Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

DEN GOEDEN OPGANG DER DIAKENEN DE DIACONALE VOORBEDE IN DE EREDIENST

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

DEN GOEDEN OPGANG DER DIAKENEN DE DIACONALE VOORBEDE IN DE EREDIENST

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

„Als van diakenen wordt gezegd dat zij „een goede opgang” zullen verkrijgen, slaat dat niet op een soort promotie, b.v. tot ouderling. „Opgang” heeft altijd in de bijbel te maken met het gaan tot God, met name in het gebed. Slaat dat alleen op de persoonlijke voorbede, waarin de diaken zijn persoonlijke probleem-gevallen natuurlijk zal betrekken? Of zijn juist niet de diakenen, door hun werk, zóveel beter op de hoogte van de noden, vlakbij en veraf, dat zij de eerstaangewezenen zijn om die ook biddend in de gemeente te brengen?”

Aandacht voor een aspect

Het is erg belangrijk om de wortels van de diaken en zijn dienst in de eredienst te zien; en dat de gemeente hetzelfde van haar dienst ziet. Want dat is dè remedie tegen ontaarding van dienstbetoon in „lievigheid”, van hulpverlening in slechts bemoedigende klopjes op de schouder of van christendom, dat aan de „overzijde der nood voorbij gaat”. In de eredienst heb je gelovige en gemeente in optima forma. Als we daar al tot barmhartigheid en gerechtigheid worden opgeroepen, zijn we meteen af van allerlei vrijblijvende discussies.

Met het oog daarop vraag ik hier aandacht voor de diaconale voorbede in de eredienst: één van de onderdelen met diaconale aspecten. Bij voorbaat zeg ik maar, dat het hier niet over de gehele „dienst der gebeden” gaat. In de gebeden zijn o.a. lof- en dankzeggingen; en hoewel niet ontbloot van betekenis voor de voorbeden en smeekbeden, krijgen zij hier niet de aandacht. Het gaat hier om de gelovigen, die recht zoeken bij God. In het vragen, roepen, smeken, voorbidden en pleiten is de gemeente diaconaal bezig.

Om nog een reden is het niet onbelangrijk op de diaconale voorbede te letten. Een diaken is toch een „man van de daad”, is niet ten onrechte de algemene mening. In de tijd, dat de diaken de daad van de financiële hulpverlening ontnomen werd, ontdekten we dan wel weer „de troostrijke redenen”, maar toch: het kwaad van de eenzijdigheid lijkt geschied. In zo’n sfeer ga je opkijken van „gevouwen handen” bij zulke daad-christenen.

„Het is een onjuiste scheiding wanneer men zegt dat er mensen van het gebed zijn en anderen die een christendom van de daad beoefenen” (Elderenbosch). Je zou er als christen-van-de-daad toch moedeloos van worden en omkomen in je pogingen om iets aan de nood om ons heen te doen, als het gebed tot God daar niet wezenlijk bij-hoorde. We mogen — bezig zijnde met al onze acties en programma’s — de nood van de eenzamen, werkelozen, ontrechten en vervolgden bij de grote Diaken, Jezus Christus brengen.

In onze erediensten is zeker wel aandacht voor de voorbeden, ’t Is voor mij alleen de vraag of we wel aandacht hebben voor het diaconale van deze voorbeden? De diaken heeft hier een taak. Hij is gekozen — daar ga ik van uit -, omdat de gemeente bij hem gaven zag om zichzelf door hem te laten toerusten tot haar dienstbetoon. Hij ziet de nood dichtbij en veraf; hij brengt deze nood in de kerkdienst; opdat samen met de gemeente deze nood bij God gebracht wordt.

„Een goede opgang en veel vrijmoedigheid”

Ik houd me hier maar aan de Statenvertaling. Want als de NV het in 1 Tim. 3, 13 heeft over „ereplaats” voor diakenen, ga je al vlug denken aan iets van promotie. En dat is wezensvreemd aan het woord „dienen” in de bijbel.

Karres noemt 1 Tim. 2, 1–3, 13 een „mini-kerkorde”. De taken van ouderlingen èn diakenen staan hier in het kader van de eredienst. Vanuit dèt centrum mogen zij hun diensten vervullen.

Karres wijst er op, dat „opgaan” in de bijbel iets te maken heeft met het gaan tot God, vooral in het gebed. Het is het beeld van de tempeltrappen opgaan. Dus de biddende diaken. Ook het woord „vrijmoedigheid” wijst in deze richting. Helaas staat er in de NV bij „om te spreken”. Dat is maar één betekenis van dit woord. Vrijmoedigheid kan óók met het gebed te maken hebben: nl. het recht om God in het gebed alles te vragen en te zeggen (Hebr. 4,16). Een goede diaken mag dus tot God naderen in het gebed. Als in de psalmen mag de diaken recht zoeken en vragen bij God, ook ten behoeve van anderen. De diaken mag veel vrijmoedigheid hebben om zo op te gaan tot God juist als het gaat om het „recht der armen”.

Oók het verband tussen voorbeden èn avondmaal wijst in de richting van de diaken. In Hand. 2, 42 zijn „volharden bij.… het breken van het brood en de gebeden” nauw met elkaar verbonden. Deze gebeden hebben met deze viering te maken. Zowel door de voorafgaande liefdemaaltijd als door de betekenis van de viering heeft het diaconaat een grote plaats bij het avondmaal (zie Ambtelijk Contact, oktober 1982). Zo krijgen de gebeden vóór de viering mede een diaconale inhoud. Behalve de materiële gaven collecteerde de diaken ook de noden van kerk en wereld om deze in de voorbeden tot God te brengen.

Pelgrim Aetheria vertelt.……

Rond 390 na Chr. bezocht de Gallische pelgrim Aetheria Jeruzalem. Zij maakte daar een kerkdienst mee, waarvan zij een verslag heeft nagelaten. Een diaken sprak de voorbeden uit, daarbij telkens onderbroken door het geroep van kinderen „Heer, ontferm U onzer”.

Dit is vooral in de Oosters orthodoxe kerken bewaard gebleven. De diakenen nemen daar deel aan de verschillende gebeden; ook rond de viering van de eucharistie, waar zij de gemeente oproepen tot gebed.

In de oude kerk kun je de taak van de diakenen vergelijken met die van de Levieten in de tempel: zij hebben gezongen en gebeden, daarbij de gemeente oproepend tot de voorbede. In de 4e eeuw lazen de diakenen in de kerk te Rome de namen voor van hen, die in de voorbede van de gemeente werden aanbevolen.

Ons mag in elk geval opvallen, dat zowel het verband „voorbeden en avondmaal” als „voorbeden en diaken” niet ongeschonden door de geschiedenis bij ons zijn aangekomen.

Diakenen vragen om te bidden voor..…

De voorbede behoort wezenlijk tot de diaconale dienst. Als we het daarover eens zijn, is het verder niet zo belangrijk hoe je daar vorm aan geeft. Als het maar de noodzakelijke aandacht ontvangt.

Ik zie best mogelijkheden om de diaken b.v. de voorbeden in de eredienst te laten uitspreken; of de thema’s van de voorbeden te laten noemen; of de namen van gemeenteleden aan de gemeente door te geven met de oproep tot voorbede. Maar hiermee wil ik niet zeggen, dat je pas aan diaconale voorbeden doet, als een diaken hoorbaar en zichtbaar in de dienst der gebeden functioneert. Ik meen wel, dat dit diaconale element in de eredienst in het algemeen èn de bewustheid van het diaconale aspect van de voorbeden in het bijzonder zal versterken. En dat lijkt me gezien de armoede van het diaconale bewustzijn geen overbodige wens.

Als er maar diaconaal gebeden wordt voor mensen in nood! Op de diaconie-vergaderingen mag daarom wel eens over de voorbede gesproken worden. Wat vergeten we in onze gebeden? En waarom zou je dat dan niet geformuleerd en wel aan de voorganger voorleggen: de diaconie vraagt uw voorbede voor ……!

Want als het gaat om barmhartigheid en gerechtigheid, dan is er veel te bidden. Met hun fijngevoeligheid voor nood komen de diakenen binnen de gemeente veel nood tegen: rond arbeid, ziekte, huwelijk en gezin, alleenstaanden enz. enz. In de ganse christenheid weten zij ook van nood inzake vervolging e.d. En zij kunnen helemaal niet zwijgen over de nood in de wereld: vluchtelingen, verslaving, armoede, honger, racisme enz. enz.

De bijbel gaat ons voor in voorbeden zonder enige grens: van de broeders en zusters tot onze vijanden en vervolgers; van zieken, tot overheid en alle mensen. Aan nood geen gebrek; dat weet zeker de diaken; daarom weet hij veel aan de gemeente te noemen om samen in de voorbede aan God voor te leggen.

Ook diaconaal horen „bid en werk” bij elkaar. We hebben diaconaal iets onmisbaars gedaan door de nood bij God te brengen. Maar het „bidden voor” mag geen vlucht uit de verantwoordelijkheid zijn. De diaconale daad zonder gebed is een ontsporing, maar evenzo het diaconale gebed zonder de daad. Zo is de diaken er ook voor om de gemeente in te schakelen bij de bestrijding van de in de voorbede genoemde nood. Maar dat kan ook met een gerust hart. Want de nood is aan onze God voorgelegd; vertrouwend op zijn beloften mag er diaconaal gewerkt worden.

Een echt biddende gemeente wordt zo ook een echt diaconale gemeente.

Dit artikel werd u aangeboden door: Christelijk Gereformeerde Kerken

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 september 1983

Ambtelijk Contact | 16 Pagina's

DEN GOEDEN OPGANG DER DIAKENEN DE DIACONALE VOORBEDE IN DE EREDIENST

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 september 1983

Ambtelijk Contact | 16 Pagina's