daniël om het Licht van Gods aangezicht. En om de herstelling van het heiligdom (de verwoeste tempel in Jeruzalem). Het gaat hem ook om de vergeving van schuld! En ten diepste gaat het Daniël om de eer van God. Om de deugden van God! Want Uw stad, zegt Daniël, is naar Uw Naam genoemd. Het doet Daniël onbeschrijfelijk veel leed dat Gods huis in Jeruzalem, de tempel, nu reeds 47 jaar geleden verwoest is, terwijl het lijkt of er nooit meer iets gebeurt. Het lijkt of de wederopbouw van het Codshuis, de tempel, nooit weer zal geschieden. Zouden Zijn beloftenissen, immer haar vervulling missen? Dat die wederopbouw verzondigd is, dat voelt en doorleeft Daniël. Want de Heere onze Cod is rechtvaardig in al Zijn werken. Maar dat Gods Naam gelasterd wordt. Dat weegt hem het zwaarst. Wat zult Gij dan met Uw grote Naam doen? En nu mag Daniël om behoud voor Zijn volk smeken enkel en alleen op grond van Gods barmhartigheden, om Zijns Zelfs wil. Want wij werpen onze smekingen voor Uw aangezicht niet neder op onze gerechtigheden, moor op Uw barmhartigheden, die groot zijn.

In Daniël ligt geen grond voor gebedsverhoring en ook niet in het volk. Maar eeuwig wonder, er is een welbehagen. Gods barmhartigheden. En in dat welbehagen heeft de HEERE als de Verbondsgod Zélf voor een gebedsgrond willen zorgen. In Zijn lieve Zoon.

Kende dan Daniël de Christus al? Zou er ooit een kind des Heeren ook in het Oude Testament geleefd en gestorven zijn zonder Christus te kennen? Ze hebben Hem door het geloof van verre gezien en omhelsd en hebben beleden dat ze gasten en vreemdelingen op de aarde waren. Daniël heeft die deugden Gods zo lief gekregen en het smart hem dat Gods Naam ontheiligd zou worden.

En nu zegt hij als het ware: „Heere, om ons kunt U het nooit meer doen. Maar doe het dan om Uws Zelfs wil". Uw barmhartigheden, en om des Heeren wil. En dan zeggen onze kanttekenaren zo treffend: „Om des Heeren CHRISTUS wil"!

En kreeg Daniël de deugden Gods zo lief, gezegende voorbidder. Wat heeft de grote Voorbidder de Heere Jezus die deugden Gods toch oneindig veel meer lief gehad. Hij heeft er Zijn hemelse heerlijkheid om verlaten, Hij heeft zichzelf vernietigd om die deugden Gods weer op te luisteren. Dat was Zijn eerste en hoogste doel: de deugden Gods weer te herstellen. Daar gaf Christus Zijn bloed, Zijn leven, ja alles voor.

En nu mocht Daniël als een onwaardige zien op de deugden van God en heilig pleiten op de verdiensten van Christus. Maar anders ligt dat bij de Voorbidder Christus Zelf. Hij, zo zegt Hellenbroek in zijn vragenboekje treffend, draagt Zijn verdienste gedurig voor aan de Vader en eist daarop de zaligheid van de Zijnen (johannes 1 7:24). Zo is Hij heilig eisend biddende voor het aangezicht van Zijn Vader. De Voorbidder in de hemel bidt op grond van Zijn aangebrachte gerechtigheid. Altijd. Zonder ophouden. Wat wordt dat een wonder voor een volk dat niet meer kan bidden, niet meer durft bidden en soms zelfs niet meer wil bidden. De Voorbidder bidt. Als Hij 'Amen' zegt, houdt de wereld op te bestaan. Dan vergaan de elementen brandend. Omdat Hij nog bidt, kunnen wij nog bekeerd worden. O, vraag toch of je in Zijn voorbede begrepen mag liggen. Daar komt alles op aan.

Daniël en de verhoring van zijn gebed

Terwijl Daniël nog bidt, krijgt hij antwoord. De engel Gabriël wordt door de Heere gezonden (vers 21). Eer zij roepen, zal Ik antwoorden. En de verhoring is nog veel groter dan waar Daniël om had gevraagd. Want niet alleen vaardigt Cyres al zeer binnenkort (in het derde jaar van zijn regering) een decreet uit voor de terugkeer van de joden naar Jeruzalem om de tempel te herbouwen. Maar zelfs belooft de Heere aan Daniël de komst van de Messias. Wat een onbevattelijk wonder. Werd Daniël verhoord op zijn smeekbede, hoeveel te meer Christus, Die het getuigde: „Vader, Ik weet dat Gij Mij altijd hoort". Nooit, nooit is er één gebed van de grote Voorbidder afgewezen.

Jongens en meisjes, enkele vragen! Kennen wij ook iets van dat verdriet over de persoonlijke zonden? Zoals Daniël? Leerden we iets van de ware ootmoed en boetvaardigheid? Van die door God gewerkte verslagenheid des harten? O, smeek toch veel of je daar kennis aan mag krijgen. En of je ook de schuld van ons land en van de kerk mag inleven. Niet breed uitmeten. Of zwaardoenerig kletsen. Maar beleven: „Wij hebben God op 't hoogst misdaan". Alleen in die weg komt er plaats, ook in jouw leven, voor een Borg en Voorbidder. Anders nooit. Als wij geen schuldenaar voor God zijn, geen verlorene werden voor de Allerhoogste, wat moeten we dan met een betalende, lijdende, biddende, stervende Borg doen? Zalig, die hier die grote Voorbidder nodig mogen krijgen. Zalig zijn ze die hongeren en dorsten naar dé gerechtigheid, - zij zullen verzadigd worden. Hun bede heeft Hij nimmer afgewezen.

ds. W. J. Kareis

Dit artikel werd u aangeboden door: Jeugdbond Gereformeerde Gemeenten

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 28 februari 1997

Daniel | 36 Pagina's

Daniël als voorbidder

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 28 februari 1997

Daniel | 36 Pagina's