Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Als een kudde.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Als een kudde.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

1. Geiten: De kudde in Palestina bestond uit kleinvee en grootvee. Tot het kleinvee, verreweg het grootste bestanddeel der kudde, behoren in hoofdzaak de geiten en de schapen. Die geiten zijn uitstekende klimmers, die graag op bergen en heuvels weiden, terwijl schapen de dalen verkiezen.

Bg een Oosterse geit moet men niet dadelijk denken aan onze geiten. Daarvoor zijn de verschillen te groot. Opvallend is bv. al, dat de Oosterse geit horens draagt, de geiten evengoed als de bokken. Deze horens zijn glad en sikkelvormig, niet geribd dus. Bijna het hele lichaam is bedekt met een dikke zwarte vacht en daar is het de Palestgnse boer nu in hoofdzaak om te doen; want men houdt daar de geiten niet om de melk, zoals bij ons, maar vooral om het haar en daarnaast ook nog wel om het vlees, hoewel men liever schapenvlees eet. Die dikke vacht bestaat uit lange, dichte zijdeachtige haren, die gekroesd zgn en zich tot lokken verenigen. De lange baard, zowel bij mannetje als wgfje, bestaat uit stijve haren. Geiten behoeven niet geschoren te worden, daar in de zomer de vacht met grote vlokken uitvalt, doch echter snel-weer aangroeit.

Dit geitenhaar vertoont een grote overeenkomst met mensenhaar, ook al omdat het zo zijdeachtig is. In de oude Romeinse geschiedenis vinden we dan ook al de mededeling, dat dit volk er pruiken van maakte. Ook in de Bijbel vinden we het als zodanig gebruikt in een minder mooie geschiedenis. „Als Izak oud geworden was en zijn ogen donker geworden waren en hij de dag zijns doods niet wist, " kwam het plan bij hem op om zijn zoon Izak te zegenen. Rebekka verijdelt dit plan door haar zoon Jakob in het kleed van Ezau met het vlees van „twee goede geitenbokjes" naar de blinde Izak te sturen. „En de vellen van de geitenbokjes trok zij over zijn handen, en over de gladdigheid van zijn hals." (Gen. 27 : 16.) Nu kan het duidelijk zijn, dat Izak het bedrog niet merkte. Met het geitenhaar van onze geiten was het waarschijnlijk wel uitgekomen.

Het geitenhaar is verder uitnemend geschikt om er tentdoek van te weven. Paulus zal het wel veel gebruikt hebben. Bovendien werd het verwerkt tot kledingstukken. De arme gebruikte de hele huid met het haar erop, als mantel, die men heel eenvoudig als een soort zak om de schouders hing. Werd het te koud, dan keerde men de zak om ^n droeg hem met de haren naar binnen.

Tenslotte worden de water-en wijnzakken, die we herhaaldelijk in de Bijbel aantreffen, gemaakt van geitenhuiden. Ook wanneer Abraham een „fles" water aan Hagar geeft bij haar wegzending, hebben we te denken aan een waterzak. Het was een heel proces, om de geitenhuiden te verwerken tot waterdichte zakken. Voorzichtig wordt de huid afgestroopt, want er mogen geen scheurtjes in komen. Daarna wordt hij gelooid met de run uit de schors van jonge eiken, zoals dat vroeger in ons 1 land gebeurde met de koehuiden. Nadat alle gaten van het vel op één na, de hals, zorgvuldig zijn dichtgemaakt, vult men het geitenvel met water en eikenbast en legt het in eenl kuil, eveneens met bast gevuld en overdekt. Herhaaldelijk wordt de zak dan met scherpe, bijtende loog overgoten. Elke dag wordt hij omgekeerd en het weggelopen water eventueel weer bijgevuld. Na een maand of drie begint hg op leer te lijken. Dan is hij echter zo hard als een steen en om hem weer soepel te maken, wordt hij van alle kanten met een stuk hout flink gebeukt en geslagen. Pas dan is hg voor gebruik gereed. Erg fris blijft het water er echter niet in. Het wordt lauw en smaakt altijd naar de zak. Vandaar het veelvuldige gebruik van stenen vaten en kruiken.

Tegenwoordig worden nog waterzakken in grote hoeveelheden gemaakt in een fabriek te Hebron.

2. Schapen. Voor de bevolking zijn de schapen van meer belang dan de geiten, omdat de schapen in Palestina meer de directe levensbehoeften leveren, nl. melk en vlees en niet te vergeten de wol. In hoofdzaak werden vetstaartschapen gehouden, net als vroeger bij ons op de hei in grote kudden te zamen. Van Job lezen we, dat hij er maar eventjes 7000 had en toen de Heere de gevangenis van Job gewend had, dat hg er dubbel zo veel had, nl. 14.000, behalve dan nog de andere dieren.

Eind November, begin December worden de eerste lammetjes geworpen, de „vroegelingen, " die als bijzonder krachtig golden. „En het geschiedde, telkens als de kudde der vroegelingen verhit werd, zo stelde Jakob de roeden voor de ogen der kudde in de goten, opdat zg hittig werden bij de roeden." (Gen. 30 : 41.) Deze dieren leven gedurende de wintermaanden van de moedermelk. Zijn ze een paar maanden oud, dam vallen ze met de neu^ in de boter, want dan komt in de lente de overvloed van gras. De „spadelingen" worden enige maanden later geboren, in April. „Maar als de kudde spade (= laat) hittig werd, zo stelde hij ze niet! zodat de spadelingen „Laban, en de vroegelingen Jakob toekwamen." (Gen. 30 : 42.) Zoals uit deze tekst wel blijkt, waren de spadelingen niet zo sterk en vet, anders zou Jakob ze niet aan zijn oom gegeven hebben.

Dit komt, doordat deze dieren eerst een tijdje leven van de moedermelk en tegen de tijd, dat ze van gras kunnen leven, is dit gras door de verzengende oostenwind en hitte verdord, zodat ze zich behelpen moeten met de stoppelvelden. Daardoor blgven ze kleiner en magerder.

3 Varkens werden door de Israëlieten niet gehouden, omdat ze onrein waren: „Ook het zwijn, want dat ver-

deelt wel de klauw en klieft de klove der klauwen in tweeën, maar herkauwt het gekauwde niet; dat zal u onrein zijn. Van hun vlees zult gij niet eten en hun dood aas niet aanroeren, zij zullen u onrein zijn." (Lev. 11 : 7 en 8). Toch lezen in Markus 5 : 11: En aldaar aan de bergen was een grote kudde zwijnen weidende.'' Dit was in Dekapolis. De bezitters van deze kudde moeten vreemdelingen, heidenen, geweest zijn of Joden, die zich niet aan de Wet hielden. De kudde versmoordde dan ook in de zee.

4 Runderen werden gehouden in vruchtbaarder streken, bv. in de kustvlakte van Saron en; in het Overjordaanse op het hoogplateau van Basan. Hooi was onbekend en als het gras was verdord en de stoppelvelden na de oogst waren afgegraasd, moesten de dieren gevoerd worden met haksel.*'t Noodzakelijke gevolg van dit slechte voedsel was de lage melkopbrengst:400— 700 liter per koe per jaar. In hoofdzaak werd het rund dan ook niet gehouden om de melk en het vlees, maar als trekdier voor ploeg en dorsslede. Bij het behandelen van het oogsten hebben we daar uitvoerig over geschreven. De koeien waren klein met dikke huid en borstelig haar. De stieren waren veel zwaarder gebouwd.

Waar schapen zgn, of ossen in de weiden; Waar enig vee op bergen zij of heiden; Waar 't wild gediert' ook zwerv' in woud en veld: ij hebt het al in zijne macht gesteld. (Ps. 8 : 7)

Dit artikel werd u aangeboden door: Jeugdbond Gereformeerde Gemeenten

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 2 mei 1952

Daniel | 12 Pagina's

Als een kudde.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 2 mei 1952

Daniel | 12 Pagina's