Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Prof. James Kennedy: Kerk worstelt met publiek profiel in samenleving

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Prof. James Kennedy: Kerk worstelt met publiek profiel in samenleving

14 minuten leestijd Arcering uitzetten

De Amsterdamse hoogleraar geschiedenis James Kennedy voert een pleidooi voor de kerk als ‘contras - terende gemeenschap’: een hechte gemeenschap, met een duidelijke identiteit, maar tevens met een duide - lijke communicatie met de wereld. Maar staat de samenleving wel open voor een actieve kerk?

Kerken in Nederland worstelen meer dan in veel andere landen met hun publieke profiel. Toch is deze publieke rol wezenlijk voor de kerk, stelt prof. dr. James Kennedy. Kennedy laat in twee belangwekkende boeken zien hoe de kerk een zinvolle taak heeft in de moderne samenleving en hoe de overheid en de politiek daarin opereren.

Onzekere maatschappij
Het boek Bezielende verbanden, een bundeling van (reeds verschenen) artikelen, laat zien hoe Kennedy, van oorsprong een Amerikaans immigrant, tegen Nederland aankijkt. Ons land had van 1960 tot 1985 de functie van “gidsland” voorzien van een morele voortrekkersrol; dit vanwege zijn progressieve standpunten, zijn wereldbetrokkenheid en medemenselijkheid – van ontwikkelingshulp tot vredesmissies – en vanwege zijn befaamde poldermodel. Maar nu is het land volgens Kennedy in een crisis gedompeld na de politieke moorden op Fortuyn en Van Gogh en de polarisatie rond de islam en religie. Nederland is een samenleving vol onenigheid en onzekerheid, met populistische figuren die het volk meeslepen. Mensen voelen zich vervreemd in hun eigen buurt, het gedoogbeleid is uit de tijd en er is behoefte aan duidelijke tradities en instituten. Kennedy: “Een zelfverzekerde, zelfbewuste, tolerante en multiculturele samenleving met weinig interesse in openlijke morele of historische reflectie, is getransformeerd in een onzekere maatschappij met meer behoefte aan duidelijkheid, handhaving en morele waakzaamheid.”

Vernieuwing
Kennedy stelt dat veel Nederlandse burgers niet meer weten hoe zij constructief kunnen bijdragen aan de politieke meningsvorming. Door de historische nadruk op ‘vernieuwing’ hebben politici en bestuurders de burgers uit het oog verloren. Ze gaan vooral technocratisch en pragmatisch te werk. “Nederlandse politici en bestuurders hebben nooit goed raad geweten met de burger. Ze waren te veel gericht op pacificatiepolitiek om de actieve inbreng van burgers en belangengroeperingen hoog te waarderen.” Er is bij politici en bestuurders een chronische onzekerheid en crises zijn immanent in de werkelijkheid. “Alles is altijd in beweging; er moet dus veel veranderd worden.” “Op zich is de pragmatische drang tot vernieuwing en modernisering een uitgeklede publieke ideologie. Sterker gezegd, het leidt vaak tot een erosie van principes en het omvormen van politici, van krachtige en visionaire leiders tot opportunistische draaikonten. Misschien zou de legitimiteits-crisis niet zo groot zijn als Nederlandse politici minder onder druk stonden om zich continu aan te passen aan de eisen van de tijd en vaker vasthielden aan een principieel standpunt.” De auteur beklemtoont “de noodzaak van bezielende verbanden in een onzeker land, over de zoektocht naar nieuwe vormen van betrokkenheid, nieuwe kaders en nieuwe regels”. Het zijn voor Kennedy beslissende jaren voor Nederland, hoewel hij niet pessimistisch is gesteld. “Ondanks veel agressie en boosheid is er volgens mij ook veel openheid om opnieuw vorm te geven aan Nederland en een positieve identiteit te ontwikkelen.”

Publieke presentie
Kennedy bepleit een duidelijke publieke presentie van de kerken. Kerken mogen zich niet afsluiten van de samenleving. De schrijver maakt onderscheid tussen verschillende soorten protestantse christenen. Terwijl de ene groep de dialoog met de wereld bepleit, verwachten de orthodoxe gereformeerden c.q. de reformatorische groeperingen het meer van de kerk als wachter. Deze laatste groep heeft echter ook zijn tekortkomingen. “Ze zijn beter in het ontdekken van de vijand, dan in het verwelkomen van vrienden. Een van de verdrietige gevolgen van de voortschrijdende secularisatie is dat christenen die trouw willen zijn aan Gods Woord sneller anderen wantrouwen of veroordelen. Het geruzie met elkaar als christenen onderling is ook deels te wijten aan de overtuiging dat ze bedreigd zijn, dat ze als gelovigen met hun rug tegen de muur staan.” Vernieuwers hebben een einde kunnen maken aan interkerkelijke conflicten, maar hebben nu intrakerkelijke conflicten veroorzaakt, die zeker niet gemakkelijker zijn op te lossen!

Publieke theologie
Kennedy onderscheidt tussen publieke religie en publieke theologie. In het eerste geval is er sprake van een tamelijk vage vorm van religie die door de meeste inwoners van de natie wordt gedeeld en aangehangen. Publieke theologie is de theologie die religieuze burgers inspireert om actief te worden in de samenleving, en om die volgens hun transcendente normen te veranderen. “Een probleem in Nederland is het ontbreken van duidelijke publieke theologieën en de onzekerheid over het omgaan met religie in het publieke domein.” De schrijver benadrukt de vitaliteit van de publieke religie, die afhangt van “de robuustheid van de publieke theologieën”. Kennedy ziet overigens een hernieuwde interesse in burgerschap nadat het gevoel ontstond dat het publieke domein leeg was geworden. “Actief burgerschap is het sociale kapitaal dat zou moeten voorkomen dat de openbare ruimte verloedert.” Er is de laatste vijf jaar veel energie gestoken in het opnieuw opbouwen van een publieke religie in Nederland, zoals blijkt uit een hernieuwde belangstelling voor publieke rituelen. De schrijver wijst erop dat de zoektocht naar nieuwe vormen van publieke theologie niet gemakkelijk zal zijn vanwege de komst van de politieke islam. Deze stimuleert enerzijds de opbouw van concurrerende publieke theologieën, anderzijds roept ze ook afkeer van een actieve rol voor religie in de samenleving op.

Wantrouwen
In Nederland is de consensus omgeslagen in wantrouwen, zo zagen we. Kennedy stelt dat het Nederlandse politieke systeem op vertrouwen is gebaseerd, maar met één uitzondering: “Het predemocratische principe dat het volk niet te veel macht moet krijgen.” “Sinds de jaren zestig lijken Nederlandse politici als klasse verward en onzeker over hun taak als volksvertegenwoordiger en inconsistent in hun gedachtegoed.” De onzekerheid komt in het algemeen voort uit een diepe ambivalentie onder politici en bestuurders over wat de juiste afstand behoort te zijn tussen overheid en burgers. Maar nog meer bestaat er een ambivalentie in ambtelijk en politiek Nederland over hetgeen aan burgers toevertrouwd kan worden. Nu er een tijd van crisis is, moeten politici hun contact met de burger verstevigen en ontdekken Nederlandse politici dat zij zich een meer populistische stijl moeten eigen maken, willen zij in de politiek overleven. Zij hebben hiervoor geen natuurlijk instinct en dat biedt politici als Geert Wilders – helaas – meer kansen. Kennedy bepleit een tussenweg tussen populisme en technocratie en vindt dat politici zich meer moeten beschouwen als ‘burger’. Die betrokkenheid bij de burger geeft een uitgelezen kans voor de politicus een eigen visie op hun werk te ontwikkelen. “Het is van groot belang dat politici en bestuurders zelf een goed idee ontwikkelen van wie zij zijn en wat zij willen bereiken voor hun medeburgers voordat zij de politiek binnenstappen.”

Robuuste tolerantie
Ten aanzien van de tolerantie zegt Kennedy dat de historische ‘robuuste tolerantie’ aan het afkalven is en dat Nederlanders elkaar niet meer zo goed kunnen verdragen, zoals tijdens en na de verzuiling. “Niet langer is Nederland gekenmerkt door het vreedzaam samenleven van verschillende minderheden. Langzamerhand is er een meerderheidscultuur ontstaan: progressief, niet-religieus en blank.” Deze meerderheidscultuur wordt beheerst door één culturele of ideologische norm. Maar, zo stelt Kennedy: “Tolerantie gedefinieerd door de meerderheidscultuur is de meest wankele tolerantie die er bestaat.” De Nederlandse gevestigde orde is zelf niet bijzonder divers, aldus Kennedy. Denkwijzen van buiten – vooral van niet-westerse allochtonen – worden op een afstand gehouden. Cultureel conflict is de prijs die de Nederlandse samenleving zal moeten betalen als zij ruimte wil geven aan diversiteit. “Om werkelijk te streven naar gelijkwaardigheid in de diversiteit, zullen de Nederlandse institutionele structuren grondig doorgelicht moeten worden.” Nederland is volgens Kennedy sterk bepaald door een gelijkheidsdenken “dat mensen ontmoedigt zich uit te sloven”. Nederland kent een rijk netwerk aan maatschappelijke organisaties, maar zijn niet diep ingebed in de Nederlandse samenleving. “Ze zijn vaak geprofessionaliseerd, worden gerund door mensen die zich meer op hun gemak voelen bij andere bestuurders dan bij de leden van een achterban.”

Publieke rol
In zijn boek Stad op een berg. De publieke rol van protestantse kerken zien we hoe Kennedy de veranderende publieke rol van de protestantse kerken in Nederland voor ogen stelt. De schrijver constateert dat Nederlandse kerken noch het gewicht hebben van een diepgewortelde volkskerk, noch de beweeglijkheid van de kerken van de Engelstalige wereld. Gaandeweg komt er echter meer aandacht voor de specifieke plaats van de kerk, ook binnen de civil society. Kennedy pleit voor de kerk als ‘contrasterende gemeenschap’ en laat zich daarbij inspireren door een min of meer ‘doperse’ visie op de kerk. “De kerk kan slechts in beperkte mate voldoen aan de wens om meer sociale cohesie aan te brengen in de samenleving. Maar de kerk kan wel anderen ten voorbeeld zijn als alternatieve gemeenschap.” Zelfs in samenlevingen waar religie geprivatiseerd is, behouden kerken en gebedshuizen een publieke rol. Een kerk is niet louter een publieke instantie, maar een vervlechting van private en publieke componenten. Vaak zijn kerkgangers zich er nauwelijks van bewust dat zij lid zijn van een publieke instelling. “De vraag is niet of kerken publieke instellingen zijn, maar hoe ze dat zijn.” Sinds de jaren zestig van de vorige eeuw hebben de kerken hun publieke rol te danken aan het feit dat ze worden gezien als deelnemers in de civil society en niet meer als een politieke macht die op hoog niveau het overheidsbeleid probeert te bepalen. Een publieke rol is nog geen publieke invloed, zo stelt Kennedy. In de moderne samenleving is de kerk in de praktijk weinig meer dan één van de vele maatschappelijke organisaties. Maar ondanks de zwakke positie blijven kerken vandaag nog een publieke rol spelen. Het is nodig om een balans te vinden tussen enerzijds de constatering dat kerken volledig zijn uitgerangeerd en anderzijds de illusoire hoop (of vrees) te hebben dat de kerken weer een invloedrijke positie kunnen verwerven. De schrijver stelt en passant vast dat Amerikaanse kerken helemaal niet zo invloedrijk zijn als Europeanen soms denken. Hun publieke invloed is overschaduwd door de macht van ‘one issue-lobbies’, die de laatste dertig jaar meer te zeggen hebben dan de kerken. In Nederland hebben de kerken een bescheiden rol. Maar het simpele feit dat de overheid zo stelselmatig financiële steun biedt aan allerlei religieuze organisaties en activiteiten is in internationaal opzicht bijzonder.

Straatkerk
Dat neemt niet weg dat in andere West-Europese landen dan in Nederland de kerk een meer herkenbare publieke rol heeft kunnen behouden. Kerken in Nederland worstelen meer dan in andere landen met hun publieke profiel. Dat is al sinds de twintigste eeuw het geval. Kerken hadden een belangrijke rol kunnen spelen in de samenleving, stelt Kennedy, maar vaak richtten zij zich alleen op de eigen leden. En als er invloed was, was deze er dankzij de buiten de kerk totstandgekomen christelijke organisaties. “Actieve gelovigen konden de kerk omzeilen als zij het goede wilden doen in de samenleving.” Wel kreeg de kerk enige ruimte in het publieke domein als bron van maatschappelijk engagement en sociaal kapitaal. Kennedy stelt dat zelfs de komst van de islam en de bouw van moskeeën geleid hebben tot een positievere waardering van kerken en gebedshuizen als aanpak van allerhande sociale problemen. De kerk is een integraal onderdeel geworden van de Nederlandse civil society, als een van de vele bindmiddelen van de sociale orde in een geëngageerde maatschappij. “Geen natuurlijk onderdeel van de sociale orde, geen verheven goddelijk instituut, geen profetische stem in een geëngageerde maatschappij. Niet langer een staatskerk, maar steeds vaker een straatkerk.”

Orthodox-gereformeerden
Kennedy ziet bij de orthodox-gereformeerden de neiging om de kerk te zien als een gemeenschap die afgegrensd moet zijn van de wereld. Orthodox-gereformeerde kerken hebben in hun eredienst uiterlijke vormen zo geformaliseerd, dat ze niet meer echt ‘publiek’ zijn, dat wil zeggen, begrijpelijk en toegankelijk voor anderen. Er zijn uitzondering, zoals kerken die hun eigen website hebben en bezoekers verwelkomen bij de kerkdeur. Maar over het algemeen besteden zij weinig energie aan contacten met bezoekers en mensen van buiten. Ook hebben de verzuilde organisaties kerken op een afstand gehouden van een publiek getuigenis. “Voor zover orthodoxe gereformeerden wel het publieke domein betraden, deden ze dat dus meestal niet via hun kerken.”

Hechte gemeenschap
De kerk mag zich niet beperken tot een moment van samenkomst op zondag, maar moet een gemeenschap zijn, die weliswaar in een hechte gemeenschap geworteld, maar zich ook naar buiten richt. Kennedy komt hier op zijn opvatting van de kerk als ‘contrasterende gemeenschap’. Het gaat bij de kerk om meer dan alleen maatschappelijk relevant of bron van sociaal kapitaal te zijn. Hij voelt meer voor de doperse visie op de kerk, die zich richt op de kwaliteit van de eigen gemeenschap. Hij citeert de lutherse ethicus Gilbert Meilaender, die zegt dat uitsluitend een kerk die zich tegenover de samenleving opstelt, een kerk kan zijn voor de wereld. Kerken kunnen niet meer hopen op een sturende rol in de samenleving. In Nederland is er in brede zin een herwaardering van de doopsgezinde traditie en haar visie op de kerk als onderscheidende gemeenschap in plaats van de rol van de kerk in de maatschappij en de politiek.

Contrasterende gemeenschap
Kennedy erkent de waarde van het feit dat kerken lang hebben geïnvesteerd in het maatschappelijk middenveld buiten de kerk, maar het is voor hem de vraag of dit de beste maatschappelijke positie is om een christelijke aanwezigheid in de samenleving gestalte te geven. De kerk als contrasterende gemeenschap is daarentegen wellicht “de meest haalbare en heilzame manier om als kerk en publiek getuigenis te kunnen afleggen”. Christenen zijn volgens Kennedy nog nauwelijks te onderscheiden van de rest van de samenleving en hebben ook amper nagedacht over hoe te leven als christelijke gemeenschap. Kennedy wijst er met andere woorden op dat we alleen staande en effectief kunnen zijn als we gedragen worden door de kwaliteit van de gemeente en een duidelijke identiteit hebben. Dat kan kerken behoeden om kleurloos onder te gaan in een geseculariseerde samenleving. Hij verwoordt daarmee een spanning. Als je alleen een hechte gemeenschap hebt, heb je doorgaans weinig oog voor nieuwkomers en buitenstaanders. Een contrasterende gemeenschap moet daarom ook het vermogen hebben om een kritische dialoog aan te gaan met de wereld om hen heen en contact te hebben met de wereld rondom. Dat mist een doperse gemeenschap als de Amish. “Geïsoleerde gemeenschappen verliezen hun geestelijke vitaliteit en worden vaak starre gemeenschappen. Contrasterende gemeenschappen krijgen pas betekenis in het contrast, dus in het communiceren met andere delen van de samenleving.” De hoogleraar bepleit dat christenen hun standpunten zo uitleggen dat buitenstaanders het kunnen begrijpen. Kerken zijn niet alleen schuilplaatsen om de wereld te ontvluchten, maar worden ook geroepen om vruchtbare relaties te ontwikkelen met de buitenwereld. Ze zouden bijvoorbeeld beter kunnen inspelen op internet, van het schrijven van weblogs tot podcasting. De kerk als contrasterende gemeenschap is echter moeilijker te verwezenlijken dan de kerk als bron van maatschappelijk engagement. In het laatste geval kan de kerk bijvoorbeeld vrijwilligers leveren, in het eerste geval komt het aan op onderlinge banden, die volgens hem in veel gemeenten te zwak of te oppervlakkig zijn.

Aansprekend
Hij verwoordt een aansprekende visie op de kerk in de moderne samenleving. Zijn kracht is dat hij de eigensoortigheid van de kerk onderstreept, maar tegelijkertijd deze in contact brengt met de wereld. De kerk moet dus een alternatieve gemeenschap zijn die in de samenleving staat als een stad op de berg (vandaar de titel). Geen buitengewoon vrome mensen die in afzondering leven van de wereld, maar “kerkleden die actief participeren in de samenleving en weten hoe zij contacten kunnen leggen”. Niet slechts een ideaal, maar een zaak die het alleszins waard is om hierin energie te steken. Hij laat ook zien hoe de kerk kan opereren met betrekking tot politiek en overheid. De kerk is er niet alleen voor zichzelf, maar heeft ook een taak om haar stem te laten horen richting de politiek. Het is altijd moeilijk om het evenwicht te bewaren tussen enerzijds isolatie en terugtrekking (met incidenteel een – gezamenlijke – brief aan de overheid als er bijvoorbeeld ethische kwesties voordoen), en anderzijds de kerk alleen te zien als bron van sociale cohesie. Juist de publieke rol verhindert de kerk om in een van de uitersten te vallen, namelijk om of zichzelf te verloochenen of restloos op te gaan in de samenleving. De traditioneelgereformeerde visie is altijd geweest dat de kerk zelfstandig is ten opzichte van de overheid, maar ook kerk voor degenen die buiten zijn, en daar behoren ook politiek en overheid toe. Die spanning tussen eigenheid (contrasterende gemeenschap) en betrokkenheid op de samenleving (publieke rol) heeft Kennedy op een heldere manier verwoord en ons daarbij genoeg huiswerk meegegeven.


N.a.v. James Kennedy, Bezielende verbanden. Gedachten over religie, politiek en maatschappij in het moderne Nederland; uitgeverij Bert Bakker, Amsterdam, 2009; 300 blz.; prijs € 22,50; James Kennedy, Stad op een berg.
De publieke rol van protestantse kerken; uitgeverij Boekencentrum, Zoetermeer, 2010; 187 blz.; prijs € 17,90.

Dit artikel werd u aangeboden door: Wetenschappelijk Instituut voor de Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 juli 2010

Zicht | 56 Pagina's

Prof. James Kennedy: Kerk worstelt met publiek profiel in samenleving

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 juli 2010

Zicht | 56 Pagina's