Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Door het geloof getuigenis, dat Hij rechtvaardig was

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Door het geloof getuigenis, dat Hij rechtvaardig was

13 minuten leestijd Arcering uitzetten

BIJBELSTUDIE

„Door het geloof heeft Abel een meerdere offerande Gode geofferd dan Kaïn, door hetwelk hij getuigenis bekomen heeft, dat hij rechtvaardig was, alzo God over zijn gave getuigenis gaf; en door hetzelve geloof spreekt hij nog, nadat hij gestorven is". (Hebreeën 11 : 4)

Als de Hebreeënschrijver na de algemene ty­ | pering van het geloof in de vss. 1 t/m 3, nu komt tot de concrete voorbeelden, dan is de eerste geloofsgetuige, wiens naam hij meldt die van Abel en de eerste geloofsdaad, waar hij z'n lezers bij stilzet die van het offer: , , Door het geloof heeft Abel een meerdere offerande Gode geofferd dan Kaïn..."! We mogen zeggen: dat is een kenmerkend en typerend begin.

Het hart op het altaar

Immers, wat is de betekenis van een offer? Je zou kunnen zeggen: in het offer geeft de mens iets van het zijne terug aan God. In de geschiedenis, waarop het hierboven uitgeschreven vers teruggrijpt, ziet u het duideüjk voor u: Kaïn als landbouwer neemt iets van de oogst van het veld en legt dat op het altaar voor God, Abel doet hetzelfde met een lam van de kudde. Verderop in de Schrift komt u uiteraard nog tal van andere offers tegen, maar telkens opnieuw gaat het hierom, dat de mens iets van datgene, wat hij uit Gods hand ontvangen heeft, weer teruggeeft aan z'n God.

Alleen, dat is niet het enige. Immers, het gaat de Heere niet om de uiterlijke gave op zich. Nee, het gaat hem om het hart, dat er­ If achter steekt. Dat de gave, die op het altaar ligt ook de uitdrukking is van de overgave van ons hart aan de Heere. M.a.w.: wie op de rechte wijze bij het altaar staat, die geeft maar 1 niet iets, maar die geeft zichzélf...! Die drukt l daarmee uit, hoe hij zich met heel z'n hart en f met heel z'n leven begeert toe te wijden aan de levende God. Kortom: in het ware offer legt de ware gelovige z'n hart op het altaar. Wijdt hij heel z'n leven toe aan God en Zijn dienst.

En we dienen grondig te beseffen: dear is het de Heere in ons aller leven om te doen. Om heel ons hart. Om heel ons leven. Op allerlei wijze klinkt vandaag aan de dag de vraag naar de zin van het leven. Waartoe ben ik er eigenlijk? Wat is nu de zin van mijn bestaan? Het doel van m'n leven? Welnu, vanuit het Woord moeten we zeggen: U bent geschapen voor het offer...! Dat u uzelf en alles wat u bezit en hebt en ontvangt, zoudt toewijden aan de Heere en aan Zijn dienst. God heeft u geschapen, onderhoudt u in het leven, heeft u geplaatst op het erf van het verbond met het oog op het offer...! Het offer van uw hart. Het offer van heel uw leven. Of, zoals onze Catechismus dat zegt: , , dat ik mijzelf tot een levend dankoffer Hem of f ere”! Alleen door het geloof

En nu laat Hebreeën 11 ons zien, in welke weg zich dat voltrekt. Dat geschiedt alleen „door het gelóóf"! Want nu zien we er in Genesis 4 twee offeren. Kaïn, die als boer veldvruchten ten offer brengt aan de Heere en Abel, die als schaapherder een lam slacht voor z'n God, En uiterlijk is er tussen die beide nauwelijks enig verschil. Kaïn is hier nog niet de brute goddeloze, die hij later is geworden. Nee, hier is hij nog godsdienstig. Let erop: hij staat hier nog bij het altaar! Uiterlijk nog helemaal in het spoor. Voor het menselijk oog is er nauwelijks enig onderscheid tussen de beide broers te bespeuren. En toch lezen we in Genesis 4, dat de Heere Abel en zijn offer wél aanzag en Kaïn en zijn offer met. En hier in Hebreeën 11, dat Abel , , een meerdere offerande Gode geofferd heeft dan Kaïn". Hoe kan dat? Waar zit dat in?

Welnu, we moeten dat onderscheid niet zoeken in de gave, zoals sommige verklaarders willen. Het is niet zo, dat de Heere Abels offer aannam, omdat Abel een lam offerde en Kaïn slechts veldvruchten. Wie déér het verschil in zoekt, zoekt het op de verkeerde plaats. Het onderscheid tussen Kaïn en Abel lag ten diepste niet in de aard van de gave, die zij aan God ' brachten. Nee, het verschil school in de persoon, die het offer bracht. De Hebreeënschrijver tekent aan: „Door het gelóóf heeft Abel een meerdere offerande Gode geofferd dan Kaïn"! M.a.w.: Abels hart was erbij. Het offer van Abel was de uitdrukking van de overgave van z'n hert aan de Heere.

En we zagen: ddar is het de Heere nu om te doen. Het gaat Hem niet om de stoffehjke gave op zich. Nee, het gaat erom, dat wat op het altaar ligt een symbool, een uitdrukking is van de overgave van ons hert. Met minder kan God niet tevreden zijn en is Hij ook niet tevreden. En nu kan dit laatste alleen „door het geloof"!

Immers, van nature houden we vast aan onszelf. Aan onze eigen wegen. Aan onze eigen krachten. Aan onze eigen gerechtigheden en noemt u maar op. Samenvattend: we houden ons leven in onze eigen hand en willen ons onder geen beding op pure genade overgeven aan Christus. Echter, waar Gods Geest het geloof werkt, het waarachtige, zaligmakende geloof, daar rust hij niet voordat er deze radicale en restloze overgave is. Hij doet u capituleren, zodat u zich met hart en ziel overgeeft aan Christus.

Overgave aan de Beloofde

Welnu, deze les had Abel geleerd. Hoe? Dat zal niet los hebben gestaan van het onderwijs van Adam en Eva. Dit eerste ouderpaar zal met hun beide zonen gesproken hebben over de verschrikkelijke gevolgen van de zondeval. Over de nameloze schuld, die wij vanwege onze overtredingen bij God hebben. Over de vloek, die sindsdien op ons allen rust. Maar ongetwijfeld hebben ze ook gesproken over het beloofde Vrouwenzaad. Over de Verlosser, Die eenmaal komen zou en Die alles zou herstellen, wat door hun zonde was stukgemaakt.

En Abel heeft dit door Gods genade geloofd...! Ook van hem geldt, wat we lezen in VS. 13: „Hij heeft de belofte - en dat is ten diepste: de belofte van de komende Zaligmaker - van verre gezien en geloofd en omhelsd"! M.a.w.: hij heeft zich met al de vezels van z'n ziel naar de beloofde Verlosser uitgestrekt. Zich aan hem overgegeven. Zich gans en al op Hem verlaten. En uit dat geloof, uit die overgave ontsprong nu z'n offer: , , Door het gelóóf heeft Abel geofferd"! Verstaat u het? Abel gaf niet iets. Abel gaf niet véél. Nee, Abel gaf dlles. Abel gaf zichzélf. Op het altaar lag niet slechts het offerdier. Nee, daar lag het hart van Abel in overgave aan God in Christus.

En dat was het nu, wat aan Kaïns offer ontbrak. Het wezen, het hdrt, het gelóóf ontbrak eraan. En dan is het geen offer. Dan kan het heel wat lijken, maar dan is het niets. Weet u, wat we dan eigenlijk doen? Vergelijk het met een sinaasappel. Op zich een heerlijke vrucht. Maar dan geven we de buitenkant, de schillen, het uiterlijk omhulsel aan God, maar de vrucht, het hart, dat houden we voor onszelf. Een schrikkelijke zonde. De schillen voor God. Het hart voor onszelf. U begrijpt: zulk dienen van God is ijdel. Is waardeloos. Als de Heere dat ziet, zegt Hij: Nee...! Dan lezen we: „Maar Kaïn en zijn offer zag Hij niet aan"! En anderzijds: „Door het gelóóf - als die overgave van het hart aan God in Christus - heeft Abel een meerdere offerande Gode geofferd dan Kaïn”.

Me dunkt, dat dient ook in ons persoonlijk leven tot zelfbeproeving te leiden. Immers, u en ik staan ook dagelijks bij het altaar. We bidden en zenden onze gebeden op tot God. We zingen en brengen Hem daarin offers van lof en dank. We geven onze gaven voor de instandhouding van Zijn dienst en noemen dat heel plechtig: de dienst der offeranden. We arbeiden mee in Gods Koninkrijk en offeren zo iets van onze tijd voor de Heere. En soms...

soms vraagt de Heere zelfs zeer grote offers van ons. Als Hij ons iets afneemt, wat ons dierbaar is: onze gezondheid, onze idealen, of nog dieper: een geliefd pand, onze man, onze vrouw, ons kind... Zware offers, moeilijke offers.

Het zwaarste offer

En toch: er is een nog zwaarder offer. Want nu komt vanuit dit portret, dat Hebreeën 11 ons van Abel geeft, de vraag naar ons toe: Ligt nu ook ons hart in de altaarvlam? Ons hart met al z'n willen en begeren. Of - en welk een huiveringwekkende mogelijkheid is dat - is het misschien net als bij Kaïn alles slechts uitwendig? Vormendienst, waar gaan hert in klopt? Wel een gebed op de lippen, maar geen hïrt, dat zich uitstrekt tot de levende God? Wel een opgaan naar Gods huis, wel een gave in de kollektezak, wel een uiterlijk meelopen en meedienen op het erf van het verbond, maar uw hart houdt zich nog verre van de Heere. De Heere de schillen en de vrucht voor uzelf?

Welk een schrikkelijk kwaad. Dat mag wel de bede doen rijzen in ons hart: Heere, bewaar me voor deze Kaïns-gestalte. Bewaar me voor uiterlijkheid en veinzerij. Neemt U Zélf mijn hart en geeft U me de kracht en de genade om mezelf te verliezen. Opdat ik , , door het geloof" maar niets iets van m'n leven, maar héél m'n leven en héél m'n hart mag leggen op het altaar voor U. Want uit dit geloof als die waarachtige overgave van ons hart aan God in Christus vloeien nu alle andere geloofsdaden voort.

Er worden ons hier in Hebreeën 11 machtige geloofsdaden getekend. Maar hier in dit eerste plaatje hebt u de wortel. Het begint bij het offer. Het offer van het hart. Dat is het eerste, wat Gods Geest al deze geloofsgetuigen heeft geleerd: eerst het offer, het offer van zichzelf en tóen... toen konden ze al het andere geven. Van daaruit kon Noach de ark bouwen. Van daaruit kon Abraham alles verlaten. Van daaruit kon hij zelfs z'n eniggeborene terugofferen aan de Heere en z'n kind als een geliefd pand terugleggen in de hand van de Heere.

En dat is ook vandaag nog altijd de stijle weg van het geloof. Eerst uzelf...! En van daaruit: al het uwe...! Alles tot een offer voor de Heere. Zó komen we echter weer tot onze oorspronkelijke levensbestemming. Dat we zouden zijn: een koninklijk priesterdom. Koningen en priesters Gode. Hier in beginsel. Straks in volkomenheid.

Een rijke vrucht

En dan tenslotte: aan dit alles is een rijke vrucht verbonden. Want, zo lezen we: in de weg van dit geloof, dat zo helemaal gekenmerkt wordt door het offer, heeft Abel „getuigenis bekomen, dat hij rechtvaardig was, alzo God over zijn gave getuigenis gaf". M.a.w.: staande bij het altaar ontving Abel getuigenis aangaande zijn rechtvaardigheid voor God.

Hoe? Sommige verklaarders menen, dat net als bij EUa en bij de inwijding van de tempel vuur van de hemel neerdaalde en het offer van Abel verteerde. Maar daarvan lezen we niets. Anderen menen, dat ten teken van Gods gunst de rook van Abels offer opsteeg naar boven, terwijl de rook van Kaïns offer neersloeg naar de aarde. Maar ook daarvan lezen we niets. We zullen het ons dan ook dieper, bijbelser moeten indenken, nl. dat God, toen Abel zich al offerende wegschonk aan z'n God en de beloofde Zaligmaker mocht omhelzen, hem Zijn gunst deed gevoelen. Zijn vrede deed smaken. Het tot hem sprak: Abel, je bent van Mij. Ik heb je lief. In de beloofde Zaligmaker ben je rechtvaardig voor Mijn aangezicht. Ik zal nooit meer op je toornen, noch op je schelden, maar je eeuwig beminnen en liefTiebben. Of om het nieuwtestamentisch te zeggen: Gods Geest getuigde met Abels geest, dat hij een kind van God was.

Welk een les, ook voor ons. Immers, zo besluit de Hebreeënschrijver: „En door hetzelve geloof spreekt hij nog, nadat hij gestorven is". Bedoeld is dan niet alleen, dat Abel z'n plaats inneemt in de wolk der getuigen en ons zo aanmoedigt om in diezelfde voetstappen van het geloof te wandelen. Maar ook, dat in hem klaar en duidelijk schittert in welke weg de Heere ons nu klaarheid en zekerheid wil schenken aangaande onze rechtvaardigheid voor Hem. Dat geschiedt ook vandaag niet anders dan in de weg van het gelóóf. Anders gezegd: in de weg van het offer.

We kunnen dat niet helder genoeg voor ons zien. Alom is er de klacht over gemis aan zekerheid des geloofs. Soms is er hoop, soms niet. De één bouwt hierop, de ander daarop. Wat echter zo veelvuldig ontbreekt, is het klare „getuigenis", dat we voor God rechtvaardig zijn. En let wel, dan gaat het niet om een getuigenis, dat we onszelf aanpraten, want daar koop je niets voor. Dat is doorgaans: veel geschreeuw, maar weinig wol. Maar een getuigenis van Godswege. Zodat we het mogen zingen: „Ik roem in God, ik prijs 't onfeilbaar woord Ik heb het zelf uit Zijne mond gehoord”!

Waar zit dat gebrek aan vastheid en klaarheid en geloofszekerheid op vast? Wel, hier wordt u de wortel getoond: het offer ontbreekt, de waarachtige overgave van het hart aan God in Christus! We houden óf hier, óf daar toch nog vast aan onszelf. Aan een boezemkwaad, waar we niet mee willen breken. Aan een eigen weg. Aan een eigen gerechtigheid. Aan een zelf uitgedachte grond en hoop en we verlaten ons niet restloos door het geloof op Christus en op Zijn genade. En déérom ontbreekt dat getuigenis, dat we voor God rechtvaardig zijn. En daarom verduistert dit getuigenis ook bij Gods kinderen telkens weer, omdat er toch weer geleund wordt op iets van het onze en we vlees tot onze arm stellen.

Nogmaals, Gods Geest werkt de zekerheid en klaarheid aangaande uw rechtvaardigheid voor God niet anders dan in de weg van de waarachtige geloofsovergave aan Christus. Hij brengt u allereerst tot het offer. Het offer van uw hart. Gods offers zijn immers , , een gans gebroken hart, door schuldbesef getroffen en verslagen". Dan houd ik aan mijn kant niets anders over dan zonde en schuld. Ik moet Zijn vloek over mijn leven aanvaarden. Maar tot dat offer, dat Gods Geest werkt, behoort ook, dat u zich als een zondaar, als een doemwaardige in uzelf nochtans „door het geloof" helemaal leert verlaten op Christus en neerzinkt op Hem.

En vanuit die geloofsovergave aan Christus betuigt de Geest het u vanuit het Woord(!), hoe u nu in die beloofde en gekomen ZaHgmaker helemaal rechtvaardig voor God mag zijn. Hij doet het u vanuit de beloften van het Evangelie verstaan, dat - waar u schuilen mag in Christus - al uw overtredingen bedekt liggen in Christus' gerechtigheid en heiligheid. Zodat u mag delen in Gods eeuwige vrijspraak en ontferming en het om Christus' wil aan u vervuld wordt: „De schuld Uws volks hebt G' uit Uw boek gedaan/ ook ziet Gij geen van hun zonden aan"!

Een onuitsprekelijke werkelijkheid en heerlijkheid. Zaak van eeuwige verwondering en aanbidding. Geschonken in de weg van het offer. Zoals Mc Cheyne het dichtte: , , Ik boog me en geloofde én... m'n God sprak me vrij”!

M.

L.W.Ch.R.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 16 juli 1993

Gereformeerd Weekblad | 16 Pagina's

Door het geloof getuigenis, dat Hij rechtvaardig was

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 16 juli 1993

Gereformeerd Weekblad | 16 Pagina's