Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Diakenenconferentie 18 oktober 1975

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Diakenenconferentie 18 oktober 1975

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Openingswoord

Waarde broeders, heel hartelijk welkom vanmorgen.

Als mijn gegevens juist zijn, zijn we vandaag bijeen op onze 30e landelijke diakenenconferentie. En als je dan dit vormings- en bezinningswerk overziet, dan komen onwillekeurig enkele vragen naar boven.

Wat proberen we met dit werk te bereiken? Hoe komt net besprokene op de conferenties over? Werkt het door in de praktijk van ons kerkelijk leven? Heeft het eigenlijk allemaal wel zin? En zo zou je nog wel meer vragen kunnen opwerpen. Het is, dacht ik, goed om dat van tijd tot tijd ook eens te doen.

Nu is het niet mijn bedeoling om vanmorgen op al die vragen in te gaan. De tijd ontbreekt daarvoor en het zou misschien een verhaal op zichzelf worden. Misschien is daar nog wel eens een keer een gelegenheid voor.

Op één vraag, die bij mij is opgekomen, wil ik vanmorgen echter even in het kort ingaan. Dat is deze vraag: Bereiken wij met ons conferentiewerk wel alle diakenen van onze kerken? Ten diepste is dat toch de bedoeling van ons werk. Het diaconaat in onze kerken dienen en stimuleren en onze diakenen informeren en oriënteren over hetgeen van hen verwacht mag worden op de plaats waar zij tot dit ambt geroepen zijn. Het is dus een stuk dienstbetoon aan onze kerken en aan de diakenen, die in onze kerken nun ambt vervullen.

En als je dan eens zo kijkt naar de afvaardiging van de kerken naar onze conferenties, dan zie je dat bepaalde gemeenten altijd trouw vertegenwoordigd zijn en dat andere gemeenten meestal verstek laten gaan. Nu kun je dat gauw genoeg afdoen door te zeggen, dat is nu eenmaal in ons kerkelijke leven zo en daar moet je maar niet teveel over nadenken, want daar is toch geen verandering in te brengen. Onze kerkelijke posities zitten muurvast en we hebben ons opgesloten in onze kerkelijke Stellingen en van daaruit bekijken we elkaar en als dat zo uitkomt bestoken we elkaar ook nog vanuit die Stellingen.

Ik zeg nu eigenlijk helemaal niets nieuws, want ook onze laatstgehouden generale synode is hier al mee bezig geweest en besloot er bij de classicale vergaderingen op aan te dringen alles te doen om, waar symptomen van verwijdering binnen hun ressort worden geconstateerd, deze te bespreken en zo mogelijk weg te nemen.

Ik weet dat ik hier een zere en tere plek in ons kerkelijk leven aanraak. Maar we mogen ons nooit neerleggen bij een dergelijke situatie. Dat kunnen we voor Gods aangezicht niet verantwoorden. We zullen op de plaats, waar God ons tot het ambt geroepen heeft, alles moeten doen, om deze symptomen te bestrijden.

Ik heb vanmorgen Romeinen 12 laten lezen. In dit hoofdstuk staat zo heel duidelijk hoe wij met elkaar dienen om te gaan. Er zou veel over te zeggen zijn, maar ik wil het vanmorgen laten bij het eerste gedeelte van het 10e vers „Weest in br oederlief de elkander genegen”. In eerste instantie geldt dit voor het leven met elkaar binnen de gemeente. Maar het geldt natuurlijk even goed voor ons gehele kerkelijke leven. Ik wil er graag drie dingen van zeggen:

1. De liefde in de christelijke gemeente heeft de vorm van de broederliefde. Bij broederliefde is er een band van het bloed. Het is het bloed van Jezus Christus, Gods Zoon, dat reinigt van alle zonden en dat ook de verhoudingen tussen broeders en zusters nieuw maakt. Door dat bloed zijn wij als broers met elkaar verbonden, zowel in de gemeente als in de gehele kerk. Dat dienen we steeds voor ogen te houden. Waar dat echt beleefd wordt, geeft dat het wonderbaarlijke besef, dat men in het allerdiepste en allerinnigste met elkaar verbonden is als broers en zusters.

2. Deze broederliefde rust niet in zichzelf. Het is ook geen prestatie van onze kant. Het ligt eigenlijk alleen maar vast in de liefde van God, welke in Christus zo duidelijk is geopenbaard. God heeft mij lief met een eeuwige liefde en met diezelfde eeuwige liefde heeft hij ook mijn broeder en zuster lief. In deze liefde zit ook altijd iets van het wederzijdse. De liefde moet van twee kanten komen. Je kunt nu eenmaal niet op je eentje een broeder zijn als de ander ook geen broeder is. En beiden moeten ze dus leven van de liefde van God in Christus.

3. Deze broederliefde houdt in dat men op een onlosmakelijke manier met elkaar verbonden is. Men let op elkaar. Men ontziet elkaar. Men zorgt voor elkaar. Dat is in de kerk als het goed was, ook altijd de basis gegeweest van de diaconale zorg, waarin men elkaar bijstond als de Hood aan de man kwam. Zelfs houdt deze broederliefde in, dat ondanks veel verschil van mening, veel strijd, ja zelfs hooglopende ruzie, de vrede van God toch niet wordt verstoord en men op de een of andere wijze toch met elkaar verbonden blijft. Waar dit niet zo is, zal men zich af moeten vragen, zijn wij elkander in broederliefde wel genegen?

Nu weet ik heel goed dat het beoefenen van deze broederliefde in de praktijk niet meevalt. Er zijn zoveel verschillende mensen, zoveel geestelijke stromingen, zoveel typen, zoveel hebbelijkheden en onhebbelijkheden. En dan is het ontzettend moeilijk in het betoon van deze broederliefde elkaar hartelijk genegen te blijven.

Maar toch is volgens Gods Woord de vrede van God zo machtig, dat het kan. Door alle teleurstellingen over wat mensen ons in de kerk kunnen aandoen, ja zelfs door wrok en verbittering heen kan de broederliefde zich doorzetten.

Nu zult u misschien zeggen. hadden deze woorden niet beter kunnen worden gezegd tegen die broeders, die we nooit op onze conferenties zien. Wij laten toch door ons komen vandaag naar Amersfoort iets van onze liefde zien door met onze medebroeders na te denken over de problematiek van de werkloosheid. Ik ben dat wel met u eens, maar het is altijd weer goed ook jezelf af te vragen, kan ik op de plaats, waar God mij stelt, iets doen om vastgelopen situaties weer los te krijgen. En waar Symptomen van verwijdering opkomen of zijn, deze weg te nemen. En ik dacht dat we daar de broederliefde wel heel hard bij nodig hebben. En dan nog zullen we er onze handen aan vol hebben.

Broeders, ik hoop dat we vandaag een goede conferentie met elkaar hebben. Ook daarbij hebben wij de broederliefde nodig. We stellen vandaag een zeer actueel probleem aan de orde. Je vraagt je wel eens af: Zullen we de nood van een mens, die geen werk meer heeft en uitgerangeerd is, wel kunnen peilen en er in meevoelen? Als we waarlijk hem in broederliefde genegen zijn, kan dat dacht ik wel. Al zullen we ook daar de handen vol aan hebben.

Dit artikel werd u aangeboden door: Christelijk Gereformeerde Kerken

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 december 1975

Ambtelijk Contact | 20 Pagina's

Diakenenconferentie 18 oktober 1975

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 december 1975

Ambtelijk Contact | 20 Pagina's