Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Terzijde

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Terzijde

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Hemelvaart

Wij zijn eraan gewend, maar goed beschouwd is het toch wel bijzonder, dat de zondagsafdeling over de hemelvaart van Christus, zo uitvoerig is. Zeker als je die vergelijkt met de voorgaande. Zondag 17 over de opstanding. Zondag 18 is wel vier keer zo lang.

Zondag 17 bestaat maar uit één vraag en antwoord: wat nut ons de opstanding van Christus? Een zelfde vraag wordt ook in Zondag 18 gesteld: wat nut ons de hemelvaart van Christus? Het is de vraag die vijfmaal in de Catechismus klinkt, steeds in het stuk 'van God de Zoon en onze verlossing': het nut van Zijn heilige ontvangenis en geboorte (Zondag 14), Zijn offerande en dood aan het kruis (Zondag 16), Zijn opstanding (Zondag 17), hemelvaart (Zondag 18) en zitten aan Gods rechterhand (Zondag 19). Het is de vraag naar de vrucht van het heilsfeit voor eigen hart en leven.

Maar terwijl de onderwijzer in Zondag 17 over de opstanding met die ene vraag naar het nut volstaat, gaat hij in Zondag 18 eerst in drie vragen diep in op het hoe van de hemelvaart. Dat heeft zijn reden. We hebben vorige week geschreven over tijdbetrokkenheid. De kerk is, als het goed is, tijdbetrokken, in die zin dat zij in haar prediking en onderwijs ingaat op de vragen die de mensen in die tijd bezighouden. De Heidelberger Catechismus is opgesteld in 1563. In dat licht moeten we de uitgebreidheid van Zondag 18 zien.

Er was toen een grote tegenstelling gekomen binnen de kerken der Reformatie. Die betrof niet de hemelvaart op zichzelf, maar heel iets anders, namelijk het Heilig Avondmaal. Het ging over de tegenwoordigheid van Christus bij dit sacrament. Luther leerde de consubstantiatie, dat wil zeggen dat Christus bij de bediening van het Avondmaal tegenwoordig was naar Zijn Goddelijke natuur (dat leerde Calvijn ook), en tegelijk óók naar Zijn menselijke natuur. Luther kon dat zo stellen, omdat hij van gedachte was, dat Christus' menselijke natuur bij Zijn hemelvaart overaltegenwoordig (ubique in het Latijn) was geworden. Luthers volgehngen scherpten deze zogeheten ubiquiteitsleer aan en zo ontbrandde in 1552 in Duitsland een avondmaalsstrijd, die uithep op een complete breuk tussen de gereformeerden en de lutheranen. Het was een van de redenen, waarom Ursinus, van huis uit lutheraan, is overgegaan naar de gereformeerden.

Dit verklaart waarom de catechismus hier zo uitvoerig is. Hier ligt de eigenlijke grond van de scheiding met de lutheranen. De oorzaak van Luthers avond-Hiaalsopvatting ligt in zijn dwaling betreffende het hoe van Christus' hemel­ vaart. Wij belijden dat Christus naar Zijn mensheid naar de hemel is gegaan en met Zijn menselijke natuur daar blijft tot de jongste dag.

Wanneer de catechismus nu nog geschreven had moeten worden, zou de inhoud van Zondag 18, evenals die van Zondag 17, er anders uitzien. Want op de feiten zelf van Christus' opstanding en hemelvaart gaat de onderwijzer niet in. Hij had er blijkbaar geen behoefte aan om deze heilswaarheden te verdedigen tegen loochenaars daarvan. Dat behoeft ons ook niet te verwonderen, want die loochenaars waren er toen niet. Rooms en protestant, zelfs de socinianen, de gehele christenheid was in dit opzicht eensgezind. Niemand twijfelde eraan, of de opstanding en de hemelvaart van Christus waren echt gebeurd zoals het in de Bijbel beschreven staat.

Dat is helaas nu totaal anders. In de nieuwe Protestantse Kerk van Nederland hebben de loochenaars van de heilsfeiten een wettige plaats krachtens de kerkorde. Men mag de maagdelijke geboorte, het plaatsbekledend lijden en sterven, het kruis, de opstanding en de hemelvaart van Christus loochenen; het is zelfs mogelijk het bestaan van Christus in het vlees voor louter legendarisch te verklaren, en toch een ambt in de Protestantse Kerk te bekleden. Zo ver gaan de meesten niet. Maar velen geloven niet, dat het zo gebeurd is als het in de Bijbel staat.

Je moet de historieverhalen in de Bijbel net zo zien als de gelijkenissen van de Heere Jezus, zeggen zij. Die gelijkenissen zijn niet zo gebeurd. Het zijn verhalen met een mooie strekking. Zij zijn niet waar gebeurd, maar wel waar! Zie zo het verhaal van de schepping, of van de zondvloed. Zo is het historisch natuurlijk niet gebeurd, dat heeft de natuurwetenschap al lang uitgemaakt. Maar door middel van die verhalen wil de bijbelschrijver ons geestelijke dingen leren.

Het is een listige misleiding des duivels om de mens te bedriegen die in de war is gebracht door de Schriftkritiek. Telkens zijn mensen opgestaan die zaken die de Heere in Zijn Woord heeft geopenbaard, verwierpen omdat zij ze niet konden rijmen met hun 'gezond verstand'. Het verstand van de gevallen mens ging heersen over Gods openbaring. Wat de mens niet begrijpen kan en niet geloven wil, verwerpt hij in zijn hoogmoed: dat kan niet waar zijn, of: dat kan zo niet echt gebeurd zijn. Om zo'n bijbelgedeelte dan toch betekenis te doen behouden, zeide men: Het komt er niet op aan of het werkelijk zo gebeurd is; ook al is het niet echt gebeurd, het is een prachtig verhaal, waarin de bijbelschrijver ons een wijze onderwijzing heeft gegeven.

Dat is in onze dagen een wijdverbreide opvatting. Door zulke bijbeluitleg hoopt men de van de kerk vervreemde mens voor de Bijbel terug te winnen. Een voorbeeld daarvan is de kinderbijbel voor volwassenen die de Amsterdamse emeritus-predikant Nico ter Linden geschreven heeft, 'Het verhaal gaat'. Op een geraffineerde wijze breekt hij daarin alles af wat aanstotelijk zou kunnen zijn voor het verstand van de moderne mens en geeft hij de bijbelverhalen een aanvaardbare strekking. Samen met zijn Haagse broer bekend geworden als de ge­ broeders hofpredikers oefenen zij een grote invloed uit, niet alleen op het koninklijk huis, maar via de media bereiken zij grote menigten.

In de speciale bijlage die het RD wijdde aan het regeringsjubileum van onze koningin, kreeg deze ds. Ter Linden de gelegenheid om uiteen te zetten hoe hij het getuigenis van de Evangeliën over de opstanding van Christus hoog kan waarderen en tegelijk vasthoudt dat men het natuurlijk niet letterlijk-historisch moet opvatten. Daarbij beroept hij zich zelfs op Paulus, maar Paulus heeft juist het tegenovergestelde gezegd. De apostel verwerpt het verstand van zulke verstandigen. In 1 Korinthe 15 zegt hij, dat wie niet van de lichamelijke opstanding der doden weten wil, noodzakelijk ook de lichamelijke opstanding van Christus moet loochenen, en als men dat doet, is onze prediking ijdel, dan zijn wij valse getuigen, dan is uw geloof tevergeefs, dan zijn verloren die in Christus ontslapen zijn, dan zijn wij de ellendigste van alle mensen. Dan valt dus werkelijk alles weg.

We lezen in 'Het verhaal gaat...' (6, 91): "Volgens velen is Jezus na zijn dood aan hen verschenen. Welke literaire vorm de evangelisten later ook aan die ervaringen hebben gegeven, aan het getuigenis van die velen hoeven wij niet te twijfelen, het verschijnsel is van alle tijden. Ook rouwenden in onze dagen overkomt het niet zelden dat een geliefde dode hun in dromen of gezichten verschijnt. Wanneer het ergste leed geleden is, nemen die verschijningen af, en op den duur verdwijnen ze, net als in de evangelieverhalen.' Ziedaar het wonder van de opstanding op bekwame psychologiserende wijze weggeredeneerd. Zo laat de Protestantse Kerk, zo laat het Koninklijk Huis, zo laten de media toe, dat datgene ruim baan krijgt waartegen Paulus met al wat in hem is, heeft gewaarschuwd. Het laat zich denken hoe in deze lijn over het getuigenis der apostelen aangaande de hemelvaart gehandeld wordt.

Zelfs een christelijk-gereformeerd predikant heeft in enkele publicaties voorzichtig dit pad betreden. Dr. B. Loonstra wil - dat stellen wij voorop - vasthouden aan de hemelvaart van Christus als historisch feit. Maar tegelijk stelt hij, dat de beschrijving daarvan in de Schrift bijzonderheden bevat die samenhangen met een verouderd wereldbeeld, zoals de wolk waarin Hij werd opgenomen. Dat paste in het wereldbeeld dat die mensen toen hadden, maar dat kunnen wij in het licht van de huidige kennis van het heelal niet meer als letterlijk-historisch zo gebeurd accepteren. Opnieuw heerst zo de wetenschap over de Schrift en moet het wonder worden weggeredeneerd.

Het grootste en meest onbegrijpelijke wonder is niet deze wolkenwagen. Het grootste en meest onbegrijpelijke wonder zal het voor de ziel maar zijn, als het nut van Christus' hemelvaart persoonlijk ontsloten mag worden, dat Hij voor haar die grote tocht heeft volbracht en als de grote Hogepriester het hemelse heiligdom is ingegaan, om ook voor haar Zijn offer de Vader voor te stellen.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.gergeminned.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 5 mei 2005

De Wachter Sions | 8 Pagina's

Terzijde

Bekijk de hele uitgave van donderdag 5 mei 2005

De Wachter Sions | 8 Pagina's